4 Ook later zijn, zoowel van de zijde der Directie als van den aannemer, nog eenige malen pogingen aangewend om de bedoelde straatmakers aan den Eijnsburgerweg te werk te stellen en werden daartoe strekkende aanvragen tot de Arbeidsbeurs gericht, echter zonder eenig succes; de Lei- denaars hebben zich sinds Juli 1925 niet meer aangemeld noch bij den aannemer, noch bij de Directie. Dat onder deze omstandigheden de 2 Eotterdamsche straatmakers op het werk zijn gebleven en dat het aantal .straatmakers van elders daarna geleidelijk werd uitgebreid, naarmate de voortgang van het werk zulks vorderde, spreekt wel vanzelf; de geregelde voortgang van het werk mocht niet ondergeschikt worden gemaakt aan de grillen van een paar Leidsche straatmakers. Uit het vorenstaande moge duidelijk zijn, dat de door interpellant ten aanzien van deze quaestie gegeven voorstelling van zaken meer in het bijzonder als zou de Directie steeds weigerachtig zijn geweest om Leidsche straatmakers toe te laten geheel onjuist is. Wat verder nog de opmerking van interpellant betreft, als zouden er onder de te werk gestelde niet-Leidsche straat- makers zijn „personen, welke de gemeente Eotterdam, als „hun vak niet verstaande, in geen geval meer wil aanemen zij aangeteekend, dat het uiteraard niet op den weg van de Directie ligt, te onderzoeken of de werklieden soms bij andere gemeenten zijn geboycott. De Directie behoort met eigen oogen te kijken, wat zij doet! En nu is het der Directie, in aanmerking genomen den verschillenden aard der werkzaam heden (klinkerbestratingen, tegelbestratingen, e. d.), niet ge bleken, dat er niet-voldoend-bekwame straatmakers aan het werk zijn geweest. Vraag 3. Omtrent de uitvoering van de bestratingswerken is in 30 van het bestek het volgende bepaald: „Alle bestratingen met klinkers of keien aan te brengen „op een bed van zuiver duinzand, ter dikte van minstens „0.15 M. Daartoe de bovenste lagen van den ouden weg voor „zooveel noodig af te graven en te egaliseeren. „De klinkerbestratingen moeten aanvankelijk in halfsteens- „verband worden uitgevoerd; bij de laatste herstrating in „den onderhoudstijd moet voor de gedeelten van den rijweg, „welke buiten de uiterste spoorstaven zijn gelegen, keper- verband worden toegepast. „De bestratingen en tegel bekleedingen na de voltooiing „met water en zand inwasschen, en zuiver onder profiel in stampen met stampers ten genoegen der Directie. „Aan het uitvoeren der bestratingswerken moet bijzondere „zorg worden besteed; uitsluitend bekwame vaklieden mogen „daaraan te werk worden gesteld." De met het toezicht belaste ambtenaren van Gemeente werken letten er voortdurend op, dat deze bepalingen be hoorlijk worden nageleefd en dat goed werk wordt geleverd. De in interpellant's toelichting dienaangaande gemaakte aanmerkingen mogen hier op den voet gevolgd worden. Interpellant zegt: „Volgens het bestek moet de zandop- hooging minstens 15 c.M. bedragen. Dit is in geen geval ge beurd, enz." De nieuwe fet/eZbestratingen liggen bijna uitsluitend en de nieuwe ftZmfcerbestrat.ingen voor een groot gedeelte, op geheel met zand gedempte slooten. Ter plaatse waar nieuwe klinker- en fceibestratingen op den ouden weg komen, worden, zooals het bestek ook aangeeft, de bovenste lagen voor zooveel noodig afgegraven en ge ëgaliseerd. De bedoeling van deze bepaling is, dat de onder grond onder de klinkerbestrating voor de bovenste laag van 15 cM. zal bestaan uit zand, dat niet verontreinigd is met puin, steengruis e. d. Waar dus onder de oude bestrating reeds goed zand aanwezig blijkt te zijn al is het in den loop des tijds wat zwart geworden heeft het natuurlijk geen zin, dat zand over de volle hoogte van 15 cM. te ver wijderen. Niettemin wordt toch overal het oude en harde zand over een zekere hoogte „voor zooveel als noodig wordt geacht" verwijderd en door nieuw zand vervangen, o. a. opdat de straatmakers op een schoon bestratingsbed kunnen werken, terwijl overigens de bovenste harde laag behoorlijk wordt losgestoken en verder geëgaliseerd, zulks ten einde te verkrijgen, dat de ondergrond het water wat beter doorlaat. Anderzijds wordt het met het oog op latere verzakkingen niet gewenscht geacht om in dien eenmaal vasten ondergrond te veel te roeren. Ook onder de tegelbestratingen voor zoover die op oude weggedeelten liggen (slechts voor een klein gedeelte) zijn overal grind, puin en boomwortels voldoende verwijderd en is nieuw zand, minstens ter voldoende dikte, ingebracht, hoewel voor deze ZegeZbestratingen het bestek dienaangaande niets voorschrijft. Men doet zulks echter van zelf, opdat de tegels goed vast en vlak dragend over de geheele oppervlakte komen te liggen, daar bijv. de aanwezigheid van oneffenheden, kleine stukjes steen e.d. vlak onder de tegels het losliggen van de tegels en het breken er van zouden veroorzaken. Persoonlijk heeft de Directeur van Gemeentewerken door opgravingen op verschillende plaatsen geconstateerd, dat zoowel onder de klinker- als onder de tegelbestratingen zich een zandlaag, hetzij van wit of van zwart zand, van alleszins voldoende dikte bevindt. Overal zijn zoowel de tegels als de straatklinkers zoo sluitend mogelijk tegen elkaar aangebracht; dit blijkt, voor wat de straatklinkers betreft, daaruit, dat per M2 gemiddeld 93 stuks zijn gestraat. Het bestek geeft het aantal per M2 te ver werken klinkers nergens aanwel is door de Directie bij de aan de aanbesteding voorafgaau de „aanwijzing" medegedeeld, dat in verband met de afmetingen van de te bezigen straat klinkers door de gegadigden gerekend moest worden op een gemiddeld aantal van 92 stuks per M2. Dit gemiddelde blijkt dus in de werkelijkheid te zijn overtroffen. Daar de klinkers echter wegens het groote aantal niet van één fabriek konden worden betrokken, wijkt de steenmaat der verschillende aangevoerde partijen onderling wat af; bij het grootste formaat (20 X 5 cM.) gaan 90 stuks en bij het kleinste formaat (19 X cM.) 95 stuks in den M2. Voor de Leidsche straten wordt in den regel aangenomen, dat er 90 straatklinkers in den M2. gaan; waar dit aantal voor den Eijnsburgerweg gemiddeld 93 heeft bedragen, is dit een bewijs, dat er van bestraten met te groote tusschen- ruimten geen sprake is. Het spreekt vanzelf, dat in de buitenkanten van de bochten de voegen tusschen de steenen wat wijder moeten zijn; zulks vloeit uit den eisch van goed werk voort. Ten aanzien van interpellants opmerking in zake het niet sluitend maken van de sluitkanten der trottoirs, zij ver meld, dat zulks inderdaad thans nog niet overal is geschied. Men moet echter niet vergeten, dat het straatwerk, of zelfs een gedeelte daarvan, nog niet volledig is opgeleverd. Op tal van plaatsen vertoont de weg nog slinken, verzak kingen en andere gebreken, doch dit alles komt vóór de eindoplevering geheel in orde. Dat het aanstampen niet plaats vindt, moet pertinent worden ontkend; een voldoend aantal houten stampers is vanaf het tijdstip, dat met het klinkerbestratingswerk werd aangevangen, voortdurend op het werk aanwezig geweest. Het stampen heeft natuurlijk niet op elk oogenblik plaats, doch geschiedt naarmate de bestratingen vaksgewijze zijn aangebracht. De opzichters hebben van den beginne af strenge orders gehad daarop goed toe te zien en daaraan is behoorlijk de hand gehouden. Bij het voor de eerste maal bestraten wordt niet gevorderd het inwasschen met water, wel het goed invegen en daarna het gelijkmatig afdekken met een voldoende hoeveelheid zand. Het heeft weinig zin om onder de gegeven omstandigheden voor die eerste bestrating inwasschen met water toe te passen, aangezien voorloopig door het zware verkeer nog allerlei verzakkingen in het nieuw gemaakte werk zullen optreden, als gevolg o.a. van het in den eersten tijd nog voortdurend verzakken van de tramrails, welke pas geheel zijn verlegd en daardoor nog niet voldoende vastliggen, en ook als gevolg van de omstandigheid, dat de nieuwe bestratingen grooten- deels worden aangelegd op kort geleden gedempte slooten. In dergelijke gevallen is het nazakken van nieuw bestratings- werk een normaal verschijnsel, dat onmogelijk is te ontgaan. Vandaar ook, dat het in zulke gevallen ongewenscht is, reeds dadelijk de juiste tonrondte over het geheele straat oppervlak aan te brengen; de bestratingen, die op gedempte slooten liggen, worden met het oog op naklinking van den ondergrond opzettelijk wat hooger aangelegd, dan die op de oude weggedeelten. Weliswaar is dit voorloopig voor eene goede afwatering niet bevorderlijk, doch het mag toch niet achterwege blijven. Zulk een nieuwe straatweg behoort eerst goed te worden in- en vast gereden, ook wat den ondergrond betreft, en door de alsnog te verrichten herstratingen, welke in het bestek zijn voorgeschreven en waarbij het inwasschen van de straatklinkers met water en zand wèl zal geschieden, komt de weg volledig in orde. Uit dit oogpunt dient dan ook het tot nog toe verrichte werk te worden bekeken. Het werk is nog niet af! Eerst na de algeheele voltooiing kan feitelijk pas, met kennis van zaken, beoordeeld worden of aan de bestratings werken de vereischte zorg werd besteed. Omtrent de gemaakte opmerking in zake de opperlieden (helpers) bij het bestratingswerk zij medegedeeld, dat inderdaad voor deze werklieden vrij jeugdige personen zijn gebezigd. Van de 9 helpers, die in de laatste weken werkzaam waren, zijn er 6 beneden den leeftijd van 22 jaar. De aan nemer is echter volgens de gemeentelijke bepalingen bevoegd werklieden beneden dien leeftijd tot een maximum van 20 van het totale aantal tewerkgestelde werklieden in dienst te nemen en waar het totale aantal in die periode minstens 32 bedroeg, is hij zijn bevoegdheid niet te buiten gegaan. De aard van de door deze helpers te verrichten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 4