DONDERDAG 10 DECEMBER 1925. 263 Voortzetting Tan de geschorste openbare vergadering van 7 December 1925 op Donderdag ÏO December 1925, des namiddags te 2 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Dr.N.C. DEGIJSELAAR. Afwezig: de heeren Huurman en Eikerbout. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen mededeelingen van de heeren H. J. Planjer en J. J. Vallentgoed, dat zij hunne benoeming tot lid van het Burgerlijk Armbestuur aannemen. Worden voor kennisgeving aangenomen. Voortgezet wordt de behandeling van de UITGAVEN van den gewonen dienst. Beraadslaging over volgnr. 488, luidende: y>Subsidie ten behoeve van de Stedelijke Werkinrichting '10198. De Voorzitter stelt hierbij aan de orde de begrooting van de Stedelijke Werkinrichting en het voorstel van den heer van Stralen, luidende: «Ondergeteekende stelt voor de subsidie aan de Stedelijke Werkinrichting (volgnummer 488 der gemeentebegrooting) te verhoogen met f 1000teneinde daardoor uitkeering van 100 procent van het werkloon aan de verzorgden mogelijk te maken." De heer van Stralen zegt, dat hij, ofschoon betrekkelijk kort geleden een voorstel van hem tot wijziging van het Reglement voor de Werkinrichting is verworpen, gemeend heeft thans weer een poging te moeten doen om een leemte, aan die inrichting bestaande, weg te nemen. De loonen, welke daar worden uitbetaald, kunnen geenszins behoorlijk worden genoemd en ofschoon den laatsten tijd door den aandrang, herhaaldelijk uitgeoefend, een grooter deel van het werkloon aan de verpleegden wordt uitbetaald, wil hij trachten te bereiken, dat de volle 100% van dat werkloon aan de ver zorgden wordt uitgekeerd. Er worden nog zeer geringe bedragen uitbetaald. Zoo ontvingen in de afgeloopen week 35 personen tezamen ƒ103.— of gemiddeld nog niet ten volle ƒ3.per persoon. Enkele loonen gaan wel boven de ƒ3. en sommige zelfs boven de ƒ4.maar dat blijven toch uitzonderingen, loonen van ƒ1.80 en ƒ2.en een weinig daarboven zijn regel. Men moet dat werk niet als een tijd- passeering beschouwen, er wordt intensief gewerkt van's mor gens 8 tot 's avonds 6 uur, inet een korten tijd er tusschen om te eten. De menseheu wenschen zelf zoo kort mogelijk te schaften, omdat zij anders nog minder verdienen. Spreker heeft tot zijn genoegen geconstateerd, dat het Bestuur van de Werkinrichting er langzamerhand van doordrongen is, dat de uitkeering veel te gering is. In een voltallige ver gadering van dit bestuur is slechts met de kleinst mogelijke meerderheid een voorstel verworpen, om aan Burgemeester en Wethouders te adviseeren over te gaan tot uitkeering van 100%. De Directeur heeft spreker meegedeeld, dat hij van de bevoegdheid, om in bijzondere gevallen meer uit te keeren dan 3/4, den laatsten tijd vrij geregeld gebruik maakt; dat is echter nog geen regel kunnen worden, omdat van het ontvangen weekloon altijd een gedeelte afgaat voor kosten, die vallen buiten het lezen der erwten, als voor het vervoer der balen. Als dus de Raad besluit, de volle 100% uit te keeren, dan zal het loon niet heel veel worden verhoogd, maar toch iets, en dat wil spreker voor het oogenblik bereiken. Spreker wijst er op, dat een vrij groot gedeelte van die verpleegden behalve het loon, dat zij verdienen, een bedragje uitgekeerd krijgen van het Burgerlijk Armbestuur. Het lijkt hem verkeerd, dat zij hun ondersteuning aldus in tweeërlei vorm ontvangen van tweeërlei instelling, en hij zou liefst zien, dat de verzorgden die ondersteuning uitsluitend ontvingen vanwege de Stedelijke Werkinrichting en zich niet voor even- tueele aanvulling behoefden te wenden tot het Burgerlijk Armbestuur, omdat daardoor een wanverhouding ontstaat in de ondersteuning van die menschen. De Directeur klaagt er over, dat de menschen iets minder werken dan zij wel zouden kunnen, omdat, als hun loon tot een iets hooger bedrag komt, het Burgerlijk Armbestuur onmiddellijk de kleine ondersteuning, welke zij krijgen, verlaagt. Het is misschien niet geheel goed te keuren, maar spreker acht het verklaar baar, omdat de menschen er geen belang bij hebben harder te werken. Daardoor is ook mislukt een proef, door den Directeur genomen, om de menschen langer te laten werken door hen in de gelegenheid te stellen 's morgens te 7 uur te beginnen. Spreker hoopt meerdere bestuursleden van de Werk inrichting zijn het met hem eens dat een regeling zal kunnen worden getroffen, waarbij de menschen volledig door de Werkinrichting worden gesteund en hetgeen zij ontvangen hun volledig als loon voor gepraesteerden arbeid wordt uitge keerd, zoodat zij geen gitten als liefdadigheid behoeven aan te nemen. Daarvoor zal noodig zijn, niet alleen dat de 100% van het werkloon wordt uitbetaald, maar ook dat daar bovenuit wordt gegaan, waarvoor het gemeentelijk subsidie zal moeten worden verhoogd. Daartegen kan geen einstig bezwaar bestaan, omdat hetgeen dan meer aan loon wordt uitgekeerd, wordt uitgespaard op de uitkeeringen van het Burgerlijk Armbestuur. De menschen verdienen er nu een maal te weinig om van te leven. Van het loon, dat de inrich ting voor het lezen van erwten ontvangt, kan niet meer worden betaald. In den regel wordt er 2 a 2| cent per K.G. voor gegeven; meer kan er niet voor worden bedongen, anders krijgt de Werkinrichting het werk niet. Er zit dus niets anders op dan door verhooging van het gemeentelijk subsidie den menschen een meer behoorlijk loon uit te keeren en dan de ondersteuning van het Burgerlijk Armbestuur te laten vervallen. De menschen zullen er veel meer tevreden door worden. Er is op dit oogenblik buitengewoon veel werk. Men kan het werk niet aan. Het is gewenscht een beteren toestand te scheppen en de Raad kan daarmede een begin maken door sprekers voorstel aan te nemen. De heer Coster merkt op, dat de heer van Stralen herhaalt, wat hij reeds verleden jaar heeft gezegd en daarbij vergeet, dat Leiden het meest op dit gebied betaalt. Spreker is tegen het voorstel van den heer van Stralen. De heer Heemskerk vindt het eigenaardig, dat de heer van Stralen aan den eenen kant spreekt van het verrichten van arbeid en aan den anderen kant van liefdadigheid, aan den eenen kant van loon en aan den anderen kant van ondersteuning. Spreker heeft de inrichting altijd beschouwd als een instelling van weldadigheid, waar men de men schen, die geen gewonen arbeid meer kunnen verrichten, bezig houdt. Daarvoor wordt een toelage gegevendie natuurlijk niet hoog kan zijn. Het zijn meerendeels alleen- loopende menschen en men moet in het oog houden, dat zij alleen voor hun onderdak hebben te zorgen; hun kost krijgen zij aan de inrichting. Nu krijgen die menschen, die toch werkelijk voor de maat schappij niet veel meer beteekenen, ook ondersteuning van het Burgerlijk Armbestuur, wanneer dit meent, dat dit noodig is. Men zou deze inrichting kunnen vergelijken met b.v. het Oudeliedenhuis, hoewel de menschen wat meer bewegings vrijheid hebben. Er kan dus niet van loon gesproken worden. Is de toelage niet voldoende, dan heeft immers het bestuur het recht meer te geven. Het is gebleken, dat het bestuur veelvuldig van dit recht gebruik maakt. Het heeft dus absoluut geen zin dien post te verhoogen. Misschien kan echter deze discussie dit nut hebben, dat het bestuur meer onderzoekt of in de afzon derlijke gevallen van dat recht gebruik moet worden gemaakt, maar waar het bestuur zoo consciëntieus handelt, behoeft naar sprekers oordeel voor dit doel het voorstel van den heer van Stralen niet te worden aangenomen. De heer Knuttel wijst er den heer Heemskerk op, dat de heer van Stralen wel degelijk onderscheid heeft gemaakt tusschen het loon, dat de menschen verdienen, en de onder steuning, welke zij van het Burgerlijk Armbestuur krijgen. De hoofdzaak, waarom het gaat, is, dat tusschen de aanmer kelijke hoeveelheid arbeid, welke de menschen verrichten en waarmede zij vele uren per dag bezig zijn, en het loon, dat zij er voor krijgen, geen verhouding bestaat en dat loon, op de eigenaardige wijze door den heer van Stralen ge schilderd, door het Burgerlijk Armbestuur moet worden aan gevuld. Het argument, dat het hier menschen geldt, die voor de maatschappij niet veel meer waard zijn, kan spreker niet aanvaarden, want datzelfde kan men zeggen van de gepen- sionneerden, en niemand denkt er aan hun het pensioen te onthouden. Gezien de ontzaglijke verwikkelingen, waartoe men komt, omdat het toch eigenlijk niet aangaat, dat de gemeente er door de Stedelijke Werkinrichting, welke zij subsidiëert, voor zorgt, dat ondernemers, die erwten uitgeven om te lezen, dat voor een klein prijsje gedaan krijgen, zou het beter zijn de Werkinrichting geheel op te heffen, te meer omdat, waai de bedoeling is de verzorgden bezig te houden, dit noch op een aangename noch op een nuttige wijze geschiedt. Zoolang die inrichting echter bestaat, moet worden gezorgd, dat die menschen daar voldoende verdiensten vinden en niet verder door het Burgerlijk Armbestuur behoeven te worden gesteund. In de tweede plaats wil spreker er op wijzen, dat de wijze,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 1