WOENSDAG 9 DECEMBER 1925.
245
Voortzetting van de geschorste openbare
vergadering van 7 December 1925,
op Woensdag 9 December 1925,
des namiddags te 2 uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Dr. N. C, DE GIJSELAAR.
Afwezig de heer Sijtsma.
Voortgezet wordt de behandeling van de UITGAVEN van
den gewonen dienst.
De volgnrs. 257 tot en met 264 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging ot hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter stelt bij Hoofdstuk V „Volkshuisvesting"
(vlgnrs. 265 en volg.) aan de orde een motie van den heer
Kooistra, luidende:
»De Raad spreekt de wenschelijkheid uit dat door Burge
meester en Wethouders een onderzoek wordt ingesteld naar
de mogelijkheid tot huurverlaging van die woningen, die
gebouwd zijn door verschillende bouwvereenigingen met steun
van Rijk en Gemeente".
De heer Kooistra zegt, dat het zijn aanvankelijk voornemen
is geweest voor te stellen, dat er benoemd zou worden een
Raadscommissie tot het instellen van een onderzoek naar de
mogelijkheid tot huurverlaging van de hierbedoelde woningen,
maar aangezien spreker weet, dat zoo iets voor de meerder
heid hier te ver zou gaan en door haar zonder twijfel afge
wimpeld zou worden, heeft hij voorgesteld, om de medewer
king van Burgemeester en Wethouders in te roepen, ten einde te
trachten om in dezen toestand eenige verbetering te verkrijgen.
Over dit onderwerp is reeds in verschillende plaatsen van
het land gesproken en de Regeering heeft dan ook reeds
volgens de Woningwet van 1901 bijdragen gegeven in de
tekorten op de exploitatie. Zoo werd door de Regeering in
Leeuwarden in Februari 1914, in Gouda in April 1914steun
gegeven, daar de huren te hoog werden in verband met den
plaatselijken loonstandaard. Zoo heeft de Regeering in Septem
ber 1917 in Amsterdam een voorschot gegeven voor 3509
woningen, met de vooropgezette bedoeling dat de huren, in
verband met de loonen, niet hooger zouden zijn dan 1.80
tot ƒ2.50. Daar er over deze zaak reeds zooveel is gesproken
en geschreven, is het een ziekte, waarvoor het geneesmiddel
niet zoo spoedig te vinden is, indien men ten minste kool en
geit wil sparen. De toeslagen van de Regeering zijn evenwel
na 1922 opgehouden, maar de daling van de loonen der
arbeiders heeft geen gelijken tred gehouden met die der
huren, zoodat het voor velen van hen moeilijk is de huur te
blijven betalen. Spreker citeert Burgemeester en Wethouders
van Amsterdam, waar deze zeggen bij dat voorschot voor 3500
woningen, dat er velen zijn, die een buitensporig gedeelte
van hun inkomen, meestal Vs,. soms ook verwonen, daar
er geen woningen met lageren huurprijs beschikbaar zijn of
gebouwd worden. Men kan deze woorden op het oogenblik
in nog sterker mate voor Leiden doen gelden, daar de loonen
der arbeiders in 1922 en 1923 nog meer naar beneden gingen.
Verscheidene gemeenten hebben dat ingezien. Zoo worden
te 's-Gravenhage en te Almelo aanzienlijke bijdragen gegeven
als toeslag op de huren van woningen, gebouwd met steun
van Rijk en gemeente. Ook te Arnhem is een regeling
op dit gebied getroffen, nadat eerst een commissie uit den
Raad had nagegaan, welke menschen vcor het krijgen van
dergelijken toeslag in aanmerking moesten komen.
Te Leiden wordt ook een toeslag op de huur van gemeen
tewoningen gegeven voor zoover de bewoners afkomstig zijn
uit de woningen, welke ten gevolge van de uitbreiding der
Lichtfabrieken opgeruimd moesten worden. Die toeslag komt
dan ook voor rekening van de Lichtfabrieken en bedraagt in
totaal 3600.per jaar.
Bij de vaststelling van een toeslag is als basis te nemen
het loon van 25.a ƒ26.per gezin en per week als
algemeene norm hier in Leiden.
Als regel mag de huur x/b van het gezinsinkomen bedra
gen, dus bij een weekloon van 25.a 26.—4.10 tot
4.33. Spreker acht dit bedrag wel te hoog, maar het wordt
algemeen als basis aangenomen. De vereenigingswoningen zijn
over het algemeen duurder; de goedkoopste kost 5.
Spreker beveelt dan ook zijn voorstel, om een onderzoek in
te stellen naar hetgeen in Leiden aan huur in verband met
de hoogte van het loon betaald kan worden, bij den Raad aan.
De heer Heemskerk zegt, dat wel iedereen in den Raad er
van overtuigd is, dat de huren van vele woningen, die met
steun van Rijk of gemeente gebouwd zijn, te hoog zijn. Hoewel
dus huurverlaging niet uit zal kunnen blijven, acht spreker
het voorstel van den heer Kooistra overbodig. Allereerst
omdat de zaak reeds bij Burgemeester en Wethouders in
onderzoek is, zooals gebleken is uit het antwoord op vele
bij den Raad ingekomen adressen in zake huurverlaging.
Bovendien blijkt uit het voorstel niet, of de heer Kooistra alle
met steun van Rijk of gemeente gebouwde woningen bedoelt
of alleen die, welker huurprijs te hoog is in verband met
den loonstandaard, daar er ook bouwblokken zijn, waarvan
de huur door de arbeiders nog wel kan worden opgebracht.
De heer Witmans wil het voorstel van den heer Kooistra
ondersteunen, aangezien hij een onderzoek door Burgemeester
en Wethouders op dit stuk noodzakelijk acht.
Zeer vermoedelijk heeft de heer Kooistra in de eerste
plaats gedacht aan de huren, welke betaald worden in de
woningbouwvereenigingen, die nog al aan den hoogen kant
zijn, zooals spreker vernomen heeft van tal van personen,
die zich bij hem aangemeld hebben voor een gemeentewoning,
omdat zij de huren van woningen van bouwvereenigingen
niet konden betalen.
Spreker moet ten sterkste betwisten de juistheid van de
uitlating van den heer Heemskerk, dat over het algemeen de
arbeiders de huren wel kunnen opbrengen. Toen 2 jaren
geleden de Woningstichting in het leven geroepen werd, is
spieker als secretaris daarvan opgetreden, en hij moet ver
klaren, dat hij thans ten opzichte van het verhuren van
woningen niet meer zoo denkt als 2 jaren geleden.
Het bepalen van de huurprijzen gaat niet gemakkelijk.
De gemeentewoningen zijn over het algemeen niet wat men
noemt duur, maar toch kost het de grootste moeite om de
huurpenningen zoo goed mogelijk binnen te krijgen.
In de gemeentewoningen heeft men drieërlei soort van
huurders en de beste van die drie soorten heeft al zoo lang
zamerhand de Woningstichting verlaten. Tot die groep
behooren de menschen, die indertijd zoo'n woning genomen
hebben, omdat zij een slechte woning hadden of bij anderen
inwoonden, althans verlangden om beter gehuisvest te zijn,
maar zoodra te Leiden de woningmarkt ruimer werd, hebben
die huurders de gemeentewoningen verlaten en onderdak
gezocht in woningen van particulieren of van bouwver
eenigingen.
Sprekers ondervinding is, dat de huren, speciaal van ge
meentewoningen, zeer moeilijk opgebracht worden, en het
is wenschelijk, dat van de zijde van Burgemeester en Wet
houders dan wel op andere wijze een onderzoek wordt ingesteld,
of daaraan niet tegemoet gekomen kan worden, b.v. door het
geven van een toeslag.
De heer van der Reijden kan zich volkomen vereenigen
met het voorstel van den heer Kooistra. Er kan niets op
tegen zijn, dat Burgemeester en Wethouders in deze een
onderzoek instellen en wanneer dat onderzoek afgeloopen
is, dan zal blijken, of al dan niet mogelijk is wat de heer
Kooistra wenscht.
De heer Knuttel acht het nog steeds volstrekt noodig,
dat de huren, zoowel van de gemeentewoningen als van de
woningen der bouwvereenigingen, verlaagd worden, maar
hij zou toch Burgemeester en Wethouders willen aanraden
om bij het eventueel door hen in te stellen onderzoek vooral
de quaestie van het ruimer maken van de woningmarkt in
de eerste plaats onder de oogen te zien, juist wanneer de
pogingen bij het Rijk tot verlaging van den rentestandaard
niet veel mochten uitwerken.
Ten aanzien van de gemeentewoningen is men vrij. Ook
deze hebben te hooge huurprijzen, die niet in overeenstem
ming zijn met de tegenwoordige loonen. Men moet de wet
van vraag en aanbod hier prijsregelend laten werken, waar
door de huren zullen dalen.
De heer Eerdmans zegt, dat degenen, die zich nu over de
hooge huren beklagen, moeten bedenken, dat de oorzaak
daarvan ligt in de hooge bouwkosten per woning. Deze zijn
niet veroorzaakt door de bouwmaterialen, maar door de exor
bitante loonen van de bouwvakarbeiders; indien zij die niet
kregen, staakten de heeren. Wanneer op het oogenblik een
noodtoestand is ingetreden, moeten degenen, die daarbij van
nabij betrokken zijn, begrijpen, dat zij de maatschappelijke
problemen niet zoo gemakkelijk kunnen hanteeren als zij
eenige jaren geleden wel dachten.
De Voorzitter zegt, dat hetgeen in Almelo, Arnhem, Am
sterdam en Haarlem gedaan is, en waarop de heer Kooistra
zijn voorstel grondt, niet kan helpen en slechts een palliatief
is. In Haarlem besteedt men jaarlijks ƒ25.000.aan toeslagen
op de huur. Onder die regeling vallen Vooruitgang" met 57
woningen, «Zorgvliet" met 41 woningen a 6.75—, »Onze
Woning" met 77, «Bloemenhof" met 50, »Sint Bavo" met 70 en