228 DINSDAG 8 DECEMBER 1925. sprekende verschillen rekening te houden, en dat het doen, alsof die verschillen niet bestaan, zou gelijkstaan met het sluiten van de oogen voor de realiteit. Leiden is te benijden en wordt ook benijd door andere groote plaatsen wegens het hier bestaand systeem van onder wijs en .wegens de 3 typen van scholen, welke hier zijn, waardoor het mogelijk is om eenigermate met de door spreker genoemde verschillen rekening te houden. Daar waar men de zuivere eenheidsschool heeft, kan men het onderwijs niet zoodanig inrichten, dat rekening gehouden wordt met de behoeften aan verschillend onderwijs, welke er nu eenmaal in de maatschappij zijn. Terwijl de heer Verweij wil aansturen op de eenheidsschool, stuurt hij ook aan op vermeerdering van het aantal scholen, die opleiden voor U. L. O. Dat lijkt eenigszins op een incon sequentie. Immers, de scholen, welke opleiden voor U. L. O., hebben een zeer bepaald doel, dat echter niet voor alle leer lingen te Leiden kan gelden. De heer Verweij bepleit vermeerdering van scholen, oplei dende voor U. L. O., ook op dezen grond, dat wegens plaats gebrek aldaar wel eens leerlingen verwezen worden naar andere scholen. Uit een onderzoek is spreker gebleken, dat er op dit oogenblik op de scholen, opleidende voor U. L. O., nog 301 plaatsen beschikbaar zijn, verdeeld over alle scholen en over nagenoeg alle klassen. Om die reden behoeft dus het aantal van deze scholen niet uitgebreid te worden. Volgens den heer Verweij wordt er van den toegang naar de U. L. O.-scholen via de centrale school voor het zevende leerjaar in de practijk niets gezien. Spreker verwijst naar hetgeen hij bij de interpellatie van de heeren Sijtsma en Verweij heeft gezegd, namelijk dat, als kinderen van de 3de naar de 2de klasse-school willen overgaan en zij tevoren niet zijn gebracht op het daarvoor noodige peil, de kortste weg loopt over de- centrale school. Wordt daarvan in de practijk niets gezien, dan moet dat aan andere omstandig heden liggen, bijvoorbeeld aan individueele ongeschiktheid van de leerlingen. Elk hoofd van een school zal moeten beoor- deelen of een of andere leerling van zijn school geschikt is voor de school, waarvoor hij bestemd is; is dat het geval niet, dan kan het hoofd niet aanraden, dien leerling er heen te sturen. Dat geldt zoowel voor het lager als voor het mid delbaar en gymnasiaal onderwijs. De geschiktheid van den leerling moet mede richtsnoer zijn en, zoolang spreker er iets in te zeggen heeft, zal dit ook zoo blijven. Zijn er klachten, dan zal spreker die onderzoeken, maar elk geval moet op zich zelf worden beschouwd. Wat betreft de klacht van den heer Verweij, dat Burge meester en Wethouders wel sympathie hebben voor »School- en Werktuinen", maar dat van werkelijken steun geen sprake is, zegt spreker, dat in overheidssteun een dubbel gevaar kan liggenvoor de overheid het gevaar van boven haar kracht te gaan leven en voor hen, die op dien steun leunen, het gevaar van verslappen, van beneden nun kracht te gaan leven. Laat deze jonge instelling het nu eens trachten te doen zonder te leunen op overheidssteun en probeeren op eigen beenen te loopen. Als men dat kan, is het niet te versmaden. De heer Verweij merkte op, dat van het doorwerken der nieuwe ideeën op opvoedkundig gebied weinig valt waar te nemen. In het Voorloopig Verslag zijn genoemd Dalton, Mon- tessori en muzikale ontwikkeling. Wat de Daltouiseering betreft, is van een der scholen een voorstel ingekomen, dat van verschillende kanten bezien zal worden. Dat zal moeten gebeuren met ernst en met voorzichtigheid, want, als men op zulk een voorstel ingaat, zal men de over tuiging moeten hebben, dat men wat beters zal krijgen dan men heeft. Ook op dit terrein geldt het spreekwoord: men moet geen oude schoenen wegwerpen, eer men betere heeft. Overigens is het Dalton-systeem geen, in elk opzicht, nieuw systeem. Spreker heeft in zijn jeugd ook reeds, ten aanzien van het vak rekenen, mogen werken op de wijze als Dalton voorstelt. Hier en daar in het land komt men ook al terug op dat ingevoerde systeemook dit maant tot voorzichtigheid. Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede. Dit is ook hier de goede richting. Sprekers persoonlijke meening is, zonder nu al het nieuwe te willen afwijzen, dat er bij toepassing van de tegenwoordige methoden, bij algeheele toewijding van het onderwijzend personeel, nog prachtige resultaten te bereiken zijn. Spreker is zich er niet van bewust, dat er, zooals de heer Verweij meent, te weinig overleg zou zijn tusschen het personeel der scholen en de Afdeeling Onderwijs. Telkens als er aan leiding toe is, heeft er overleg plaats, soms vrij veelvuldig. Verder vergist de heer Verweij zich, als hij zegt, dat spreker indertijd hier verklaard heeft, diligent te zullen zijn wat betreft de uitbreiding van het bewaarschoolonderwijs. Die diligentverklaring op 27 April had niet betrekking op uitbreiding van het aantal bewaarscholen, maar op de drie gemeentelijke bewaarscholen, welke er te Leiden zijn. Wat aangaat de muzikale ontwikkeling, onderstelt spreker, dat de opmerking, te dien aanzien in het Sectieverslag gemaakt, gedoeld heeft op de meening, welke bij sommige onderwijzers bestaat, dat de leerlingen van de 5de en 6de klasse der lagere school zoover moeten worden gebracht, dat zij de meesterstukken van de eerste toonkunstenaars leeren begrijpen, waardeeren en genieten, ten einde daardoor tot hooger cultuurpeil te worden verheven. De demonstratie, welke oidangs in het Volkshuis is gehouden om te toonen hoe dat kon en moest, heeft spreker ook bijgewoond en na afloop heeft hij zich afgevraagd: wat doen die kinderen van '11 en 12 jaar daarbij? de heer Oostdam zeide terecht, dat die kinderen op dat uur op bed hadden moeten liggen is het wel mogelijk en wenschelijk om kinderen van dien leeftijd in te wijden in de emoties en de bewogenheid van den kunstenaar, waaruit dergelijke muzikale scheppingen geboren worden Kan er, vroeg spreker zich verder af, in die emoties en bewogenheid niet veel zijn, waarvoor men zich wel moet hoeden om de kinderen van 11 en 12 jaar er in te introduceeren? Ook stelde hij zich de vraag of, al zou het misschien voor sommige leerlingen mogelijk zijn, het doel wel te bereiken zal zijn in een klasse, met ook vele andere dan muzikaal aangelegde leerlingen. De heer Eerdmans heeft de Plantsoenschool er weer even bijgehaald. Spreker meent, dat met genoegen kan worden teruggezien op hetgeen met die school is gebeurd. De ruil, welke heeft plaats gehad, is een reden tot ingenomenheid voor het bestuur en voor het personeel dier school, terwijl hij de gemeente belangrijk minder heeft gekost dan de andere nieuwe bijzondere scholen. Het spreekt van zelf, dat dit school gebouw door het Gemeentebestuur in een behoorlijken toestand moest worden overgedragen. Mevrouw van Itallie—van Embden zal spreker wel toestaan, dat hij hare opmerking, waaraan hij aandacht zal schenken, thans laat rusten. Het doel, waarvoor de heer Knuttel hier zit, is niet hetzelide als het doel, waarvoor het College van Burgemeester en Wethouders er is. De heer Knuttel zeide, hier niet te zitten om iets te bereiken; datzelfde kunnen Burgemeester en Wethouders niet zeggen; die hebben zeer veel te bereiken. De heer Knuttel heeft gewag gemaakt van de grootere klassen, toen hij het -had over de verslechtering van het onderwijs. In elke huishouding, ook in de groote huishouding der gemeente, is het verstandig en geraden om de tering naar de neiing te zetten en daartoe strekten dan ook de voorstellen van het College van het vorige jaar ten opzichte van het onderwijs. Toen van Rijkswege verandering in den toestand op onderwijsgebied werd gebracht, heeft het College gemeend, dat ook Leiden zich daarnaar eenigszins moest schikken en de Raad heeft er zijne goedkeuring aan gehecht. Intusschen, tot buitensporig groote klassen heeft dit niet geleid. Nog niet lang geleden was het gemiddeld aantal leerlingen per klasse 32 a 33, terwijl men mag gaan tot 42. Wat betreft het 7e leerjaar, heeft men ook te Leiden den toestand niet geheel in zijn macht. Men is gebonden aan de wettelijke regeling; maar wat in dit opzicht te Leiden mogelijk is, wordt gedaan. De ouders worden nadrukkelijk aangespoord om hunne kinderen nog een poosje naar school te sturen in plaats van ze langs de straat te laten loopen. Meer kan er niet gedaan worden. De heer Knuttel meent, dat uit de hoogere raming van den post schoolbibliotheken blijkt, dat het toch wel zeer noodigwasom de onderwijzers wakker te schudden ten einde meer voor dit doel uitgetrokken te krijgen. Het moge een bewijs van wakkerheid zijn, dat men tracht om zooveel mogelijk binnen te halen, voor het betrachten van zuinig heid is echter ook een soort van wakkerheid noodig. Spreker kan mededeelen, dat verleden week van de voor 1925 voor dit doel beschikbaar gestelde 520.— door de hoofden dei- lagere scholen verbruikt was 302.13, en wat het U.L. O. betreft, was er ook nog eenig overschot. Ook heelt de heer Knuttel gesproken over het meten met l wee maten bij de plaatsing van leerlingen, wat vooral de school op de Aalmarkt gold. Volgens den heer Knuttel zouden daar kinderen toegelaten worden, die nooit het doel zouden be reiken al zaten ze er ook 100 jaar, en kinderen uit de bezit tende klassen zouden daar nooit afgewezen worden. Wat zegt dat, als het zoo is? Als bij een kruising of snij ding van twee wegen handwijzers zijn geplaatst en er men- schen zijn, die, ondanks die waarschuwing, toch den verkeerden weg inslaan, is dat dan de schuld van die handwijzers? Moet men ophouden om tot de ouders, wanneer zij hun kinderen naar een of andere school willen zenden, te zeggen waarvoor die school opleidt en water verder aan vastzit? Integen deel, spreker vindt het heel verstandig dat te blijven doen, opdat de ouders welbewust tusschen de eene en de andere school kiezen. Zijn er dan ouders, die toch nog verkeerd kiezen, omdat zij meenen dat hun uil een valk is of er wel een zal worden, dan kan dat geen reden zijn om niet bij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 2