DINSDAG 8 DECEMBER 1925. 227 Voortzetting Tan de geschorste openbare vergadering van 7 December 1925 op Dinsdag- 8 December 1925, des namiddags te 2 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Dr.N.C. DEGIJSELAAR. Alle leden zijn aanwezig. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1926. De heer Mulder zal kort zijn, omdat bij de algemeene beschouwingen zoo ontzaglijk veel herhaald is van hetgeen het vorige jaar en daaraan voorafgaande jaren in het midden is gebracht, dat het bijna een beleediging voor de Raadsleden zou zijn om daarop weer terug te komen, omdat dezen wel weten wat over de verschillende punten vroeger is gezegd. Sommige heeren hebben afkeuring uitgesproken over het beleid van Burgemeester en Wethouders, maar ook daarop gaat spreker niet in, omdat er tegenover staat, dat anderen, al erkennen zij dat het werk van Burgemeester en Wet houders niet volmaakt is geweest, daarover toch hun goed keuring hebben ts kennen gegeven. Men heeft hier de ver keerde gewoonte, in tegenstelling met andere plaatsen, om zijn stad eer af te breken dan hoog te houden. In andere plaatsen nemen meelevende menschen het voor hun stad op, als daarop aanmerking wordt gemaakt, maar in den Leidschen Raad heeft men de onhebbelijkheid om over zijn eigen stad kwaad te spreken. Wat betreft de klacht, dat Burgemeester en Wethouders zoo bitter weinig gedaan hebben, wil spreker in aansluiting aan hetgeen dienaangaande reeds vanuit den Raad gezegd is er op wijzen, dat op de begrooting voor 1926 voor allerlei werken 100.006.-— is uitgetrokken en dat in dit jaar werken gereed of bijna gereed gekomen zijn tot een totaal bedrag van 719.800.—daarin niet begrepen allerlei kleine dempingen, bestratingen, en dergelijke. Dat betreft dus alleen grootere werken. De Wethouder van Financiën heeft reeds aangegeven, wat alle vanuit den Raad gekomen voorstellen aan de gemeente zouden kosten; spreker kan mededeelen, dat alleen de 7 voorstellen van den heerSehüller een bedrag van ƒ450.000. zouden vorderen. De vraag mag gesteld worden: waar zou het heen gaan, als men niet hoogst voorzichtig was met de financiën der gemeente? Leiden moet vooral zijn een aantrekkelijke woon stad, maar die aantrekkelijkheid is niet zoozeer gelegen in het schoone van de stad maar in het lage belastingcijfer. In de eerste plaats kijkt men naar wat men moet betalen. De heer van Eek meent, dat men hier te weinig aan werk verschaffing doet en heeft verwezen naar Dordrecht, waar men den Biesbosch uit een oogpunt van werkverschaffing productief maakt. Dit berust op een vergissing. Dat werk wordt niet ondernomen voor werkverschaffing, maar de be doeling is om den Biesbosch te gebruiken voor de berging van het huis- en straatafval. Verder is er gezegd, dat er niet genoeg grond door de ge meente wordt aangekocht en dat de grond aan den Rijnsburger- weg, die vroeger tegen 1.per M2. is verkocht, tegenwoordig reeds is opgeloopen tot f 10.a 15.Dit laatste is wel wat hoog, maar f 10.— is inderdaad thans de prijs. Maar wanneer kostte die grond f 1.— Dat dateert van vroeger en vroeger jaren en, zooals spreker reeds meermalen zeide, zijn onze voorvaderen, wat den aankoop van grond betreft, te kortzichtig geweest. De heeren zullen evenwel moeten erkennen, dat de laatste jaren duizenden M2 grond zijn ge kocht en zelfs tegen, gezien de markt van den grond, billijke prijzen. De heer Knuttel wil, hoewel hij weet dat op dit oogenblik niet wordt voortgegaan met den arbeiderswoningbouw, toch maar raak bouwen en in zijn redeneering schemerde de be doeling door om zooveel te bouwen, dat er een te veel aan arbeiderswoningen zou komen, met het gevolg dat door de concurrentie de huren zouden worden verlaagd. Het is geen edele taktiek en het gemeentebestuur kan die niet volgen. Het resultaat van de woningtelling moet worden afgewacht, alvorens een beslissing kan worden genomen. Er zijn te Leiden voor werkverschaffing niet veel gelegen heden, maar die, welke er waren, zijn tot heden benut. Heel spoedig komt er weer een plannetje, namelijk het nemen van een proef met het droogmaken van het Schuttersveld. Het is 'een proef op betrekkelijk kleine schaal, omdat er ontzaglijk veel geld mede gemoeid is, maar slaagt zij, dan zal tot vol ledige uitvoering worden overgegaan. Wat de asphalteering van straten betreft, dit is een vraag stuk op zich zelf. Er zijn verschillende soorten van asphal teering en nu zal den Raad spoedig een voorstel bereiken het is reeds in de Commissie van Fabricage geweest om op dit gebied proeven te nemen en daarna een keuze te doen. Het is eigenaardig, dat alle voorstellen, welke zijn gedaan, even goed buiten de begrooting hadden kunnen worden ingediend, maar het schijnt, dat men tegen den tijd, dat de begrooting aan de orde komt, hier en daar eeDS rondgaat en van een en ander notities maakt. Het eigenaardige is, dat op enkele uitzonderingen na alle voorstellen gekomen zijn van den kant van de S. D. A. P. Spreker moet zeggen, dat zij eigenlijk nog al gematigd is opgetreden. Om eens te blijven bij de 7 voorstellen van den heer Schüller, het zou geen kunst zijn om met 14 dergelijke voorstellen te komen. Het is geen nieuwtje. Al die voor stellen van den heer Schüller zijn al lang bezien door het College; er is al vaak over gesproken, maar de moeilijkheid is, hoe aan de middelen te komen om al die werken te bekostigen. Groote zuinigheid is geboden, en wanneer men nu tracht te doen wat beslist noodzakelijk is en zoo nu en dan gewenschte dingen uitvoert, dan mag men in de tegen woordige financiëele omstandigheden tevreden zijn. De heer van Stralen is weder met kracht voor de werkloozen opgekomen. Het is helaas smartelijk voor heel wat ernstige werkloozen, dat zij geen werk kunnen vinden, maar onder hen zijn er toch, die absoluut werkschuw zijn. Iedere werk- looze weet, dat hij bij de sneeuwopruiming werken kan, maar zij komen öf in het geheel niet op, of zij komen pas wanneer de werkploegen al lang weg en aan den arbeid zijn. Slechts weinige werkloozen zijn bij de sneeuwopruiming aan het werk. Men vraagt, wat voor dat werk betaald wordt. Er wordt voor betaald een hooger bedrag dan de menschen van den steun krijgen, al moeten zij daarvan natuurlijk iets afstaan. Er wordt zoo over gesproken, dat die 'menschen heelemaal in de ellende wegzinken, als zij niet kunnen werken, want ledigheid is des duivels oorkussen; maar als er sprake van is, dat de menschen iets kunnen verdienen maar het zou niet genoeg geven, dan komt het wegzinken er niet op aan; dan moet er reclame gemaakt worden voor die menschen, want ze moeten meer verdienen. De heer Meijnen begint met dank uit te spreken aan enkele leden voor de waardeerende woorden, welke zij tot hem gericht hebben. Wat betreft den levensmiddelendienst, staat in de Memorie van Antwoord, dat Burgemeester en Wethouders zich nog steeds op het standpunt plaatsen, dat van hen geen voorstel tot stichting van een levensmiddelenbedrijf is te verwachten, vooreeerst om principiëele redenen en ook omdat onder de ingezetenen voldoende krachten zijn, die in deze behoefte voorzien. Alleen bij schaarscbte of ongemotiveerde prijsop drijving mag de gemeente een zoodanigen dienst instellen. Burgemeester en Wethouders zien er ook dit gevaar in, dat de handel in deze artikelen zou worden ontwricht, wat een gemeentebelang zou schaden. Verder verwijst spreker naar hetgeen in 1922 tot 1924 in de Memoriën van Antwoord en bij de begrootingsdebatten over deze kwestie is gezegd. De ervaring maant tot voor zichtigheid. Ook uit financiëele overwegingen kan men te Leiden niet dingen doen, welke in andere plaatsen wel zijn besproken of ingevoerd; bovendien is daaraan het gevaar verbonden, dat het, zooals te Amsterdam, leidt tot hoogere prijzen, een financiëel débacle en kwijning van het parti culier bedrijf. Spreker komt nu tot bet onderwijs. De heer Verweij zeide, dat de onderwijspolitiek te Leiden zich bepaalt tot hetgeen de wet voorschrijft, maar Spr. wijst er toch op, dat men te Leiden heeft onverplicht vervolgonderwijs, onverplichte school- baden, onverplicht onderwijs aan spraakgebrekkigen, onver plichte cursussen voor talen aan de Kweekschool, onverplichte schoolkindervoeding en -kleeding, onverplichte leeraren inde gymnastiek op de lagere scholen en op de leerschool, onver plichte vakonderwijzeressen voorde handwerken op de leerschool en in decentrale school voor het zevende leerjaar, onverplicht subsidie aan de Buitenschool, onverplicht bowaarschoolonder- wijs en onverplicht subsidie aan de bijzondere bewaarscholen, waaruit blijkt dat men toch wel iets verder gaat dan de wettelijke voorschriften. Wat de eenheidsschool aangaat, waarvoor inderdaad uit de wet de belemmeringen zijn weggenomen, wenscht de heer Verweij de ontwikkelingsmogelijkheid voor allen gelijk te stellen. Nu mogen bij die ontwikkelingsmogelijkheden niet uit het oog verloren worden twee vanzelf sprekende ver schillen. Vooreerst de verschillen, welke er zijn tengevolge van de milieu's, waaruit de kinderen voortkomen, en verder de verschillende bestemmingen, welke men voor de kinde ren heeft. In 1922 is bij de reorganisatie van het onderwijs hier zeer terecht ingezien, dat het noodzakelijk is om met die vanzelf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 1