242
DINSDAG 8 DECEMBER 1925.
Het systeem van ambtenaar-schoolarts is iets voor een
groote stad, waar men een chef van dienst heeft met meer
dere adjuncten en verschillende schoolartsen, maar dat wordt
voor een stad als Leiden of veel te duur (als er een schoolarts
komt, zal er weldra een klerk of een administrateur bij be
noemd worden), bf men krijgt een dienst, welke voor een
stad als Leiden minder bevredigend is.
Dat het voorstel van den heer Verweij komt, doet er voor
spreker niets toe. Tien jaar geleden heeft spreker een dergelijk
voorstel van den heer van der Eist, uitstekend gedocu
menteerd, met precies dezelfde bezwaren, als nu nog voor
hem gelden, bestreden. Het is hier niet zoozeer een kwestie
van principe, als wel van de grootte van de stad.
De heer van Hamel durft op grond van zijn ervaring als
zijn overtuiging uitspreken, dat aanneming van het voor
stel van den heer Verwey zou meebrengen een groote ver
slechtering van het geneeskundig schooltoezicht, dat een
belangrijken factor bij het onderwijs vormt. Steeds hebben
de hoofden van scholen, voor zoover de ervaring van spreker
reikt, met lot gesproken over het schooltoezicht, zooals het
door de vier schoolartsen wordt uitgeoefend. De eene vat het
misschien wat conscientieuser op en is wat ijveriger dan de
ander, maar, zooals de Wethouder terecht zeide, zou vervan
ging van die vier schoolartsen door één niet in het belang
van het schooltoezicht zijn. Één schoolarts heeft slechts één
lichaam en die vier kunnen, als zij hun werk ernstig opvat
ten, den dienst veel beter vervullen dan één vast schoolaits
zou kunnen doen.
Het voorstel van den heer Verwey wordt in stemming
gebracht en met 19 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Sanders, Mulder, mevrouw van
Itallievan Embden, de heeren Wilmer, Oostdam, Zuidema,
Deumer, Eerdmans, van der Heijden, Bergers, Willbrink, van
Hamel, Huurman, Eikerbout, Splinter, Spendel, Heemskerk,
Reimeringer en Meijnen.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Verwey, Knuttel,
Sijtsma, Dubbeldeman, mevrouw Dietrichde Rooij, de heeren
Kooistra, Baart, Groeneveld, van Eek, Schüller en Witmans.
Volgnr. 246 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Op het nieuw ingevoegde volgnr. 246a, luidende: Kosten
verbonden aan het houden van een schoolspreekuur"wordt,
in verband met het Raadsbesluit van 26 October 1925, uit
getrokken een bedrag vanf 635.
Volgnr. 246a en de volgnrs. 247 en 248 worden achtereen
volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange
nomen.
Beraadslaging over volgnr. 249, luidende: Bijdrag en in de
kosten van uitzending en verpleging van kinderen in gezond
heids- en vacantiekoloniesf 750.—.''
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
voorstellen dezen post met 100.te verhoogen, op den
grond, in de Memorie van Antwoord medegedeeld en dus op
850.uit te trekken.
Tevens komt hierbij in behandeling het door den heer
Knuttel ingediende amendement, strekkende om op dit volgnr.
1000.meer uit te trekken, teneinde hetzij voor een grooter
aantal verpleegdagen subsidie te verleenen, hetzij de uitzending
van gemeentewege ter hand te nemen.
De heer Knuttel zegt, dat er dus uitgetrokken is/850.
wat neerkomt op 1700 verpleegdagen, wat wil zeggen, dat
60 kinderen een verpleging van gemiddeld 30 dagen kunnen
genieten.
Dat aantal van 60 is voor een stad als Leiden veel te
gering. Er zijn hier zeker eenige honderden kinderen, die elk
jaar daarvoor in aanmerking zouden komen, en spreker
meent, dat dit in het bedrag, dat het Gemeentebestuur daar
voor uittrekt, eenigszins tot uiting moet komen.
Spreker stelt voor om dit volgnummer met slechts 1000.
te verhoogen, ten einde niet de Raadsleden bij voorbaat af
te schrikken. Wordt dat bedrag aanvaard door den Raad,
dan zal het getal kinderen, die van de uitzending kunnen
profiteeren, 60, tot ruim het dubbele stijgen, met 35 ver
meerderd vyorden, wanneer de uitzending uitsluitend voor-
rekening van de gemeente kwam.
De heer Wilmer acht de redeneering van den heer Knuttel
eenigszins duister. Hij berekent uit dit bedrag op de begrooting,
hoevele kinderen uitgezonden worden, maar hij weet, dat de
3 vereenigingen hier ter stede, welke zich op dit gebied
bewegen, zeer vele kinderen naar buiten zenden door middel
van particuliere bijdragen. Zoo heeft één van die vereeni
gingen, waarmede spreker nader bekend is, het vorige jaar
77 kinderen uitgezonden.
Overigens is een in de vorige vergadering ingekomen adres,
waarin één van de 3 vereenigingen ver hooging van subsidie
vraagt, aan Burgemeester en Wethouders om praeadvies
gezonden. Wanneer dat praeadvies in den Raad komt, zal er
alle aanleiding zijn om te spreken over verhooging van
dezen post.
De heer Meijnen sluit zich geheel bij den heer Wilmer
aan. De vereenigingen vragen een totaal bedrag aan, waarmede
zij het kunnen doen. Van twee vereenigingen is reeds een
verzoek ingekomen om het subsidie te verhoogen en bovendien
is een verzoek ingekomen van een nieuwe vereeniging, «Vacantie-
kolonie „Naar Buiten". Eenige jaren geleden had men één
vereeniging; over een poosje zijn er reeds vier; de Gemeenteraad
behoeft dus zijnerzijds aan deze zaak geen uitbreiding te geven.
Dat kan veilig worden overgelaten aan het zeer onderscheiden
particulier initiatief. Voor het eigener beweging geven van
f 1000.meer dan gevraagd wordt, is geen reden.
Spreker ontraadt de aanneming van het voorstel.
De heer Knuttel zegt, dat het hem ontgaan was, dat het
verzoek van de vereenigingen om verhooging van subsidie
binnenkort aan de orde zou komen. Hij trekt daarom zijn
voorstel in, maar verzoekt aan Burgemeester en Wethouders
bij het praeadvies, dat zij zullen uitbrengen, een opgave te
voegen van het aantal kinderen, dat door de vereenigingen
wordt uitgezonden.
Aangezien het voorstel van den heer Knuttel is ingetrokken,
maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De beraadslaging wordt gesloten en het verhoogd volgnr. 249
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 250, 251 en 252 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr.253, luidende: Subsidie aan de
Vereeniging d Zuigelingenzorg"4600.
De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders
voor, deze subsidie voor 1926 wederom te bepalen op 5600
en in verband daarmede dit volgnr met ƒ1000.te verhoogen.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
Het aldus verhoogd volgnr. 253 wordt vervolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 254 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 255, luidende: vBijdrage in de
exploitatie van het badhuis van de woningbouw vereeniging
y>de Eendrachtf 7450.
Mevrouw van Itallievan Embden wijst er op, dat in
de Memorie van Antwoord op de vraag, in de afdeelingen
gesteld, of het badhuis van »de Eendracht" levensvatbaar
heid heeft, wordt geantwoord, dat die inrichting ongetwij
feld levensvatbaarheid bezit, en als bewijs daarvoor wordt
aangevoerd, dat het aantal baden voortdurend stijgt. Dat
antwoord is eenigszins ironisch getint, want, al heeft de ge
meente in 1924 slechts bijgedragen 7207.tegen ƒ7230.—
in 1923, die vermindering wijst toch niet op een geweldige
stijging van het aantal baden. Spreekster vraagt, of het niet
mogelijk zou zijn om in navolging van hetgeen in andere
gemeenten gebeurt vanwege het Gemeentebestuur een klein
propaganda-geschrift uit te geven, waarin op het nut van
het baden en van een dergelijke badinrichting wordt gewezen.
De Voorzitter acht het onnoodig van gemeentewege op
dit gebied propaganda te gaan maken, omdat van de beide
badhuizen ruim gebruik wordt gemaakt. Bovendien zal de
vereeniging »de Eendracht" die propaganda wel zelve in vol
doende mate voeren.
Mevrouw van Itallie—van Embden antwoordt, dat die
propaganda in het belang van de gemeente is. Hoe grooter
het aantal baden, hoe minder de gemeente moet bijpassen.