MAANDAG 7 DECEMBER 1925.
217
ter voorbereiding voor de reclame, welke na het begrootings-
debat door hen gemaakt zal worden met het uitgeven van een
brochure. Daarvoor is een aantal verworpen voorstellen noodig,
dat aantoont hoe slecht de belangen der ingezetenen door de
burgerlijke partijen behartigd worden en hoeveel belangstelling
zij daarvoor hebben.
Zijn de voorstellen ernstig gemeend, dan hoopt spreker
alsnog in tweeden termijn van hen te hooren hoe zij aan de
noodige middelen denken te komen. Het is wel gemakkelijk
om door diep ingrijpende voorstellen de uitgaven op te drijven,
maar men moet ook de middelen aanwijzen.
Spreker geeft toe, dat het bedrag dat afgetrokken wordt
voor noodzakelijk levensonderhoud niet hoog is. Tegen het
desbetreffende voorstel om een onderzoek in te stellen naar
de gevolgen van een verhooging, heeft spreker weinig bezwaar.
Alleen moet de aanhef veranderd worden, daar reeds bij voor
baat wordt uitgesproken dat de aftrek te laag is.
De heer van Eek heeft verschillende voorbeelden genoemd
om aan te toonen, dat de belasting voor de kleine menschen
hier zoo hoog is, maar wanneer men overgaat tot verhooging
van het bedrag van aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud,
dan zal het natuurlijk gevolg daarvan zijn, dat dergelijke men
schen meer zullen moeten betalen, want dan zal de belasting
naar evenredigheid verhoogd moeten worden.
Ook is weder ter sprake gekomen de verhooging van de
opcenten op de Vermogensbelasting, wat spreker echter niet
billijk acht.
Als iemand een pensioen heeft van 30.per week, dan
vertegenwoordigt dit een kapitaal van ongeveer 30.000.—.
Waarom zou nu iemand, die met veel moeite een kapitaaltje
van 20.000.bespaard heelt, getroffen worden en niet een
ander, die een pensioen op zeer gemakkelijke wijze heeft
kunnen verkrijgen? Het zou in hooge mate onbillijk zijn en
geenszins bijdragen tot het verkrijgen eener billijke belasting
regeling.
Er is hier in den breede critiek uitgeoefend op het College
van Burgemeester en Wethouders wat betreft de sociale taak
der gemeente; Burgemeester en Wethouders zouden wat dat
betreft schromelijk tekortgeschoten zijn.
Zoo is er gezegd, dat het aantal krotten te Leiden in de
laatste jaren waarschijnlijk vermeerderd is, maar men vergeet
daarnaast te zetten de cijfers, welke bekend zijn, van het
groot aantal woningen welke er in de laatste jaren bij gebouwd
zijn. Dat is zeker zoozeer de moeite waard, dat Burgemeester
en Wethouders hulde verdienen voor hetgeen op dit gebied
is verricht. Er is dan ook in het geheel geen aanleiding om
het beleid van Burgemeester en Wethouders te critiseeren,
zooals geschied is.
Ook in zake werkverschaffing heeft de heer van Stralen
Burgemeester en Wethouders in gebreke gesteld. Hier heeft
men weder het merkwaardige, dat men wel zegt wat niet
gedaan wordt, doch dat men geen remedie aangeeft voor de
kwaal.
Er is b.v. gesproken over den Haagweg, die niet een ge
meentelijke weg maar een Rijksweg is. Volgens den heer
van Stralen moet de gemeente zich deswege in verbinding
stellen met het Rijk, maar het spreekt vanzelf, als het Ge
meentebestuur aan de Regeering zou vragen om maatregelen
te nemen ter verbreeding van dien weg, het Rijk er dan toch
zelf voor zou zorgen en de gemeente op de uitvoering van
het werk weinig invloed zou kunnen uitoefenen. Het noemen
van dergelijke dingen maakt een goeden indruk op menschen,
die zich aan den schijn vergapen, maar iemand die nadenkt
voelt toch wel dat men daarmede de werkverschaffing niet
dient.
Spreker weet niet of er grachten zijn die voor demping of
overwulving in aanmerking komen. Maar dergelijke werken
kunnen toch niet in werkverschaffing verricht worden; dat
werk moet door vakmenschen verricht worden. Het is ook
nog twijfelachtig of voor het overwulven van een gracht
zooveel arbeidskrachten noodig zijn dat de werkloosheid er in
beteekenende mate door zou verminderen.
De heer van Eek heeft een breed betoog gehouden over de
levensmiddelenvoorziening en in verband daarmede over de
socialisatie. Maar in het ontworpen Regeeringsprogramma,
waarop de S. D. A.P. zich bereid verklaard heeft met andere
democratische partijen te gaan regeeren, is daarover niets
gezegd; toen had men er geen behoefte aan. Hier in den
Gemeenteraad, waar men zeker weet dat het toch geen
resultaten zal hebben, wordt er evenwel over gesproken.
Spreker is het eens met Burgemeester en Wethouders, dat
de gemeente niet verder moet gaan dan zij reeds gegaan is
en juicht dan ook het voorstel tot opheffing van het visch-
bedrijf toe, al had hij liever gezien dat de opheffing ge
motiveerd werd om principiëele redenen en niet met het
argument, dat er een nadeelig saldo was te verwachten.
In dit verband wenscht. spreker Burgemeester en Wet
houders te waarschuwen met de gemeentelijke bemoeiingen
niet verder te gaan dan strikt noodzakelijk is. Hij denkt
hierbij aan het bewaarschoolonderwijs en de aandrang, die
wordt uitgeoefend om gemeentelijke bewaarscholen te stichten.
Wel hoopt spreker, dat Burgemeester en Wethouders het
stichten van bijzondere bewaarscholen gemakkelijker zullen
maken dan nu het geval is. Nu spreker toch over het onderwijs
spreekt wenscht hij enkele opmerkingen te maken over de houding
van Burgemeester en Wethouders ten opzichte van het
bijzonder onderwijs. De vele procedures van den laatsten tijd
maken niet een prettigen indruk. De Wethouder heeft in de
vergadering, welke de vorige week is gehouden, gezegd dat
het hem zeer onaangenaam was zich tegen zulke beschuldigingen
te moeten verweren. Het is spreker ook niet aangenaam om
een dergelijke critiek te moeten uitoefenen op den Wethouder,
dien hij wegens zijn werk hoogacht. Spreker hoopt dan ook,
dat de toepassing van de wet zoo zal zijn, dat men hier ook
werkelijk vanbevrediging zal kunnen spreken.
Spreker komt nu weer tot het optreden van de S. D. A. P.
Men heeft van die zijde allerlei voorstellen gedaan, welke
door ieder ander lid van den Raad gedaan hadden kunnen
worden, maar er is geen enkel voorstel bij, dat ook maar
eenigszins in verband staat met de sociaal-democratische
beginselen. Telkens tracht men den indruk te wekken, alsof
het beter zou worden wanneer het socialisme maar tot macht
en invloed kwam, maar als blijkt, dat er onder al die voor
stellen geen enkel is, hetwelk met de beginselen van het
socialisme verband houdt, dan mag men constateeren, dat
hier een groote armoede tot uiting komt en dat de voor
stelling, welke altijd gegeven wordt, alsof het socialisme redding
zou kunnen geven, niets beteekent.
Men heeft over medezeggenschap gesproken, maar de wijze,
waarop men dit instituut verdedigt, is niet socialistisch. Het
is in het belang van de bedrijven en van de menschen, zegt
men, maar dat heeft met socialisatie en socialisme niets uit
te staan.
Er is één voorstel, hetwelk in een andere richting gaat,
het voorstel van den heer van Eek, om het houden van op
tochten met muziek op den Zondagnamiddag mogelijk te maken.
Het is wel zeer merkwaardig: hier zijn allerlei voorstellen
gedaan, welke met het socialisme niets uitstaande hebben,
maar het ééne voorstel, dat een uitzondering maakt, is een
voorstel dat ingaat tegen het Christendom. Men zegt steeds,
dat er bij de sociaal-democraten plaats is voor iedereen, maar
uit dit voorstel blijkt het tegendeel. Daaruit blijkt wel het
karakter van de sociaal-democratie!
Ook is zeer merkwaardig, dat de heer van Eek er tegen
protesteert dat een wet gehandhaafd woidt, waarvan eigenlijk
de meerderheid van de bevolking niet gediend is, en dat hij
dat gebruikt als argument, om die wet niet uit te voeren.
Dat is een gevaarlijke politiek, welke noodzakelijkerwijs moet
leiden tot onderdrukking van de minderheid. Dat is een
politiek, welke in strijd is met het recht en daartegen dient
in het belang van alle partijen gewaarschuwd te worden.
Het spreekt vanzelf, dat spreker niet zal willen mede
werken aan een poging om de Zondagsrust te verminderen;
hij wil in tegendeel Burgemeester en Wethouders aansporen
om juist in een andere richting te gaan, en met dankbaar
heid constateert hij, dat hier, in het bijzonder door den Bur
gemeester, veel gedaan wordt om de Zondagsrust zooveel
mogelijk te bevorderen.
In dit verband wijst spreker nog op het vertoeven van
de "ijsco-wagens bij de kerken.
Spreker weet, dat de Burgemeester zonder dat er over ge
sproken is die menschen gewaarschuwd heeft, zich niet bij
kerken op te stellen. Aanvankelijk gaf dit eenige verbete
ring, maar daarna gebeurde het toch weer. Spreker ver
zoekt nog eens een wenk in die richting te geven. Spreker
eindigt met de hoop uit te spreken, dat Burgemeester en
Wethouders in het volgende jaar met dezelfde opgewekt
heid in het belang van de gemeente mogen werkzaam zijn
als tot nu toe het geval was.
De Voorzitter schorst hierop de vergadering tot des avonds
8V4 uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering op
Maandag 7 December 1925, des avonds te 8J uur.
Afwezig: de heer van Rosmalen.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor
den dienst 1926.
De heer Knuttel is geneigd om bij deze algemeene be
schouwingen het belangrijkste punt te noemen het absoluut
gebrek aan publieke belangstelling. Vanmiddag was er aan
vankelijk 1 persoon op de tribune, terwijl er later 2 bijge
komen zijn, en hedenavond, ofschoon toch zoo vele menschen