192 MAANDAG 30 NOVEMBER 1925. voorstel van Burgemeester en Wethouders mee te gaan hierin is gelegen, dat, mede als gevolg van de vermindering van het aantal publieke drankgelegenheden, het drankgebruik, hetwelk evenzeer moet worden bestreden als het drankmis bruik, gelukkig afneemt. Deze lijn, waarin zich tegenwoordig het maatschappelijk leven beweegt, moet men zooveel mogelijk blijven volgen en de overheid kan in deze het voorbeeld geven door het aantal drankgelegenheden te beperken. Men dient daardoor het belang der gemeenschap. De Voorzitter zegt, dat alle redevoeringen om de zaak heengegaan zijn. De drankbestrijding is nu niet aan de orde, het gaat thans om herziening van het Koninklijk Besluit tot verlaging van het maximum-aantal vergunningen overeen komstig de Drankwet. De heer Knuttel zag dat juist in. Het ligt in den geest der wet om het aantal drankgelegenheden in te krimpen. Heelt men een maximum bepaald en komt men daaronder, dan krijgt degene, die bovenaan op de lijst van candidaten voor een vergunning voorkomt, een ver gunning. Om dat te verhinderen heeft men verschillende systemen. In den Haag heeft men bijv. het uitstervings systeem, waaraan het groote gevaar is verbonden, dat men met zeer veel moeite misschien door ontduiking nettere zaken kan krijgen. Te Amsterdam bestaat weer een ander systeem, maar hier ter stede heeft altijd hetzelfde svsteem gegolden en de bedoeling is dat te continueeren. Waarom moet het maximum worden verlaagd? In de practijk doet het er niets toe, hoeveel vergunninghouders er zijn, b.v. 200 of 80, zoolang het maximum niet is bereikt; komt men echter beneden het vastgestelde maximum, dan kan men niet meer toepassen het systeem: twee vergunningen opkoopen voor een nieuwe. Wil men dus dat systeem handhaven, dan moet het aantal verleende vergunningen boven het vast gestelde maximum blijven. Het voordeel van dat systeem is, dat men gaandeweg nettere gelegenheden krijgt. Men komt van skroeg" tot café-restaurant of restaurant. Burgemeester en Wethouders hebben, zooals van zelf spreekt, een soort berekening moeten maken en op grond daarvan achten zij het mogelijk, dat het aantal vergunningen daalt beneden het vastgestelde maximum met de daaraan verbonden ongewenschte gevolgen. Het is eenmaal het systeem van de wet en men doet hier niets anders dan wat hier steeds gedaan is vanaf het oogen- blik dat de Drankwet in werking getreden is, zonder dat iemand zich daaraan geërgerd heeft. De heer Witmans sprak van het distribueeren van de ver schillende vergunningen en verwees naar het ontwerp van de Commissie-van der Lande. Men speculeert op een wet, die er misschien nooit zal komen, maar al kwam die tot stand, dan zou het er toch niets toe doen. Ook heeft men gesproken over het Amsterdamsche stelsel. Te Amsterdam is het werkelijk aantal vergunningen tevens het maximum; sterft em vergunninghouder, dan wordt het maximum met 1 vergunning verminderd, behalve voor het geval een weduwe achterblijft. Daarvoor is te Amsterdam gezorgd; hier niet. Hier moet een weduwe een vergunning erbij koopen. Als men echter nooit het maximum kan over schrijden, dan kan men ook nooit 2 vergunningen opkoopen om een nieuwe te krijgen. Nu wordt er wel gesproken over het verklaren van een inrichting tot een inrichting van maatschappelijk verkeer, maar dat gaat zoo gemakkelijk niet. Daarvoor is toestemming van de Kroon noodig. Wanneer men niet zorgt, dat het maximum-aantal vergun ningen blijft overschreden, dan krijgt men als bij het Amster damsche systeem ook allerlei geknoei met het verplaatsen van vergunningen. Het is veel regelmatiger zooals deze zaak hier is geregeld; als men 2 vergunningen koopt, dan krijgt men een nieuwe. De weduwe wordt ook geholpen door den prijs, dien zij voor de vergunning ontvangt. Voor uitstel van behandeling van dit punt is geen reden. Zelfs verlaging van het maximum tot 60 zou nog van betrekkelijk weinig gewicht zijn. Het doet er practisch niets toe. Spreker geeft den heer Eerdmans toe, dat verlofzaken meermalen een groot gevaar kunnen opleveren met betrekking tot den clandestienen verkoop van sterken drank. Daaraan is niets te doen, maar daarover gaat het hier niet. Trouwens, de eischen voor het verkrijgen van een verlof zijn hier ter stede reeds verzwaard juist met het doel om het aantal verlof- zaken te beperken. Spreker begrijpt den tegenstand tegen het voorstel niet, want hetgeen wordt voorgesteld ligt geheel in de lijn van het systeem, dat hier altijd heeft bestaan en goed heeft voldaan. Het verdient de voorkeur boven het Haagsche en het Amster damsche systeem, maar wat Burgemeester en Wethouders voorstellen wordt in den Raad zelden algemeen goed gevonden. De heer Coster vraagt naar aanleiding van het gezegde van den Voorzitter, dat de kleine zaken moeten vervangen worden door restaurants, of het de bedoeling is de kleintjes op te ruimen en het vormen van maatschappijen in de hand te werken. De Voorzitter antwoordt, dat met aanneming van dit voor stel geenszins wordt besloten alle kleine cafe's op te ruimen. Dat blijft in het algemeen een kwestie van eigen wil der vergunninghouders, maar als iemand voor zijn vergunning liever het geld heeft, verkoopt hij haar aan een ander, die bijv. een nieuw restaurant wil oprichten. Aan niemand echter wordt de vergunning ontnomen. De heer van der Reijden vraagt, of het niet mogelijk is, maatregelen te nemen, waardoor een kasteleinsweduwe, die door den dood van haar man zonder verdiensten komt, in de zaak kan blijven totdat zij overlijdt. De Voorzitter zegt, dat de meeste vergunningen hier zijn van vóór 1904 en het daarbij wel gebeurt, maar dat het voor de nieuwe gelegenheden niet mogelijk is. De Raad kan zelfs besluiten natuurlijk onder goedkeuring van de Kroon om alle vergunningen van na iy04 in te trekken. De heer Witmans zegt, dat de heer Knuttel zich ernstig vergist, als hij vermoedt, dat bij vermindering van het aantal vergunningen niet evenveel bierhuizen er voor in de plaats komen, en dat hij op den verkeerden weg is, indien hij dit voorstel uit een oogpunt van de drankbestrijding verdedigt. Men moge zeggen, dat het maken van misbruik van sterken drank met dit voorstel niets te maken heeft en dat het getal 80 ook willekeurig is, spreker blijft vragen, waarom men het dan niet bij het maximum van 100 laat. De heer Knuttel moet niet denken, dat, wanneer men te Leiden 10 vergunningen had, er dan minder gedronken zou worden. Er is gesproken van de belangen van de vergunninghouders. Inderdaad zouden hunne belangen door aanneming van dit voorstel gediend worden, want door verlaging van het maximum tot 80 zal men vooreen vergunning bij verkoop meer bedingen dan wanneer het maximum 100 is. Het is precies als met elk ander handelsartikel: hoe minder ervan is, hoe duurder de prijs. Wat betreft de quaestie van de verleiding, de heer van Eek meent, dat, wanneer men maar geen huis met vergunning ziet, er geen aanleiding zal zijn tot drankgebruik, maar het is precies andersom. Er zijn genoeg vergunningen, waar betrekkelijk weinig sterke drank verkocht wordt, maar veel meer andere dranken. De heer van Eek zegt: zoo'n gelegenheid heeft geen vergunning noodig. Dat zou precies hetzelfde zijn als wanneer men een sigarenwinkelier zou verbieden om sigaretten te verkoopen. In dit verband wil spreker er ook op wijzen, dat een vei- gunning verleend is aan het "Vredespaleis en zelfs ook aan de Roomsch-Katholieke Universiteit te Nijmegen. Spreker vraagt: waarom toch dat vechten tegen die ver gunninghouders? Men gunne hun klanten hun borrel op eerlijke wijze en niet clandestien. De heer Eerdmans is zeer dankbaar voor de wijze, waarop de Voorzitter dit onderwerp heeft toegelicht. De discussie is eenigermate beheerscht door het feit, dat het voorstel is vastgeknoopt aan het adres van het Leidsche Drankweercomité, en het kon niet anders, of de bespreking moest komen binnen de sfeer der drankbestrijding. Ook is spreker het eens met den Voorzitter, dat het van belang is om de gelegenheden, waar drank gebruikt wordt, van een beter gehalte te doen zijn dan de kroegen. Spreker zou gaarne zien, dat de drankbestrijders eens zouden gaan bedenken, dat zij niet den besten weg bewandelen met de vergunninghouders aan te vallen, maar dat zij meer hun aandacht moeten schenken aan de verlofzaken, die clandestien sterken drank schenken uit de clandestiene branderijen, waar producten worden vervaardigd, welke nadeelige bestanddeelen bevatten. Die dingen worden telkens ontdekt en dergelijke producten worden toch ergens verkocht en gedronken. Het drankgebruik neemt wel af, maar niet, gelijk de drankbestrijders meenen, in de mate als de statistieken aangeven. Het voorstel van Burgerneesteren Wethouders wordt met 28 tegen 5 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Schüller, Eikerbout, Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Bergers, Heemskerk, Wilbrink, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, Sijtsma, van Stralen, Dubbeldeman, Eerdmans, Splinter, Kooistra, Üostdam, Baart, van Hamel, Groeneveld, Verwey, Wilmer, Huurman, Knuttel, van Rosmalen, van Eek, Zuidema en Deumer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 8