MAANDAG 30 NOVEMBER 1925. 205 Zonderhoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig de conclusiën sub. d, e, fen g van het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter geeft thans het woord aan den heer Schriller tot het stellen van de vragen, waartoe de Raad hem in den aanvang der zitting verlof heeft verleend. De heer Schüller dankt den Raad voor de gelegenheid tot het stellen van zijn vragen. Die vragen luiden als volgt: »le. Wat is de reden dat het bestratingswerk van den Rijnsburgerweg niet aan een Leidschen ingezetene gegund is? 2e. Waarom worden voor het bestratingswerk niet Leidsche werklieden te werk gesteld? 3e. Is het Burgemeester en Wethouders bekend, dat het bestratingswerk van den Rijnsburgerweg niet wordt uitgevoerd zooals in het bestek bepaald is? 4e. Is het Burgemeester en Wethouders bekend, dat de aannemer van het bestratingswerk zich niet houdt aan de bepaling vervat in artikel 7 van het bestek? 5e. Wanneer Burgemeester en Wethouders het onder sub 2, 3 en 4 genoemde bekend is, welke maatregelen hebben Burgemeester en Wethouders genomen of zullen Burgemees ter en Wethouders nemen om den aannemer te verplichten zich aan genoemde bestekbepalingen te houden?" Het spijt spreker, dat hij deze zaak in het openbaar moet ter sprake brengen, maar dat is het gevolg van de weinige medewerking, herhaaldelijk ten aanzien van verschillende punten, in de vragen genoemd, van den aannemer en de directie van het werk ondervonden. De aannemer heeft zelf als volgt gehandeld. Hij heeft aan de Arbeidsbeurs straatmakers aangevraagd; vanwege de Arbeidsbeurs zijn toen aan de werklooze straatmakers kaarten uitgereikt, maar, toen de menschen zich kwamen aanmelden, werden zij niet tewerkgesteld, niet omdat zij niet geschikt waren, doch omdat de Rotterdamsche arbeiders, die er werk zaam waren, het niet wilden. Namens de Leidsche modern georganiseerde arbeiders pro testeert spreker tegen de wijze van optreden van den aannemer. Hij kan dat doen, omdat hij zeker weet, op grond van eigen controle, dat de zaak zich aldus heeft toegedragen. Spreker komt nu tot vraag 1. Is hij goed ingelicht, dan is door den hoofdaannemer een aanvrage gedaan voor straatwerk en hebben bij de inschrijving, welke beeft plaats gehad op 26 Juni 1925, ingeschreven een mijnheer Spierenburg uit Rotterdam en een mijnheer Verhoeven uit Leiden. Nu deed het eerst vreemd aan, dat de Leidsche aannemer, ofschoon hij niet höoger moet hebben ingeschreven dan de heer Spieren burg, het werk niet heeft gekregen, maar later is gebleken, dat die inschrijving slechts voor den vorm heeft plaats gehad, omdat reeds ongeyeer 20 Mei het werk moet gegund zijn aan den heer Spierenburg. Wat betreft de tweede vraag deelt spreker mede, dat het den straatmakers niet gelukt is om hier te werk gesteld te worden ook na herhaalde pogingen van den Directeur der Arbeidsbeurs. De betrokken arbeiders hebben zich ook gewend tot de Directie met het verzoek om bemiddelend op te treden bij dezen aan nemer, en de betrokken vakbond heeft zelfs over deze zaak een onderhoud gehad met den Wethouder van Fabricage. Desondanks bleven de Leidsche werkloozen uitgesloten en bleven de Rotterdamsche arbeiders aan het werk. Dit is be vreemdend, aangezien het bestek voorschrijft, dat Leidsche werkkrachten te werk gesteld moeten worden en die werk krachten beschikbaar waren. Wat betreft de derde vraag betreffende de werkwijze kan spreker uit eigen ervaring mededeelen, dat de besteksbepalingen bij dit werk schromelijk overtreden worden. Volgens de besteksbepalingen moet op elke plaats ten minste 15 cM. zand gebruikt worden, maar spreker heeft geconstateerd, dat op verscheidene plaatsen vooral de tegels zoo op den zwarten grond zijn gelegd. Wat de straat zelf aangaat, de oude weg wordt opgebroken, er wordt een beetje van de laag afgehaald en er wordt ten hoogste 5 cM. zand op gestort. Ook staat in het bestek, dat de vaste grond losgehaald moet worden. Men zou dus ten minste 15 duim aarde moeten weghalen en daarna den grond loswerken, maar daarvan is geen sprake. Volgens het bestek moeten 92 a 95 steenen per M2. inge legd worden, maar als men verschillende vakken opmeet, zooals spreker gedaan heeft, dan blijkt, dat op verscheidene plaatsen 90 steenen per M2. zijn gelegd. Verder is het werk van een aantal daar werkzame straat makers de goeden niet te na gesproken gewoon stapel- werk. De steenen worden niet behoorlijk aangeklopt, maar men legt ze gewoon naast elkander. In het bestek is voorgeschreven, dat er behoorlijk moet worden aangestampt en ingewaterd. Op het geheele werk is geen waterwagen te vinden. Nadat sprekers vragen ge publiceerd zijn, zijn op het werk de noodige stampers gear riveerd, maar ze worden niet gebruikt. De straatmakers werken achter elkander; wanneer de voorste straatmaker aan het eind komt van zijn werk, dus aan het begin van het werk van den man, die vóór hem bezig is, dan moet die straat sluitend worden gemaakt, m. a. w. die steenen moeten er tusschen gewerkt worden. Die steenen zijn 4J cM. dik en de opening tusschen die twee straatgedeelten was 3 cM. Was het gedeelte, dat die straat maker had gelegd, sluitend gemaakt, dan was hij misschien uitgekomen, maar dat kan men niet altijd uitrekenen. Maar wat heeft hij nu gedaan? Hij nam van weerskanten zijn ijzer en zijn hamer en sloot die steenen op die manier aan; die 3 cM. werd op die wijze aangesloten, maar daardoor kreeg men voegen van IJ cM. per steen. Die ruimte werd over- strooid met zand en niemand zag het, en zoo is blijkbaar op meer plaatsen te werk gegaan. Zoo is het ook gegaan met de tegellegging. Als men den sluitkant van de tegels neemt, d. w. z. aan den kant van de hekken. Op vele plaatsen ligt er in het geheel geen sluiting. Waar een tegel kan liggen, heeft men een halven tegel neergelegd, terwijl strooken van 3 en 4 cM. later met cement moeten worden aangevuld, maar, als men een opening heeft met halve of tegels, dan kan men daar dat gedeelte tegel behoorlijk inwerken. Hoe komt het dat die straat zoo slecht gelegd wordt Zelfs al waren daar eerste-klasse krachten tewerkgesteld, zij zouden niet in staat zijn behoorlijk werk te maken. De aannemer houdt zich niet aan art. 4 van de besteksbepalingen en be taalt niet het contractloon. Terwijl de plaatselijke loonstand- aard, welke volgens de door de gemeente met de Leidsche straatmakers gesloten overeenkomst voor dit werk moet gelden, aangeeft, dat het loon moet bedragen 28 cent per M2., moet de aannemer slechts 20 cent per M2. betalen. Daardoor moeten die menschen hun werk afraffelenanders kunnen zij niet voor zichzelf en voor hun opperman een behoorlijk loon verdienen. Nu zal men misschien zeggen, dat het bij de herstrating wel terecht zal komen, maar spreker weet wel, hoe het bij een herstrating gaat. In eerste instantie behoort zulk een straat er goed ingelegd te zijn. Het spijt spreker dit in het openbaar te hebben moeten mededeelen, maar het bestuur dei- afdeeling Leiden van den Straatmakersbond heeft reeds herhaaldelijk, doch zonder succes, de aandacht van de directie op deze wijze van werken ge vestigd. Het bevreemdt spreker en het bestuur van den Straat makersbond, dat de directie, terwijl zij zelf toegeeft, dat onbekwame straatmakers zijn tewerkgesteld, deze wijze van uitvoering van het werk langer duldt. In het bestek staat, dat men gebruik moet maken van eerste klas krachten, maar op dit werk worden als opper lieden gebruikt jongens van 16 tot 17 jaar. Men zal moe ten toegeven, dat personen van dien leeftijd geen volslagen goede krachten kunnen zijn, in welk vak ook. Wanneer dan toch gebruik gemaakt moet worden van ongeschoolde krachten in dit vak, waarom maakt men dan geen gebruik van de werklooze arbeiders van het bouwbedrijf, van de opperlieden en grondwerkers, die voor dit werk toch veel geschikter zijn? Het bevreemdt spreker, dat de Directie al lang niet inge grepen heeft en dat ook de Wethouder van P'abricage, die door den betreffenden vakbond op de hoogte gesteld is, niet eerder heeft ingegrepen. De Voorzitter zegt, dat het College niet in staat is om de interpellatie onmiddellijk te beantwoorden. De heer Schüller is gekomen met een groot aantal détails en daarnaar zal eerst geïnformeerd moeten worden. Alleen wil spreker thans nog iets zeggen naar aanleiding van de uitdrukking: »loon drukken," welke de heer Schüller gebezigd heeft, en wel dat officieel gebleken is, dat er 50. a 60.per week door deze staatmakers verdiend is. Ten slotte verzoekt spreker den heer Schüller zijne aan- teekeningen over te leggen aan Burgemeester en Wethouders, omdat zij anders zouden moeten wachten totdat het verslag van deze vergadering verschenen is. De heer Schüller verklaart zich bereid om zijne aan- teekeningen aan Burgemeester en Wethouders ter hand te stellen. De Voorzitter zegt, dat de Wethouder Mulder in een volgende vergadering de vragen zal beantwoorden. De Voorzitter doet hierop de deuren sluiten. Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat en stelt de Voorzitter spoedeischend aan de orde een voorstel van Burgemeester en Wethouders om: a. te besluiten tot aankoop in het belang van de Volks huisvesting van de perceelen weiland gelegen in den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 21