GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 195 imeSKOMEH STUKKE». N°. 279. Leiden, 25 November 1925. Wij bebben de eer U mede te deelen, dat de gemeente in de gelegenheid is de hand te leggen op de perceelen weiland in den Gronesteinspolder, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M Nis. 3995, 3996 en 4003 ter gezamenlijke grootte van 2.20.30 H. A., tegen den prijs van 1.50 per M2. plus de kosten. Deze perceelen zijn gelegen bewesten de spoorbaan Leiden 's-Gravenhage en zijn de eenige landerijen aldaar, welke de gemeente nog niet in eigendom heeft. De koopprijs zal met inbegrip van de kosten, waaronder die van overdracht, in totaal rond 36045.bedragen. Aangezien het voor de gemeente van belang is ook deze perceelen in eigendom te hebben en de prijs alleszins redelijk kan worden genoemd, komt het ons College gewenscht voor, om op deze aanbieding in te gaan. Overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Beheer over het Grondbedrijf geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. te besluiten tot aankoop, in het belang van de Volks huisvesting van de perceelen weiland gelegen in den Crone- steinspolder, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M. Nis. 3995, 3996 en 4003, te zamen groot 2.20.30 H.A. tegen den prijs van 1.50 per M2.; b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overge- legden begrootingsstaat, model D; c. te besluiten de perceelen in te brengen in het Gemeen telijk Grondbedrijf en over te gaan tot vaststelling van de daarmede verband houdende wijziging van de begrooting van dat bedrijf. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 280. Leiden, 30 November 1925. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dat bij haar geen bezwaren bestaan tegen den aankoop van de perceelen weiland, gelegen in den Cronesteinspolder Sectie M Nis. 3995, 3996 en 4003, tegen den prijs van 1.50 per M2. -(- de kosten. Zij adviseert U mitsdien overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 281. Leiden, 30 November 1925. De Commissie van Financiën heeft de eer U te adviseeren overeenkomstig de voorstellen van Burgemeester en Wet houders te besluiten: 1°. tot overname in eigendom en onderhoud bij de ge meente van de voor straat bestemde perceelen grond en water, Sectie P Nis. 160, 169, 888, 890, 892, 947 en 949, alle gedeeltelijk en de perceelen grond aan en nabij de Wasstraat, deel uitmakende van de perceelen gemeente Leiden, Sectie M Nis. 4257, 4259, 797, 4140 en 795 (Ingek. Stukken No. 273), alsmede den grond achter de Heerenstraat Sectie M No. 3965 ged. (Ingek. Stukken No. 272); 2°. tot verkoop van een strook grond, deel uitmakende van het perceel Sectie D No. 1658 (Korevaarstraat), aan de Leidsche Exploitatie-Maatschappij van Onroerende Goederen te Leiden (Ingek. Stukken No. 275); 3°. tot verkoop van een strook water van den Ouden Bijn, groot f5 M2. aan J. Mechelse, (Ingek. Stukken No. 274); 4°. tot wijziging van de begrooting, dienst 1925, in ver band met de door particulieren gestorte bedragen ten behoeve van de kosten van straataanleg. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 282. Leiden, 1 December 1925. Na de verwerping, in Uwe Vergadering van 16 Juli 1923, van een amendement van Uwe medeleden, den heer Van Hamel en mevrouw Van ItallieVan Embden, strekkende om het bedrag, benoodigd voor de inrichting van grond aan den Lagen Morschweg tot woonwagenterrein, met 500. te verhoogen, ten einde daarop tevens een afdak voor paarden te maken, hebben wij ons, gelijk uit de ter visie liggende correspondentie kan blijken, tegenover de afdeeling Leiden der Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren op het standpunt geplaatst, dat de kosten van het maken van een stal voor woonwagenpaarden op bedoeld terrein, hoe prijzenswaardig ook, naast de toch reeds hooge uit gaven voor den aankoop en de inrichting van het woon wagenterrein, niet ook nog ten laste van de gemeente ge bracht konden worden en dat wij de oprichting van zulk een stal mitsdien geheel aan het particulier initiatief moesten overlaten. Tegen de plaatsing van den stal op het woon wagenterrein verklaarden wij uiteraard geenerlei bezwaar te hebben. Het afdeelingsbestuur van genoemde vereeniging heeft zich nu bij onderstaand adres tot Uwe Vergadering gewend met het verzoek den meerbedoelden stal, welke thans met behulp van particuliere bijdragen tot stand is gekomen, in onderhoud bij de gemeente over te nemen „onder afspraak, dat deze stalling steeds beschikbaar zal blijven voor de paarden van de woonwagenbewoners, zonder dat daarvoor huur of andere vergoedingen zullen worden gevorderd". Alvorens dit adres bij U ter sprake te brengen, hebben wij het betrokken bestuur medegedeeld, dat eigendom en onderhoud van den paardenstal o. i. in één hand behooren te blijven en aan het bestuur de keuze-gelaten om of den stal in eigendom aan de gemeente over te doen, in welk geval de gemeente ook het onderhoud daarvan op zich zou nemen, maar tevens zich volle vrijheid van handelen ten aanzien van de instandhouding, de bestemming en het gebruik van den stal zou voorbehouden, öf den stal in eigendom bij de Vereeniging tot Bescherming van Dieren te laten, met het gevolg, dat ook het onderhoud ten laste van die vereeniging zou blijven en de gemeente slechts tot de vestiging van een recht van opstal op het woonwagen terrein zou medewerken. Uit het mede te Uwer inzage liggende nadere schrijven van het afdeelingsbestuur blijkt, dat dit aan laatstbedoelde regeling de voorkeur geeft. De stal zal dus het eigendom blijven van de genoemde vereeniging, die daarmede ook het onderhoud voor hare rekening neemt en, behoudens de onderstaande bepalingen, geheel vrij in de beschikking over haren stal zal wezen, terwijl de gemeente aan de vereeniging het hieronder omschreven recht van opstal op het woon wagenterrein zal verleenen. Op uitdrukkelijk verzoek van de vereeniging zal de ge meente evenwel voor het schoonhouden van den stal zorgen, een regeling, waartegen geen bezwaar bestaat, nu deze reiniging door de gemeente met zeer geringe moeite en kosten kan geschieden, terwijl het schoonhouden voor de vereeniging betrekkelijk veel last en kosten zou medebrengen. Op grond van het bovenstaande geven wij U, overeen komstig het advies van de Commissie van Fabricage in overweging te besluiten tot het vestigen van het zakelijk recht van opstal op het aan de gemeente toebehoorende terrein aan den Lagen Morschweg, kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie P No. 245, ten behoeve van de Nederland sche Vereeniging tot Bescherming van Dieren (afdeeling Leiden), voor het op gemeld terrein hebben van een paar denstal, groot 15,44 M. bij 3,63 M., zulks onder de vol gende voorwaarden en bepalingen 1°. het recht van opstal wordt gevestigd voor den tijd van ten hoogste dertig jaren, doch zal tusschentijds kunnen eindigen door opzegging hetzij door de gemeente, hetzij door den opsteller. Indien de grondeigenaar bij het eindigen van den opstal het gebouw van den opsteller niet tegen taxatieprijs wenscht over te nemen, is de opsteller verplicht dit binnen twee maanden af te breken en den grond te herstellen in den toestand, waarin deze zich voor het bebou wen bevond, doch mag hij de afbraak zonder vergoeding behouden 2°. de opsteller verbindt zich den stal uitsluitend te ge bruiken of te doen gebruiken voor het stallen van paarden van woonwagenbewoners, die op het terrein van den opstal op aanwijzing of met toestemming van het Gemeente bestuur standplaats innemen, blijvende de opsteller overigens bevoegd, om voor het gebruik van den stal eene vergoeding te vorderen of daaraan andere voorwaarden te stellen; 3°. zonder toestemming van Burgemeester en Wethou ders mag de stal niet geheel of gedeeltelijk worden afge broken of verplaatst, zoolang het recht van opstal duurt 4°. het onderhoud van den stal komt voor rekening van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 1