191 ƒ22.42 per leerling van de scholen voor u. 1. o., met ver nietiging van dat besluit, het bedrag van die vergoeding nader bepaald op respectievelijk ƒ28.56 en ƒ40.80. Kennisneming van den inhoud dier beschikking zal II doen zien, dat Gedeputeerde Stagen de bezwaren der school besturen in acht punten verdeelen en dat die besturen op drie van de acht punten in het gelijk zijn gesteld. Ter toelichting van de beschikking van Gedeputeerde Staten vermelden wij, dat deze drie punten betreffen het niet in de berekening voor de vergoeding opnemen van: a. de kosten van salariëering van de vakonderwijzers, b. de kosten wegens salarissen, verzekering tegen ongevallen, rentezegels en pensioenkosten van in dienst der gemeente zijnde personen, die op eenigerlei wijze directen of indirecten arbeid verrichten ten behoeve van de openbare scholen, waaronder begrepen ambtenaren ter secretarie en c. de kosten wegens brand assurantie van de schoolgebouwen. Wij merken hierbij op, dat de sub a, b en c genoemde kosten niet bij de berekening der vergoeding zijn medegeteld, aangezien op het tijdstip waarop Uw bovengenoemd besluit werd genomen, reeds in hoogste instantie was beslist, dat die kosten niet in aanmerking mogen komen. Naar onze meening behoeft het derhalve geen betoog, dat in de beslissing van Gedeputeerde Staten niet behoort te worden berust. Te minder bestaat daartoe aanleiding nu door de Kroon nog geene beslissing is genomen in zake het beroep tegen het besluit van hetzelfde College, betref fende het gemeentelijk voorschot op de vergoeding aan de schoolbesturen over 1923, bij welk beroep het eveneens gaat om de vraag of kosten, als hierboven onder b en c genoemd (de kosten sub a bedoeld zijn hier niet eerder in geding geweest) al dan niet bij de uitkeering aan de school besturen moeten medetellen. Mitsdien geven wij U in overweging van de beslissing van Gedeputeerde Staten, ingevolge het bepaalde bij art. 17 der genoemde wet, beroep in te stellen bij de Kroon. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 270. Leiden, 24 November 1925. Wij hebben de eer U hierbij ter goedkeuring aan te bieden de balans en de verlies- en winstrekening over 1924 van de Yereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werk manswoningen. Bij ons voorstel tot goedkeuring van de rekening over 1923 (Ingek. Stukken No. 34 van 1925) wezen wij er op, dat de Onderlinge Levensverzekering Maatschappij „Eigen Hulp" de rente der hypothecaire leening van 4 tot 5| had verhoogd en dat de meerdere rente ad 1} in verband met de desbetreffende bepalingen van de statuten, zonder Uwe machtiging niet in de rekening mocht worden geleden. Mede tengevolge van de ongesteldheid van den Secretaris der vereeniging kon een wijziging van de statuten als in ons aangehaald voorstel werd omschreven, nog niet tot stand komen en doet zich derhalve bij de rekening 1924 weer hetzelfde geval voor. Ook thans bestaat er naar onze meening wel aanleiding goed te vinden, dat de meerdere rente ten laste van de verlies- en winstrekening wordt gebracht en derhalve niet in mindering van het door de aandeelhouders te genieten dividend komt. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging de balans en de verlies- en winstrekening van de Vereeni ging tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen over 1924 goed te keuren met dien verstande, dat als batig saldo in de gemeentekas moet worden gestort een som van 1384.69J. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. '271. Leiden, 24 November 1925. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat bij haar tegen goedkeuring van de balans en verlies- en winstrekening over 1924 van de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen, geen bezwaar bestaat. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 272. Leiden, 24 November 1925. In verband met een door de Leidsche Bouwvereeniging voorgenomen plan tot den bouw van 20 arbeiders-woningen op een terrein achter de Heerenstraat genaamd „Staalwijk" zullen enkele straten, welke het te bebouwen terrein om grenzen, worden aangelegd. Door de vereeniging werd reeds als haar aandeel in de kosten van demping, rioleering en straataanleg een bedrag van 12.150,ter nadere verrekening in de gemeentekas gestort. Voor de uitvoering van het bouwplan kan derhalve vergunning worden verleend, zoodra de overname van den aan de vereeniging toebehoorenden voor straat bestemden grond heeft plaats gehad. Noch bij de Commissie van Fabricage noch bij ons College bestaat tegen die overname bezwaar. Wij geven U mitsdien in overweging den op de hierbij overgelegde situatieteekening door roode arceering aangegeven grond, deel uitmakende van het perceel kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie M, No. 3965, zonder eenige kosten voor de gemeente in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen, onder de gewone, voor dergelijke over drachten bij de gemeente gebruikelijke, voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 273. Leiden, 24 November 1925. In verband met den voorgenomen bouw van een groot aantal woningen bezuiden den Rijnsburgerweg aan en nabij de Ajaxlaan en benoorden den Rijnsburgerweg aan het verlengde van de Johan de Witstraat, aan het verlengde van de vanOldenbarneveldstraat en aan aangrenzende straten, is het noodig, dat de voor straat bestemde grond aldaar in eigendom aan de gemeente overgaat. Hetzelfde geldt ten aanzien van eenige perceelen grond nabij de Wasstraat. Onder mededeeling, dat de respectievelijke eigenaren van die gronden bereid zijn deze kosteloos aan de gemeente af te staan, geven wij Uwe Vergadering, overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, in overweging te besluiten zonder eenige kosten voor de gemeente in eigendom bij de gemeente over te nemen: A. de voor straat bestemde perceelen grond en water, kadastraal bekend gemeente Leiden Sectie P, Nis 160, 169, 888, 890, 892, 947 (verlengde Johan de Witstraat) en 949 (verlengde van Oldenbarneveldstraat) alle voor zoodanige ge deelten, als op de hierbij overgelegde teekeningen in bruine kleur is aangegeven. B. de voor straat bestemde perceelen grond aan en nabij de Wasstraat, deel uitmakende van de kadastrale perceelen gemeente Leiden Sectie M Nis 4257 en 4259 (oud 4147 ged. en 4148 ged.) en 797, 4140 en 795, zooals die perceels gedeelten op de hierbij overgelegde teekening in bruine kleur zijn aangegeven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 274. Leiden, 24 November 1925. Door J. Mechelse, alhier, wordt, in verband met de nood zakelijke vernieuwing van de schoeiing aan de achterzijde van de hem toebehoorende perceelen, Sectie K Nis 780, 781 en 782, verzocht de nieuwe schoeiing 1 M. verder in het water van den Ouden Rijn te mogen uitbouwen, waar door deze in de rooilijn van de schoeiing van het westelijk gelegen perceel K No. 779 zoude komen te vallen. De Oude Rijn ter plaatse is bij akte van 22 Augustus 1921 door de Provincie Zuid-Holland als „publiek domein" aan de gemeente Leiden in beheer en onderhoud overge dragen met alle eigendomsrechten, die de Provincie op dit perceel kon uitoefenen. Aangezien tegen verkoop van het door adressant benoodigde wateroppervlak noch bij de Commissie van Fabricage noch bij ons College bezwaar bestond, is met adressant hierover nader overleg gepleegd. Hij werd bereid gevonden de wateroppervlakte te koopen voor een totaalsom van 50.d. i. f 3.33 per M2., welk bedrag als voldoende kan worden beschouwd. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten: a. te verklaren, dat de strook water van den Ouden Rijn, ter grootte van 15 M2., op de hierbij overgelegde teekening met rooden inkt gearceerd, niet meer voor den openbaren dienst is bestemd; b. aan J. Mechelse alhier, behoudens rechten van derden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 9