164
MAANDAG 28 SEPTEMBER 1925.
satie's. Dan zal men veel meer succes bereiken dan wanneer
men van hoogerhand in eens zegtals ge het niet doet, dan
is het met de steunverleening uit.
Elke vakcentrale heeft den plicht en de roeping om op
hare leden zoodanigen zedelijken dwang uit te oefenen, dat
dezen zullen medewerken ter bereiking van het grootsche
doel, dat het Gemeentebestuur zich hier voor oogen stelt,
nl. de verdere ontwikkeling van den ongeschoolden arbeider.
En wanneer blijkt, dat niettegenstaande de medewerking van
de zijde der vakcentralen de arbeiders daarop geen prijs
stellen, dan heeft men reden om te zeggen nu is het uit;
wij willen verder met u geen gemeenschap hebben.
Het komt dus hierop neder, dat spreker wenscht dat van dwang
eerst in tweede instantie sprake zal zijn en niet onmiddellijk.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Eikerbout
is voorgesteld de volgende motie:
»De Raad van oordeel, dat het mede in het belang der
arbeiders is, dat onvoldoend bekwame arbeiders tot meer
bekwame vaklieden worden opgeleid, acht het niet gewenscht,
dat door dwang, zooals bedoeld in het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, de werkloozen gedwongen worden den cursus
bij te wonen; spreekt de wenschelijkheid uit een speciale
commissie te benoemen, bestaande uit den Directeur van dén
Dienst voor Sociale Zaken als Voorzitter en vertegenwoordigers
der Vakcentralen als leden, die ten doel heeft personen aan
te wijzen, die voor het volgen van den cursus in aanmerking
komen."
De motie van den heer Eikerbout wordt voldoende onder
steund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Knuttel zegt, dat in het antwoord van den Wet
houder hem één zaak getroffen heeft, welke juist het aan
deze regeling verbonden gevaar in het licht stelt.
De Wethouder zegt namelijk, dat het goed is dat de Directeur
de personen aanwijst, die deze cursussen moeten volgen, omdat
deze het werkloosheidsrisico kent. Dat beteekent dus, dat als
uitgangspunt bij het aanwijzen van de deelnemers aan de
cursussen zal worden genomen het werkloosheidsrisico.
Dit lijkt spreker een geheel verkeerd uitgangspunt. Men
moet als uitgangspunt nemen de psychologische geschiktheid,
de persoonlijke geschiktheid van de menschen voor het volgen
van de cursussen. Volgens het systeem van den Wethouder
zullen degenen, die een groot werkloosheidsrisico hebben, on
verschillig of zij voor die opleiding al dan niet geschikt zijn,
daarheen verwezen worden, waardoor men altijd een stok in
handen zal krijgen om den hond te slaan.
De heer van Stralen meent, dat de heer Eikerbout met
het indienen van zijn motie vrij overbodig werk heeft gedaan,
aangezien die motie nagenoeg woordelijk gelijk is aan sprekers
motie. De strekking is geheel dezelfde. Alleen wordt aan het
einde van de motie van den heer Eikerbout gezegd, dat een
commissie zal worden benoemd, welke zal beoordeelen, of be
paalde personen voor de aanwijzing in aanmerking komen,
maar datkomtook totuitdrukkingin het slot van sprekers motie.
De heer Eikerbout had zijn motie gerust achterwege
kunnen laten.
De redactie van sprekers motie verdient eigenlijk de voorkeur,
omdat zij de mogelijkheid openhoudt voor een andere oplossing.
Spreker zal nu, ter bekorting van het debat, alleen ingaan
op de rede van den Wethouder. Deze heeft de mindere werk
loosheid, welke in Twenthe zou bestaan in tegenstelling met
Engeland, toegeschreven aan het feit, dat te Enschede een
industrieschool bestaat. Dat is onjuist, want dat in Twenthe
de werkloosheid niet groot is heelt wel geheel andere oorzaken.
Een voorname plaats in het betoog van den Wethouder
werd ingenomen door de stelling, dat het Gemeentebestuur
voor zich de vrijheid mag opeischen om voor het verleenen
van steun bepaalde voorwaarden te stellen. In dien zin sprak
ook de heer Oostdam. Zoo is het echter niet precies, want
de toestand wordt deze, dat men bepaalde werkloozen verplicht
aan dien cursus deel te nemen en hen in geval van weigering
straft met uitsluiting van den steun, welken zij reeds hebben
gekregen. Men gaat dus aan de bestaande voorwaarden
nieuwe toevoegen. De menschen, die niet in aanmerking
komen om te worden gesteund, onder wie vallen de niet
bona fide werkloozen, kunnen reeds uitgesloten worden op
grond van het bestaande reglement, dat aan Burgemeester
en Wethouders in dat opzicht een groote vrijheid toekent,
maar wil men die bevoegdheid nog uitbreiden, dan zal men
het reglement moeten wijzigen en daarin bepalen, dat ook
het weigeren om aan dezen cursus deel te nemen een reden
kan zijn voor uitschakeling uit den steun.
De Wethouder en de heer Oostdam hebben twee ongelijk
soortige dingen vergeleken, toen zij een vergelijking maakten
tusschen den dwang, die door de vakorganisatie's wordt uit
geoefend, en den dwang, welken Burgemeester en Wethouders
willen toepassen. De voorwaarden, welke de vakvereenigingen
stellen voor het lidmaatschap, zijn hierop gebaseerd, dat de
organisatie voldoende beveiligd moet zijn en dat er statuten
en een reglement moeten bestaan, waaraan elk lid moet
voldoen. Wie dat niet wil, sluit zich niet aan. Maar dat is
geheel iets anders dan dat men iemand, die werkloos is,
dwingt een deel van zijn tijd, welken hij anders in zijn
gezin zou doorbrengen, de avonduren immers, aan het volgen
van een cursus te besteden. Dit moet blijven een kwestie
van persoonlijke ambitie, daar men immers zelf de gevolgen
draagt door te blijven in de groep der lager betaalde arbeiders.
Het bezwaar zou in minder mate gelden, indien Burgemeester
en Wethouders den tijd voor den cursus op den dag hadden
gesteld, maar in vele gevallen zal een huisvader, hoe gaarne
hij z'ijn vakkennis ook wil vermeerderen, bezwaar maken om
drie geheele avonden per week uit zijn gezin te loopen voor
het volgen van zulk een cursus.
Het denkbeeld van dagcursussen is op zich zelf niet nieuw.
In 1922 hebben in Zwitserland bestaan verplichte cursussen
voor werkloozen, maar die worden gegeven over dag, gedurende
10 uren per week.
Volgens den Wethouder zou in de practijk gebleken zijn,
dat bij de Arbeidsbeurs ingeschreven personen geen plaatsing
konden bekomen, omdat zij niet vakbekwaam waren. Dergelijk
feit zal zich wel niet in den allerlaatsten tijd voorgedaan
hebben, want reeds sinds geruimen tijd staan bij de Arbeids
beurs ook vele bekwame vaklieden ingeschreven, zoodat de
werkgevers ruime keuze gehad hebben als zij iemand noodig
hadden. Overigens moet men voorzichtig zijn met mededeelingen
van werkgevers, dat zij bij de Arbeidsbeurs geen bekwamen
vakman konden krijgen, want als een werkgever een bij de
Arbeidsbeurs ingeschrevene niet wil hebben, omdat deze hem
niet aanstaat, omdat die ingeschrevene misschien een lastige
broeder is, dan is de werkgever licht geneigd om te zeggen,
dat de ingeschrevene niet bekwaam is, al is hij het wel.
In navolging van den heer Zuidema heeft de Wethouder
uit »Het Volk" geciteerd en heeft hij daaraan de conclusie
verbonden, dat het wel een bij uitstek deskundige moet zijn,
die daar aan het woord is. Waarop berust deze conclusie P
In dat blad zijn meerdere artikelen over die zaak verschenen,
waaronder er ook van een geheel tegenovergestelde strekking,
en waarom zou men daaraan minderwaarde moeten toekennen?
Het bezwaar van spreker gaat tegen den dwang, dien
Burgemeester en Wethouders hieraan willen verbinden, en
niet tegen de zaak zelf.
De heer Baart heeft zeer duidelijk te kennen gegeven, dat
de vakvereenigingen gaarne bereid zijn om hare volle mede
werking te verleenen, Men moet dit niet onderschattenwant
de Wethouder zal toegeven, dat, als de vakvereenigingen hare
medewerking niet verleenen, de uitvoering van de zaak er
slechter voor zal komen te staan dan anders het geval zou
zijn geweest.
Wanneer de organisatie's zich daarachter stellen, en met
zachten drang en overreding hare leden trachten te bewegen
om dit voor hen noodige onderwijs te volgen, dan zal dat
meer resultaat opleveren dan wanneer de zweep van de
gemeente gevoeld wordt.
Volgens het systeem van Burgemeester en Wethouders zal
het aldus gaan, dat een werklooze, die aan een cursus niet
wil deelnemen, omdat hij zich daartoe niet geschikt acht, van
verderen steun zal wordtn uitgesloten. De Wethouder zegt
wel: „dat maakt de Directeur niet uit; dat komt in de sub
commissie,'' maar ook de sub-commissie is wel zoo samen
gesteld, dat daarin een meerderheid vóór de uitschakeling
zal zijn te vinden, indien de Wethouder of de Directeur meent
dat de man er uit moet. De man wordt dus van steun uit
gesloten, maar men vergete toch niet, dat men daardoor ook
zijn gezin aan de armoede overlevert. Men denke daarover
niet te licht.
Spreker heeft tijdens bet debat tevergeefs zitten luisteren
naar klemmende argumenten voor dwang in eerste instantie.
Mevr. van Itallie is alleen in het uiterste geval voor toepassing
van dwang en sprekers motie houdt in het nemen van een
proef met vrijwillige aanmelding. Men toone maar eens aan,
dat zulk een proef per se tot mislukking moet leiden, ook
als de vakcentralen allen mogelijken steun toezeggen.
De heer Witmans heeft zich zeer ernstig vergist door zich
aan de zijde van Burgemeester en Wethouders te scharen.
Dat komt, omdat hij alleen het voorstel van Burgemeester
en Wethouders heeft gelezen, waarin slechts met een enkel
woord wordt gesproken over de pressie, welke noodig zal zijn,
maar hij had ook eens kennis moeten nemen van de adviezen,
welke in de commissie zijn uitgebrachl, en van het extract
der notulen van de vergadering der commissie, waarin de
zaak is besproken. Het zou hem dan gebleken zijn, dat, als
iemand weigert aan den cursus deel te nemtn, absolute uit
schakeling van de steunverleening daarvan het gevolg zal zijn.
Spreker kan zich niet voorstellen, dat de heer Witmans
daarvóór zou zijn.