MAANDAG 24
AUGUSTUS 1925.
133
i De heer Groeneveld meent, dat de heer Huurman de zaak
niet zuiver gesteld heeft, door te zeggen: de brug zal op hare
tegenwoordige plaats kosten 60.000.— en als zij tegenover
de Voldersgracht wordt gelegd 100.000.—. Dit is geen zuivere
vergelijking, want in het bedrag van 100.000.— is ook be-
begrepen het dempen van de Volmolengracht, en dit is een
zaak op zich zelf. Men kan die gracht dempen of niet dempen.
Men moet nemen de bedragen, welke de bruggen op zich zelf
zouden kosten, namelijk ƒ60.000.op de tegenwoordige plaats
en 70.000.a 75.000.op de nieuwe plaats.
De heer Huurman wil 60.000.beschikbaar stellen voor
het vernieuwen van de brug op hare tegenwoordige plaats,
en hij zegt, dat de landhoofden dan in waaiervorm gemaakt
zullen moeten worden, maar dat zal toch belangrijk grootere
kosten medebrengen. Dat kan toch niet anders. Een brug
met breedere landhoofden dan waarop gerekend is zal toch
meer kosten dan de brug, welke door Gemeentewerken is
geraamd. Dat meerdere werk en die meerdere materialen,
welke daardoor benoodigd zullen zijn, krijgt men toch niet
cadeau
Spreker wil dus alleen zeggen, dat de heer Huurman de
zaak niet zuiver heeft gesteld.
Spreker kan niet inzien, dat de zakenmenschen zoozeer
benadeeld zullen worden. Winkeliers zijn onbegrijpelijke men-
schen. Die uit de Haarlemmerstraat klagen, dat door het
drukke rij verkeer het publiek wordt verjaagd. Spreker gelooft
dat zij gelijk hebben. Maar nu er een voorstel komt, waar
door het drukke rijverkeer uit de Janvossensteeg zal ver
dwijnen, klagen weer de winkeliers uit die steeg. Het is dan
ook niets anders dan angst voor het nieuwe. Deze smalle
straat zonder trottoirs zal zonder het drukke rijverkeer veel
meer als wandelweg gebruikt worden, hetgeen voordeelig
voor de winkeliers zal zijn. Zelfs na verlegging van de brug
zullen de voetgangers de Janvossensteeg doorgaan en niet de
Voldersgracht, een van de ongezelligste straten. Misschien
wordt de Voldersgracht na eenige tientallen jaren een win
kelstraat. Het is in het geheel niet verkeerd dat het gemeente
bestuur medehelpt om winkelstraten te stichten, waaraan
toch gebrek bestaat. Wel heeft elke winkelier natuurlijk
graag een monopolie, maar daarmede kan de Raad geen
rekening houden.
De heer Zuidema maakt zich zeer ongerust, dat door ver
legging van de brug de winkeliers schade zullen lijden, maar
voegt daaraan toe, dat, als het aan hem lag, hij heelemaal
geen brug wenschte, waarmede hij natuurlijk ook bijna alle
voetgangers uit de Janvossensteeg zou halen.
De heer Zuidema acht den afstand tusschen de Janvossen-
brug en de Pauwbrug nogal klein. Ziet men evenwel de
kaart van Leiden, dan zal men bemerken, dat overal in de
binnenstad de afstand tusschen twee bruggen, zelfs over de
onaanzienlijke grachten, nooit grooter is dan ongeveer 200
Meter.
Eén uitzondei ing bestaat daarop, en dat is de afstand tusschen
de Janvossenbrug en de Pauwbrug. Die afstand is 350 M.
Wanneer de Janvossenbrug vervalt, dan wordt de afstand
tusschen de Pauwbrug en de Marebrug een halve kilometer.
Men mag aannemen, dat de menschen, die indertijd Leiden
hebben aangelegd, eenig begrip hebben gehad van stedenbouw
en dat zij goede redenen gehad hebben om de bruggen niet
verder dan een paar honderd meter van elkander te leggen.
Men moet ook niet vergeten, dat de gemeente waarschijnlijk
voor dit werk van de provincie een subsidie van 10.000.
zal krijgen.
Ook valt te wijzen op het belang van de werk vei schaffing.
Dergelijk werk geeft aan tal van menschen werk, wat beter
is dan ondersteuning vanwege het Burgerlijk Armbestuur, enz.
Hetgeen bij dergelijk werk aan loon verdiend wordt, zal voor
een deel in mindering komen van hetgeen door het Armbestuur
wordt uitgekeerd.
Op grond van een en ander zal spreker stemmen voor het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Huurman wil in de eerste plaats nog even terug
komen op de uitlating van den heer Groeneveld, dat spreker
de zaak niet juist voorstelt door te zeggen, dat de door hem
bedoelde brug ƒ40.000.goedkooper zal zijn dan die, welke
Burgemeester en Wethouders voorstellen te maken. Spreker
blijft erbij, dat hij de zaak wel juist voorstelt. De Raad staat
nu voor de beslissing in zake het vernieuwen van de brug
over de Janvossensteeg, omdat zij i.iet meer doorvaarbaar en
berijdbaar is. Nu koppelen Burgemeester en Wethouders
daaraan vast de verplaatsing der brug naar de Volmolengracbt
en het dempen van deze gracht; maar als het mogelijk is
om de brug alleen te vernieuwen ter plaatse, waar zij nu
ligt, dan is men ƒ40.000.goedkooper uit.
De Wethouder zegt: als de brug tegenover de Volmolen
gracht gelegd wordt, dan zal die het verkeer tot zich trekken
en dan zal de brug tusschen de beide Mare's nog een heelen
tijd mede kunnen. Spreker meent, dat nu reeds de verbree
ding van deze brug urgent is en dat men dat werk niet zal
kunnen uitstellen. De Marebrug zal even dikwijls geopend
moeten worden en het verkeer over deze brug zal door een
brug tegenover de Volmolengracht heusch niet minder wor
den dan thans.
De Voldersgracht is bij de eventueele nieuwe brug slechts
7 Meter breed, dus 1 Meter breeder dan de Janvossensteeg.
Was deze straat, zooals verder op, 10 Meter breed, dan zou
spreker voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders
misschien iets voelen, hoewel het toch jammer zou zijn van
de meerdere ƒ40.000.Spreker meent, dat deze vernauwing
over een lengte van ongeveer 35 Meter loopt. Men moet dus
toch een soort koker door en daarna komt men langs de
van der Werfstraat toch wederom in de Janvossensteeg.
De menschen, die daar wonen, zijn, zooals de heer Groeneveld
veronderstelt, blijkbaar allen benepen van blik en zien hun
belang niet, want zij zijn allen tegen verlegging van de brug.
Ook begrijpt spreker niet, dat de heer Groeneveld eerst zegt
dat de bewoners voordeel zullen hebben van het verdwijnen
van het drukke rijverkeer en daarna, dat op de Volmolen
gracht ook winkels zullen komen, zoodra de rijweg is verlegd.
De heer Bergers zegt, dat men door het voorstel van
Burgemeester en Wethouders aan te nemen, zoowel een
gracht als een hoogen oprit van een brug kwijt raakt, van
welke beide dingen men veel te veel in Leiden heeft. Boven
dien komt men uit in een breedere straat, al scheelt het in
het begin maar een paar Meters.
De heer Knuttel zegt, dat verkeersquaestie's altijd netelige
problemen zijn, omdat men in de toekomst moet zien en
deze zeer dikwijls anders is dan men vermoedt. Nu wordt
het verkeer het beste gediend door de Janvossenbrug op de
oude plaats te herstellen, daar de hoofd verkeersweg over de
Lange en de Korte Mare naar den Haarlemmerweg loopt en
men de brug zoo dicht mogelijk daarbij, en niet zoover
mogelijk daar van af moet plaatsen. De enkele auto's van
de gemeentelijke inrichtingen kunnen net zoo goed naar de
Janvossenbrug gedirigeerd worden. Werd de Marebrug beter
ontlast, dan zou spreker vóór het voorstel van Burgemeester
en Wethouders stemmen, maar zoolang dit niet het geval is,
kan hij dat niet doen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Huurman wordt met 21
tegen 7 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van Stralen, Bergers, van der
Reijden, Schüller, Dubbeldeman, Splinter, Groeneveld, Kooi-
stra, van Eek, Coster, Heemskerk, Baart, mevrouw van
Itallie-van Embden, de heeren Sytsma, Mulder, Reimeringer,
Sanders, Meijnen, Deumer, Oostdam en Wilbrink.
Vóór stemmenJde heeren Witmans, Wilmer, van Hamel,
Huurman, Knuttel, Zuidema en Spendel.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen-
eenkomstig de conclusie sub a van het voorstel van Burge
meester en Wethouders besloten.
De heer Wilbrink waardeert het in hooge mate, dat Burge
meester en Wethouders zooveel aandacht geschonken hebben
aan den aandrang, welke uitgegaan is van de vertegenwoor
diging van handel en industrie in deze gemeente om zooveel
mogelijk tegemoet te komen aan de bezwaren wat betreft de
waterwegen alhier. Dat die aandacht nu niet te ver gegaan
is, in dien zin dat de Raad een voorstel voor zich heeft,
hetwelk wat de kosten betreft niet beantwoorden kan aan de
eischen, welke gesteld moeten worden aan de gemeente Leiden
wat aangaat de toegangen tot de waterwegen, moet spreker
ten sterkste ontkennen.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken heeft indertijd een
commissie ingesteld, welke in opdracht had te onderzoeken
wat gedaan moet worden om tot een goeden toestand te komen
ten opzichte van de waterwegen te Leiden. Deze heeft zich
tot een adviseur gewend, welke een uitstekend rapport heeft
uitgebracht over den toestand van de waterwegen in de gemeente,
maar zich niet in het bijzonder heeft beziggehouden met de
vraag, van welke beteekenis voor het scheepvaartverkeer iedere
waterweg op zichzelf is. Men is bij de opstelling van het rap
port aan den Gemeenteraad niet uitgegaan van de vraag,
welke waterwegen verbeterd moeten worden en welke water
wegen het grootst economisch belang voor de gemeente ver
tegenwoordigen, maar men heeft alles over één kam geschoren,
en daarvan is het gevolg geweest, dat een eigenlijk onbetee-
kenende waterweg ook onder de groote toegangswegen tot de
gemeente is opgenomen. Een ieder, die bekend is met de
toestanden op scheepvaartgebied te Leiden, zal moeten toe
geven, dat van den Nieuwen Rijn langs het Utrechtsche