MAANDAG 13 JULI 1925.
109
de bouwvakarbeiders betreft nog niet op 11 Juli 1925 te doen
ingaan, doch op een nader door hen te bepalen datum.
Onder bouwvakarbeiders zijn mede te verstaan de stucadoors,
tenzij hun totaal jaarinkomen geacht mag worden voldoende
te zijn om in het onderhoud van zich en de hunnen te voor
zien (stucadoors, die gemiddeld 50.per week verdienen
en een jaarinkomen maken van 2000.
Burgemeester en Wethouders hebben dus het besluit, tot
het nemen waarvan zij volgens de verordening gerechtigd zijn,
in zooverre veranderd, dat voor de bouwvakarbeiders de uit
sluiting niet direct, maar op een nader te bepalen datum, te
beoordeelen naar de omstandigheden, zal ingaan.
Spreker stelt dus namens Burgemeester en Wethouders
voor dit adres in hun handen te stellen ter afdoening.
De heer van Stralen heeft met voldoening kennis genomen
van het besluit van Burgemeester en Wethouders om voor
de bouwvakarbeiders den uitsluitingsmaatregel voorloopig niet
toe te passen. De dreigende verslechtering was voor die groep
het allerergste, omdat het grootste aantal van die menschen
bij den maatregel was betrokken. Het spijt spreker echter,
dat het College niet hetzelfde heeft gedaan ten opzichte van
de transportarbeiders, die weliswaar recht houden op onder
steuning gedurende 31 dagen per jaar, maar onder wie toch
ook zoodanige werkloosheid heerscht, dat zij, na die 31 dagen
steun te hebben genoten, aan verdere hulp behoefte hebben.
Spreker zal evenwel op dit oogenblik niet op opschorting van
den maatregel ook voor die menschen aandringen, omdat de
steunverleening voor deze groep met het nieuwe half jaar is
ingegaan en de transportarbeiders nog eenige weken recht
hebben op ondersteuning uit de werkloozenkas, waardoor de
maatregel hen niet direct drukt. Te zijner tijd zal worden
overwogen, of en zoo ja op welke wijze van Burgemeester en
Wethouders iets voor deze groep zal worden gevraagd. Voor
loopig kan sprekers fractie zich bij het voorstel van Burge
meester en Wethouders neerleggen.
De heer Knuttel zegt, dat het. voorstel van Burgemeester
en Wethouders hem niet kan bevredigen. Hetgeen nu is voor
gevallen toont aan op welke lichtvaardige wijze in de vorige
vergadering is besloten de crisis voor sommige groepen als
gesloten te verklaren. Wat de bouwvakarbeiders betreft, is
men er dan ook heel spoedig op terug moeten komen. De
crisis mag eenigszins verminderd zijn, opgehouden is zij
allerminst.
Wat voor de bouwvakarbeiders geldt, geldt evenzeer voor
de transportarbeiders, en spreker ziet dan ook geen enkele
reden, waarom men voor eerstgenoemden den genomen maat
regel wel zou opschorten en voor laatstgenoemden niet. Spreker-
zal dus voorstellen ook voor de transportarbeiders de uitsluiting
van den steun, behalve gedurende die 31 dagen, weer in te
trekken. Ongecorrigeerd
De Voorzitter wijst er op, dat alleen aan de orde is het
voorstel om deze adressen in handen van Burgemeester en
Wethouders te stellen ter afdoening. De vorige maal is besloten,
dat in het algemeen Burgemeester en Wethouders bevoegd
zijn deze zaak te regelen.
De heer Oostdam komt op tegen de beschuldiging van den
heer Knuttel, als zou hier lichtvaardig zijn gehandeld. Uit
de houding van Burgemeester en Wethouders blijkt juist, dat
van lichtvaardigheid hoegenaamd geen sprake is. Zoodra het
College bemerkt, dat er aanleiding is om op een genomen
besluit terug te komen, toont het zich aanstonds bereid dat
te doen.
Weliswaar is de werkloosheid in de bouwvakken eenigszins
vermeerderd, maar er kan niet worden gezegd, dat de crisis
opnieuw is ingetreden. Het is bekend, dat de vergroote werk
loosheid uit bijzondere omstandigheden voortvloeit, en des
niettemin blijken Burgemeester en Wethouders direct ontvan
kelijk. Van lichtvaardigheid is dus geen sprake en spreker
verheugt zich over de verstandige wijze, waarop de heer
van Stralen het besluit van het College heeft opgevat.
De heer Elkerbout zegt geen behoefte te gevoelen om in
te gaan op de mededeeling van Burgemeester en Wethouders.
Spreker vermoedt wel, dat adressanten er zeer mede in hun
schik zullen zijn, dat thans dergelijke maatregel getroffen is,
ofschoon het hem leed doet, dat Burgemeester en Wethouders
niet zoover zijn kunnen gaan om ook voor de stucadoors de
uitzonderingsbepaling los te laten.
De heer Baart is het volkomen eens met den heer van
Stralen, dat ten opzichte van de transportarbeiders de toestand
niet in orde is.
In de bespreking, Zaterdag 1.1. gehouden met den Directeur
van Sociale Zaken, is met cijfers en feiten aangetoond, dat
de thans getroffen regeling voor de transportarbeiders niet
voldoende is. Naarmate de werkloosheid in andere bedrijven
toeneemt, zal ook onder de transportarbeiders de werkloosheid
grooter worden. Hiervan doen zich reeds de teekenen voor.
Deze menschen zullen dus door deze regeling worden geslacht
offerd en in het vervolg niet meer behoorlijk worden onder
steund.
Spreker had verwacht, dat Burgemeester en Wethouders
ook zouden medegedeeld hebben, dat, indien de toestand in
de bouwbedrijven zoo slecht blijft als hij nu is of zelfs nog
slechter wordt, overwogen zal worden, of het wel gewenscht
is, dat de transportarbeiders uitgesloten zullen worden nadat
zij gedurende 21 dagen steun zullen hebben genoten. Dat zou
algemeen bevrediging gewekt hebben en dan zou men kunnen
afwachten, hoe de zaak verloopt. Spreker zou gaarne zien, dat
alsnog de verklaring van de zijde van Burgemeester en Wet
houders kwam, dat, wanneer aanstonds mocht blijken, dat
de transportarbeiders niet voldoende werk zullen kunnen
vinden, zij voor dezen een regeling zullen treffen zooals op dit
oogenblik geldt voor de bouwvakarbeiders en het besluit om
niet meer dan 21 dagen steun te geven in het tweede half jaar,
eveneens zal worden opgeschort.
De heer Zuidema wil aan Burgemeester en Wethouders
hulde brengen wat betreft de door hen genomen beslissing.
Spreker heeft in de vorige vergadering zijn stem gegeven
aan het betreffende voorstel van het College van Burgemeester
en Wethouders en het stemt tot voldoening, dat nu blijkt
dat het toen genomen Raadsbesluit niet zoo gevaarlijk is als
door sommigen gemeend werd. Burgemeester en Wethouders
hebben blijk gegeven met de omstandigheden rekening te
willen houden en dus niet lichtvaardig te handelen, en er is
dan ook geen enkele reden om hun op dit oogenblik een
wenk te geven, hoe zij verder in de toekomst zullen moeten
handelen.
Deze zaak behoort nu eenmaal tot de competentie van
Burgemeester en Wethouders en men zou te ver gaan, wanneer
men inging op het denkbeeld van den heer Baart en zonder
eenig motief op de toekomst vooruit te loopen.
De heer van Stralen moet, in verband met de indertijd
door den Voorzitter gedane toezegging, dat ten opzichte van
de door hem genoemde groepen door Burgemeester en Wet
houders nader zou worden overwogen wanneer de termijn
van uitschakeling zou ingaan, tot zijn spijt constateeren, dat
Burgemeester en Wethouders den datum van 11 Juli hebben
vastgesteld zonder daaromtrent overleg te plegen met of advies
te vragen van de Commissie voor Sociale Zaken.
Wanneer dat was gebeurd, zou hoogst waarschijnlijk, ook
omdat intusschen de omstandigheden gewijzigd waren, de
uitzonderingsmaatregel van Burgemeester en Wethouders niet
zijn uitgevaardigd.
Spreker vraagt derhalve aan Burgemeester en Wethouders
om, alvorens opnieuw maatregelen te treffen, daarover de
Commissie van advies, welke is ingesteld om geraadpleegd te
worden zoowel over de al of niet uitsluiting van groepen als
over het tijdstip, waarop eventueel die uitsluiting zal ingaan,
te hooren.
De Voorzitter antwoordt, dat de Commissie wel gehoord is
en dat dit in alle gevallen geschiedt. Het besluit tot uitsluiting
is genomen in Mei en naar aanleiding van het advies der
Commissie is het thans pas uitgevoerd.
Aan den heer Baart antwoordt spreker, dat men ons staats
recht zuiver moet houden. Waar Burgemeester en Wethouders
een bepaalde bevoegdheid hebben, moet men hun de noodige
vrijheid laten en moeten degenen, die iets willen verzoeken,
zich daartoe tot Burgemeester en Wethouders wenden. Spreker
heeft tot zijn verbazing den heer Baart hooren zeggen: wij
moeten er eens in den Raad over praten. Meent de heer
Baart, dat op een gegeven oogenblik voor bepaalde groepen
de crisis weer is ingetreden, dan moet hij zich tot Burge
meester en Wethouders wenden en, is hij het dan niet met
de houding van het College eens, dan kan hij het College
in den Raad interpelleeren. Wat bij deze adressen geschiedt,
n.l. het vragen aan den Raad om opheffing van een besluit,
tot het nemen waarvan alleen Burgemeester en Wethouders
bevoegd zijn, is absoluut verkeerd en tegen ons staatsrecht.
De bonden moeten zich eerst tot Burgemeester en Wethou
ders wenden en, als dezen hun verzoek niet inwilligen, kunnen
zij één of meer Raadsleden verzoeken het Dagelijksch Bestuur
ter verantwoording te roepen (Zie artikel 183 der Gemeentewet).
Spreker deelt verder mede, dat de heer Knuttel de volgende
motie heeft ingediend:
»De Raad is van oordeel, dat de steunverleening behalve
voor de bouwvakarbeiders ook voor de transportarbeiders niet
beperkt behoort te worden".
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.