116 MAANDAG 13 JULI 1925. steeg zijn er zelfs vrij groote belangen bij betrokken. Spreker is dus niet alleen voor aanhouding, maar hij zou tevens een iets ruimer praeadvies willen ontvangen, waardoor de Raads leden de zaak beter konden beoordeelen. Ongecorrigeerd De Voorzitter meent, dat de verkeersvraag in dit geval niet van gewicht is en er eigenlijk niets mede te maken heeft. De kwestie is, of men een brug zal maken, gelegen meer in het midden tusschen andere bruggen, en een brug, welke men gemakkelijker op en at zal kunnen rijden. De heer Huurman zegt, dat de nieuwe brug komt te liggen tegenover een breedere straat dan de Janvossensteeg. Als men nu een brug maakt tegenover een straat, die breeder is dan de tegenwoordige, dan ligt het zijns inziens voor de hand, dat men ook aan verkeersverbetering denkt. De Voorzitter zegt, dat het doel van dit voorstel niet is om het verkeer van de Janvossensteeg af te leiden, maar wel om deze brug een juister plaats te geven en om een breedere brug met betere vleugels te krijgen. De brug ligt thans te dicht bij de Marebrug en te ver van de Pauwbrug. Spreker heeft geen bezwaar tegen uitstel, maar de heeren dienen te begrijpen, dat het volgens Burgemeester en Wet houders hier niet gaat om een verkeersverbetering, doch om een brugverbetenng. De heer Huurman doet opmerken, dat Burgemeester en Wethouders hier geen verkeersverbetering mogen bedoelen, maar dat het in de verschillende bladen toch als zoodanig is ingeluid. De heer Groeneveld acht de verplaatsing van de Janvossen- brug een verbetering, omdat de afstand tusschen de Marebrug en de Pauwbrug beter zal worden gehalveerd. Die brug is reeds tien jaar voor rij verkeer gesloten, maar, was zij daar voor nog in gebruik, dan zou de op- en afrit aan den kant van den Ouden Singel gevaarlijk wezen. Door de verlegging tegenover de Volmolengracht en de Voldersgracht zal ook het rijverkeer door de smalle Janvossen steeg verminderen, wat eveneens een verbetering is. Het voet- verkeer zal daardoor weinig veranderen. Deze zaak is reeds meermalen besproken en er is weinig nieuws meer over te zeggen, maar, waar de heer Huurman heeft verklaard niet voldoenden tijd te hebben gehad om de stukken te bestudeeren, steunt spreker diens voorstel om dit punt der agenda aan te houden. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming besloten ook de conclusie sub a en daarmede het geheele punt 12 aan te houden tot een volgende vergadering. XIII. Verzoekschriften in zake schoolgeld Middelbaar- en Hooger Onderwijs, dienst 19241925. (Zie Ing. St. No. 168). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt beschikt op diverse verzoekschriften, in zake schoolgeld Middelbaar- en Hooger Onderwijs, heffingsjaar 1924—1925, overeenkomstig het overgelegd advies van Burgemeester en Wethouders. XIV. Voorstel tot verhooging van het bij Raadsbesluit van 26 Januari 1925 aan de Woningbouwvereeniging »Ons Doel" toegekend voorschot, in verband met den bouw van 29 be neden- en 31 bovenwoningen en 2 winkelwoningen op een terrein beoosten de Heerenstraat en tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. No. 169). De beraadslaging wordt geopend. De heer Dubbeldeman zal zich niet tegen dit voorstel ver zetten daarvoor is het nu de tijd niet meer maar weuscht er de aandacht op te vestigen, dat er enkele bouw- vereenigingen zijn, die de huisjes hoe langer hoe kleiner gaan maken. Het worden van lieverlede moderne krotjes en spreker meent, dat de Raad in verband daarmede voorzichtig moet zijn, ten einde het geld van de gemeenschap niet onnut te besteden. De huisjes, hier bedoeld ook »De Eendracht heeft huisjes van dit type gebouwd zijn wat betreft de grootte niet veel beter dan die, welke wij nu moeten laten ontruimen, slechts met dit verschil dat ze staan aan een veel ruimere straat en dat ook aan den achterkant voldoende frischheid in de woningen kan binnendringen. In geen geval zal men de huisjes nog kleiner mogen maken de tijd staat niet stil en na verloop van een 30-tal jaren zal men terecht zeggen: dat zijn geen huizen meer, waarin wij een gezin kunnen laten wonen. Het tegenwoordig geslacht mag niet doen zooals een vroeger geslacht en de zaken maar laten gaan zooals het gaat; dat zou verkeerd zijn en men zou het nageslacht daarmede geen dienst doen. De Voorzitter zegt, dat men moet bedenken, dat ook dergelijke woningen noodig zijn voor kleine gezinnen. Wanneer men alleen grootere huizen bouwt, dan loopt men gevaar, dat de menschen, die best met een kleinere en dus goedkoopere woning zouden kunnen volstaan, de huren niet kunnen betalen. De heer Huurman wenscht eenige dingen van persoonlijken aard ter sprake te brengen, waarom hij het gewenscht acht, dat er een besloten vergadering gehouden wordt. Mede namens de heeren Eikerbout, Zuidema en Oostdam stelt spreker voor om de deuren te sluiten. De Voorzitter zegt, dat daartegen geen bezwaar bestaat, maar dat hij er de voorkeur aan geeft eerst de andere zaken af te doen. Zonder hoofdelijke stemming wordt alsnu besloten de verdere behandeling van dit punt aan te houden. De heer Verweij zou toch nog gaarne de gelegenheid willen hebben om de vragen, welke aanvankelijk aan Burge meester en Wethouders gedaan zijn, tot den Raad te richten. De Voorzitter antwoordt, dat dit wellicht zal kunnen plaats hebben vóórdat een vergadering met gesloten deuren plaats heeft. Spreker brengt vervolgens in herinnering, dat de Raad onlangs de Commissie van Beheer over het Openbaar Slachthuis heeft gemachtigd tot het doen maken van een nieuwen gewapend betonvloer in het gezellenlokaal van het Slachthuis voor de som van 1700. De Directeur der Gemeentewerken heeft nu een drietal beton- maatschappijen uitgenoodigd om daarvoor in te schrijven; nl. 1°. de N.V. Wernink's Beton Maatschappij te Leiden; 2°. de N.V. Rijnlandsche Betonbouw Maatschappij te Leiden 3°. de Breda'sche Beton Maatschappij v/h. H. Vriens te Breda. De meest aannemelijke aanbieding is ontvangen van de N.V v/h. Vriens, die aanneemt de werken te maken voor een som van 1495.terwijl de offertes der sub 1°. en 2°. ge noemde firma's resp. 1545.en 1590.bedragen. Aan de Breda'sche Beton Maatschappij is reeds opgedragen de vernieuwing van den vloer in de ruuderslachthal en nu stellen Burgemeester en Wethouders voor, op advies van de Commissie van Beheer over het Openbaar Slachthuis, om het maken van den gewapend betonvloer in het gezellenlokaal van die inrichting onderhands op te dragen aan de laagste inschrijfster, de Breda'sche Beton Maatschappij v/h. H. Vriens te Breda voor de som van 1495.—. Met het oog op een regelmatig verloop van de werken stellen Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Beheer op dadelijke behandeling van dit voorstel prijs. Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling besloten is, wordt eveneens zonder be- beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten, het maken van een nieuwen gewapend betonvloer in het gezellenlokaal van het Openbaar Slachthuis ondershands op te dragen aan de Breda'sche Beton-Maatschappij, voorheen H. Vriens te Breda voor de som van 1495. De Voorzitter zegt, dat er verder door de heeren Sijtsma en Verweij vragen zijn gesteld aan Burgemeester en Wet houders, welke door hen zijn geconverteerd in een verzoek aan den Raad om tot Burgemeester en Wethouders een inter pellatie te mogen richten. Het College heeft geen bezwaar om dit verzoek in te willigen en spreker stelt daarom voor aan de beide heeren het gevraagde verlof te verleenen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. De heer Sijtsma zegt, dat de eerste vraag aldus luidt: „ïs het Burgemeester en Wethouders bekend, dat een vijftal ouders van leerlingen aan de school Duivenbodestraat B, die wenschten, dat hun kinderen, die het zesde leerjaar dezer school hadden doorloopen, naar het U. L. O.-onderwijs zouden overgaan en daarvoor zooals gewoonte pleegt te zijn deze leerlingen wilden doen inschrijven in de zesde klasse der opleidingsschool voor IJ. L. O. en daarvoor de noodige for maliteiten in acht namen, door het hoofd dezer opleidings school is geantwoord, dat toelating alleen kan geschieden, indien deze leerlingen twee leerjaren werden teruggeplaatst?" Wanneer ouders voor hun kindei en plaatsing op de op leidingsschool komen vragen, en dan een rapport van een hoofd van een school kunnen overleggen, waaruit blijkt, dat die kinderen de school in dit geval die in de Duivenbode-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 10