98
MAANDAG 29 JUNI 1925.
XVI. Voorstel tot verhooging van eenige posten der begrooting,
dienst 1924, waarvan de raming te laag is gebleken.
(Zie Ing. St. No. 145).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVII. Voorstel tot het aangaan van een rekening-courant
overeenkomst met de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeen
ten te 's-Gravenhage en tot het vaststellen van de daartoe
vereischte administratieve voorschriften.
(Zie Ing. St. No. 149.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVIII. Voorstel tot wijziging en aanvulling van de met de
gemeente Waddinxveen gesloten overeenkomst, betreffende de
levering van electriciteit aan die gemeente door de Stedelijke
Electriciteitsfabriek te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 143.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
tot vaststelling van de overgelegde concept-overeenkomst.
XIX. Voorstel om goed te keuren dat de beschoeiing van
den wal der Stedelijke Fabrieken van gas en electriciteit aan
de zijde van de Maresingelgracht wordt verzwaard en dat de
kosten daarvan uit de middelen van het vernieuwingsfonds
der Gasfabriek worden betaald.
(Zie Ing. St. No. 144.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XX. Voorstel tot wijziging van het Raadsbesluit van 24
September 1923, in zake het gemeentelijk woningbouwplan
benoorden den Heerensingel.
(Zie Ing. St. No. 151.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXI. Voorstel tot verlenging van den termijn van ont
ruiming van eenige onbewoonbaarverklaarde woningen.
(Zie Ing. St. No. 152).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Dubbeldeman zegt, dat dit voorstel hem wel
eenigszins heeft verrast, omdat Burgemeester en Wethouders
den Raad de vorige maal een volledige lijst hebben toegezegd.
Hij dacht, dat de zaak in orde was.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders
juist geheel overeenkomstig den wensch van den heer Dubbelde
man handelen, doch dat eerst op 3 September de termijn van
ontruiming van alle onbewoonbaar verklaarde woningen kan
eindigen en dat van dien datum af alle verlengingen voor
zes maanden zullen plaats hebben. Waar er drie of vier
Raadsbesluiten waren, moest eerst elk besluit tot verlenging
opnieuw worden genomen voor een deel moest de ver
lengingstermijn korter dan een half jaar worden gesteld
teneinde alle termijnen op 3 September te kunnen doen
afloopen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
XXII. Praeadvies op het verzoek van de afd. Leiden van
den Nederlandschen Bond van Leeraren en Leeraressen bij het
Nijverheidsonderwijs, in zake de vermindering van de sala
rissen van het personeel der nijverheidsscholen, ingevolge het
K. B. van 31 Januari 1925, S. 27.
(Zie Ing. St. No. 141.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Verweij zegt, dat het adres der afdeeling Leiden
van den Nederlandschen Bond van Leeraren bij het Nijver
heidsonderwijs op hem een diepen indruk heeft gemaakt. Om
de beteekenis van een salarisvermindering van 30% tot 40%
te kunnen beoordeelen, moet men die zelf hebben ondergaan.
Als iemand zich bij spreker komt beklagen over een onrecht
of een schade, hem door derden toegebracht, dan zijn voor
spreker twee standpunten mogelijk. Het eene. komt hierop
neer, dat men zegt: ik ben erg met uw lot begaan, maar
wendt u liever tot dengene, die u dat onrecht heeft aangedaan
Er is echter een ander en edeler standpunt mogelijk, dat
men zich het lot van zoo'n persoon aantrekt en pogingen
aanwendt om voor hem de schade zoo gering mogelijk te
doen zijn. Dit laatste standpunt had spreker te Leiden gaarne
zien innemen ten opzichte van deze slachtoffers van de salaris-
politiek der Regeering. Het is gemakkelijk die menschen naai
den Haag te verwijzen, maar het is beter het voorbeeld van
Utrecht, Purmerend en Haarlem te Volgen, waar getracht
wordt de gevolgen voor die menschen zoo gering mogelijk
te doen zijn.
Dat ware verstandiger politiek dan dat men zegt, zonder
meer: deze zaak behoort hier niet thuis; daarover wenschen
wij niet te spreken.
Het peil van deze salarissen is teruggebracht tot dat van
vóór den oorlog; er zijn zelfs verlagingen van 47.1
Spreker zal dus stemmen tegen het praeadvies. Door het
Gemeentebestuur dienen maatregelen genomen te worden als
getroffen zijn in de door spreker genoemde plaatsen.
De heer Knuttel verklaart zich aan te sluiten bij den heer
Verweij en vestigt de aandacht op de volgende, zeer zonder
linge zinsnede in het praeadvies:
»Het betreft hier dan ook zuiver een Rijkszaak en wij zien
niet in om welke reden de gemeente, die, toen het destijds ver
hooging van de salarissen dier leerkrachten betrof, daarin zelfs
niet is gekend, zich, nu het verlaging der bezoldiging betreft,
in deze aangelegenheid zoude mengen."
Daartoe is alle reden. Die verhooging was billijk en deze
verlaging is onbillijk. Wanneer het Rijk iets besluit, waarbij
de gemeente betrokken is, wat billijk te achten is, dan verzet
men zich daartegen niet, maar er bestaat geen reden om,
wanneer het Rijk iets doet, wat onbillijk te achten is, zich
daarbij neder te leggen.
De heer Heemskerk kan niet het standpunt van de beide
vorige sprekers deelen. Over de vraag, of het salaris te hoog
dan wel te laag te achten is, moet de Raad zich niet uit
spreken.
Als bestuurder van een nijverheidsschool herinnert spreker
zich, dat het Rijk indertijd de verhoogingen heeft toegekend
zonder daarin de gemeente en de schoolbesturen te kennen.
Nu moet men niet zeggen: toenmaals hadden wij tegen de
verhooging geen bezwaar, maar wij hebben wel bezwaar tegen
de verlaging. Er kunnen indertijd zeer goed menschen geweest
zijn, die tegen de verhooging wel bezwaar hadden, maar die
hebben zich daarin niet kunnen mengen, omdat men het
moest overlaten aan het Rijk.
Het standpunt van Burgemeester en Wethouders is zeer
juist. Men heeft zich te onderwerpen aan hetgeen het Rijk
voorschrijft, al moge dit niet zijn naar de wenschen van de
daarbij betrokkenen en anderen. Burgemeester en Wethouders
kunnen nu niet anders handelen dan zij indertijd gedaan
hebben, toen het de verhooging der salarissen betrof.
Spreker weet, dat indertijd, toen het Rijk telken male, soms
vlak op elkaar, kwam met verhooging, menigeen de vraag
gesteld heeft: het betreft hier slechts nevenbetrekkingen, is
het niet te erg? Spreker misgunt het den betrokken personen
niet, maar nu de Regeering een anderen weg inslaat, moet
men het ook aan het Rijk overlaten.
De heer Wilbrink wil naar aanleiding van de opmerking
van den heer Knuttel er op wijzen, dat zijnerzijds indertijd
betoogd is, dat de salarissen voor dergelijke bijbetrekkingen
veel te hoog gesteld werden, en dat toen Wethouder van der
Lip heeft geantwoord, dat er niets aan te doen was.
Toenmaals was er dus niets aan te doen en de Raad volgt
nu dezelfde lijn, als hij zich ook bij de beslissing der Regee
ring nederlegt.
De heer Svtsma is het ermede eens, dat indertijd deze
salarissen zeer omhoog gegaan zijn, maar ze worden nu
teruggebracht op een peil, hetwelk veel te laag is.
Nu gaathet niet aan, dat de gemeente zegt: wij zullen
toch onzen zin doen en de salarissen op peil houden, dat
geeft spreker toe, maar de Gemeenteraad zou gevoegelijk bij
de Regeering er op kunnen aandringen, dat de verlaging der
salarissen niet in deze mate doorgaat. Dan heeft de Raad
zijn plicht gedaan.
Dergelijke salarisverlaging zal weder nadeelig werken op
het onderwijs; spreker meent, dat dit hier en daar in onze
gemeente reeds bemerkt kan worden.
De heer Meijnen zegt, dat, wat betreft de kwestie, dat de
gemeente indertijd niet is gekend in de verhooging der sa
larissen en dus nu ook niets met de verlaging heeft te maken,