90 lager onderwijs zullen worden gehuisvest en op den beganen grond, behalve een gemeenschappelijk gymnastieklokaal, nog twee afzonderlijke bewaarscholen. Voor verdere bijzonderheden omtrent het bouwplan ver oorloven wij ons te verwijzen naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken. Aangezien het gebouw niet uitsluitend bestemd zal zijn voor gewoon lager onderwijs, mogen in het onderhavige geval niet op de gewone wijze gelden ter beschikking van het schoolbestuur worden gesteld, maar heeft, na voltooiing van den bouw, overeenkomstig artikel 84 der Lager Onderwijswet 1920, taxatie plaats van het voor het geven van lager onderwijs bestemde deel van het gebouw. Yan het getaxeerde bedrag wordt dan de in dat artikel bedoelde jaarlijksche vergoeding afgeleid. Vermits het schoolbestuur de wettelijke voorschriften in acht heeft genomen, geven wij U in overweging om te besluiten aan het bestuur van het gesticht „de Voorzienig heid" alhier eene vergoeding toe te kennen, als bedoeld in artikel 84 der Lager Onderwijswet 1920, voor de kosten van stichting van lokalen bestemd voor gewoon lager onder wijs aan de Krauwelsteeg. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 158. Leiden, 4 Juli 1925. In de memorie van antwoord op het sectieverslag nopens de begrooting voor het jaar 1924 merkten wij reeds op, dat vernieuwing van de Janvossenbrug dringend noodig was en stelden wij de indiening bij Uwe Vergadering van een daartoe- strekkend voorstel mitsdien in uitzicht. Inderdaad vormt de tegenwoordige Janvossenbrug meer en meer een der grootste hinderpalen voor het scheepvaartverkeer; zij kan immers slechts gepasseerd worden door schepen met een maximum breedte van 5.80 M. en met geen grooteren diep gang dan 2.45 -h N.A.P. Dat daarbij ook voor het verkeer te land de Janvossenbrug ten eenenmale onvoldoende is, behoeft hier wel geen nader betoog. Zelfs moest zij met het oog op den slechten toestand, waarin zij verkeert, reeds sedert eenige jaren voor alle rijverkeer met voertuigen worden afgesloten. De plannen tot verandering van de Janvossenbrug zijn intusschen niet in den laatsten tijd ontstaan, doch dateeren reeds van 1906, in welk jaar ons College zich tegenover het gemeentebestuur van Katwijk bereid verklaarde eene ver wijding onder meer van de Janvossenbrug te bevorderen ten behoeve van de verbetering van den waterweg IJmuiden Katwijk aan Zee. Na velerlei onderhandelingen besloot Uwe Vergadering daarop in 1915 (zie Ingek. Stukken no. 83 van ■dat jaar) tot verwijding o. a. van de Janvossenbrug over eenkomstig den wensch van de gemeente Katwijk over te gaan; van de daaraan verbonden kosten zou 91 voor rekening van de gemeente Katwijk en de rest voor rekening van Leiden komen. De plannen tot vaartverbetering en havenaanleg van de gemeente Katwijk zijn evenwel in verband met de sinds dien veranderde tijdsomstandigheden niet verwezenlijkt en zullen waarschijnlijk ook voorloopig niet tot uitvoering komen. Echter zal de verbetering van de Janvossenbrug daarop naar onze meening niet kunnen wachten. De toe stand van deze brug is immers in den loop der jaren goo- danig geworden, dat niet meer in hoofdzaak kan worden volstaan met een vergrooting van de doorvaartwijdte ten dienste van het scheepvaartverkeer, doch dat algeheele vernieuwing, ook in het belang van het verkeer te land, noodzakelijk is geworden. Alleen bij vervanging van de bestaande, zeer onsoliede, brug door een nieuwe, is een afdoende verbetering te verkrijgen. De constructie en de afmetingen van de nieuwe brug zullen in hoofdzaak overeen kunnen komen met die van de onlangs voltooide Singelbrug; de brug zal dan worden een electrisch bewogen ijzeren ophaalbrug, met een doorvaart wijdte van 8 M., d. i. dezelfde wijdte, welke ook de Pauw- brug thans heeft, en een breedte van 7 M., waarvan 5 M. rijvlak met aan weerszijden een trottoir ter breedte van 1 M. Het verclient aanbeveling de nieuwe Janvossenbrug niet op dezelfde plaats te bouwen, waar zich thans de oude brug bevindt. De afritten naar den Ouden Singel toch zouden dan even moeilijk en steil blijven als nu het geval is, omdat ter plaatse de ruimte voor het maken van flauwe hellingen ontbreekt en voor voertuigen geen gelegenheid bestaat om de brug gemakkelijk en zonder gevaar op- en af te rijden. Ook de Janvossensteeg, die bij de Oude Vest slechts 6 M. breed is, zou een zeer gebrekkigen toegang tot de nieuwe brug vormen. Het komt ons derhalve, met de Commissie van Fabricage, gewenscht voor, de brug Oost waarts te verleggen tegenover de Gedempte Voldersgracht en de Volmolengracht. Alsdan zal de brug tevens meer in het midden van den afstand Marebrug-Pauwbrug komen te liggen. Met deze brugverlegging dient, gelijk ook aan de Com missie van Fabricage bij nader onderzoek gebleken is, demping van de Volmolengracht tot aan de Langegracht gepaard te gaan. Aan deze demping toch zijn verschillende voordeelen verbonden, waarop hier in het kort de aandacht moge worden gevestigd. In de eerste plaats wordt aldus voorkomen het maken van een doodloopende gracht, welke zou ontstaan, indien de Volmolengracht werd afgesloten en die al spoedig zou gaan vervuilen. Uit een gezondheids- zoowel als uit een schoonheidsoogpunt is het van groot belang, dat in het midden van de stad een dergelijke ongewenschte toestand niet ontstaat. Vroeg of laat zou die toestand toch verbete ring eischen, doch zulks zou dan naar alle waarschijnlijkheid aanmerkelijk meer onkosten vergen, dan nu, indien de demping een onderdeel van het geheele werk vormt". Tevens bespaart men door directe demping de uitgaven voor den walmuur, die anders noodig is voor het afsluiten van het Zuidelijk uiteinde van de Volmolengracht. De walmuur tot afsluiting van de Langegracht kan daarvoor in de plaats treden. Ook brengt demping van de Volmolengracht demogelijk heid mede om behoorlijke opritten naar de nieuwe Jan vossenbrug te maken, terwijl, ook al zag men af van alge heele demping, toch in ieder geval de Lakenbrug (Oude SingelVolmolengracht) opgeruimd en het voorste gedeelte der Volmolengracht gedempt zou moeten worden, maar dan ter plaatse niettemin de toestand onbevredigend zou blijven. Ten slotte wordt door demping van de Volmolengracht de beschikking verkregen over een straatoppervlakte, die b.v., als marktterrein te zijner tijd goede diensten zou kun nen bewijzen. Aan de ligging van de brug in het verlengde van de Gedempte Voldersgracht en de te dempen Volmolengracht zijn derhalve belangrijke voordeelen verbonden, die naar ons oordeel zeker opwegen fegen de hoogere kosten in vergelijking met het bouwen van de brug tegenover de Janvossensteeg. De kosten van een nieuwe brug terzelfder plaatse, als waar zich thans de Janvossenbrug bevindt, worden op 60.000.begroot, terwijl met het leggen van de brug tegenover de Volmolengracht naar raming in totaal 70.000.a 75.000.gemoeid zal zijn. De algeheele demping van genoemde gracht vordert een uitgave van, globaal geraamd, 26.000.—^, zoodat uitvoering van het geheele werk ongeveer 96.000.a 101.000.zal kosten. Echter mag met reden worden verwacht, dat het Provin ciaal Bestuur wegens de vergrooting van de doorvaartwijdte der Janvossenbrug tot 8 M. bereid zal zijn in de kosten daarvan een bijdrage te verleenen, welke, gelet op de in andere dergelijke gevallen toegekende subsidie's, vermoedelijk ongeveer 10.000.zal beloopen. Terstond na aanneming van ons voorstel door Uwe Vergadering, zullen wij ons te dezer zake tot de Gedeputeerde Staten der provincie wenden. De in 1915 met de gemeente Katwijk getroffen regeling, waarover wij hierboven reeds spraken en volgens welke Katwijk 91% van de brugvernieuwingskosten zou dragen, zal evenwel, wat de Janvossenbrug betreft, voorshands geen toepassing kunnen vinden. Het gemeentebestuur van Katwijk toch stelt zich op het standpunt, dat sedert tien jaren de omstandigheden aanmerkelijk veranderd zijn, in dien zin, dat eenerzijds de Katwijksche plannen tot op heden slechts gedeeltelijk tot uitvoering zijn kunnen komen, anderzijds de Janvossenbrug in zoodanigen toestand verkeert, dat thans veeleer het belang van Leiden tot vernieuwing dier brug noopt. Katwijk is derhalve van meening, dat ten gevolge van de gewijzigde omstandigheden aan de oorspronkelijk gedane toezegging geen kracht meer kan worden toegekend en het is mitsdien niet bereid aan Leiden in het onder havige geval een bijdrage ad 91% van het destijds geraamde bedrag, t. w. ±7 32.000.te verleenen. Intusschen ver klaart het gemeentebestuur van Katwijk zich, behoudens goedkeuring van den Gemeenteraad, bereid in de kosten van de vernieuwing der Janvossenbrug en van verbreeding van de doorvaartwijdte tot 8 M. bij te dragen 10 tot een maximum van 7.500.evenwel onder voorwaarde, dat Leiden zich verplicht geen nieuwe bruggen over het te verbeteren vaarwater te leggen zonder goedkeuring van Katwijk, terwijl de bedoelde bijdrage eventueel eerst op- eischbaar zal zijn, wanneer tot de uitvoering van het plan tot aanleg van een berghaven en tot verbetering van den waterweg IJmuidenKatwijk aan Zee zal worden over gegaan. Het komt ook ons voor, dat een bijdrage van Katwijk op grond van de regeling van 1915 voor de Janvossenbrug bezwaarlijk zal kunnen worden verkregen, aangezien aan de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 14