87 gemaakt naar de Slaagh- of Stinksloot, mits de aan te voeren stoffen in voldoende mate met schoon singelwater werden verdund, en voorts zou nog niets worden beslist omtrent hetgeen na afloop van de voorloopige vergunning behoorde te geschieden, aangezien de later te treffen maat regelen geheel zouden afhangen van de resultaten der voor loopige loozing, van den toekomstigen stand der techniek van het reinigingsvraagstuk en van de middelen tot water- verversching, waarover Eijnland te zijner tijd zou kunnen beschikken. De vergunning om te loozen in de Slaaghsloot ware dan, zoo stelden wij nader aan Eijnland voor, voor- loopig te verleenen voor een tijdvak van 6 jaren, te rekenen vanaf den dag van ingebruikneming van het Noordelijk pompstation. Op 8 April j.l. verleenden Dijkgraaf en Hoogheemraden daarop aan de gemeente de ter visie liggende voorloopige vergunning tot het loozen van het hoofdriool der centrale rioleering in de Slaagh- of Stinksloot, van welke vergunning de inhoud in hoofdzaak met het dezerzijds ingenomen stand punt overeenkomt. Hieruit blijkt, en wij constateeren dit met voldoening, dat het Hoogheemraadschap bereid is zijn medewerking te verleenen bij het tot stand komen van het voor onze gemeente zoo belangrijke rioleéringswerk. Intusschen meenden wij, behalve ten aanzien van een voorschrift van technischen aard en van betrekkelijk onder geschikt belang, wat betreft den duur der vergunning op wijziging der voorwaarden te moeten aandringen. De ver gunning toch is verleend „voorloopig tot 1 Januari 1932", terwijl, zooals hierboven reeds werd medegedeeld, door ons vergunning was gevraagd voor een tijdvak van zes jaren, te rekenen vanaf den dag van ingebruikneming van het Noordelijk pompstation. De tijd, welke gemoeid zal zijn met de volledige voorbereiding, uitwerking en uitvoering van het eerste gedeelte van het rioleeringsplan, moest nl. naar onze meening niet in mindering komen op den eigen lijken proeftijd, dien ons College op 6 jaar bepaald had willen zien. Bij brief van 13 Mei j.l. berichtten Dijkgraaf en Hoog heemraden ons evenwel, dat zij met het verleenen van de vergunning voor de loozing der centrale rioleering op de Slaagh- of Stinksloot reeds tot de uiterste grens waren gegaan van wat het College in dezen voor de gemeente kon doen en dat zij er met het oog op de belangen van het Hoogheemraadschap en de daarbinnen gelegen polders niet toe konden overgaan den duur van de vergunning te ver lengen. Dijkgraaf en Hoogheemraden waren intusschen te zijner tijd tot verlenging bereid, wanneer de loozing op de Slaaghsloot naar hun oordeel geen hinderlijke verontreiniging van Eijnlands boezem had veroorzaakt. Het komt ons, met de Commissie van Fabricage, voor, dat de vergunning van Eijnland onder de daarbij gestelde voorwaarden dient te worden aanvaard. Al kan deze ver gunning, als verleend voor een bepaalden termijn, niet als een definitieve toestemming worden beschouwd, toch behoeft dit voorloopige karakter geen bezwaar te vormen tegen het aanvaarden van de vergunning en het uitvoeren van de centrale rioleering. Het denkbeeld toch van een voorloopige loozing in de Slaagh- of Stinksloot past geheel in het in beginsel goed gekeurde rioleeringsplan. Dat Eijnland zich thans nog niet definitief wenscht vast te leggen op het punt van de loozing in het Oegstgeesterkanaal, is voorts begrijpelijk, omdat men inderdaad thans bezwaarlijk bindende besluiten kan nemen omtrent hetgeen in dezen na 1 Januari 1932 zal moeten worden gedaan. Br wordt tegenwoordig op het gebied van de zuiveringstechniek allerwege een groote bedrijvigheid ontwikkeld, het vraagstuk wordt door velen onderzocht en men meent reeds op zeer gunstige resultaten te kunnen wijzen. De mogelijkheid, dat men over eenige jaren over een praktische, afdoende en financieel bereikbare reinigings methode beschikt, is dus geenszins uitgesloten. Aan den anderen kant is het niet onwaarschijnlijk, dat de middelen tot waterverversching in Eijnland in de toekomst in die mate zullen verbeteren, dat toelating van niet of slechts gedeeltelijk gezuiverd rioolwater in het Oegstgeesterkanaal, gevolgd door snelle afpomping naar zee, in uitzicht ban worden gesteld. Daarbij komt trouwens, dat het rechtstreeks pompen naar zee op 1 Januari 1932 altijd mogelijk blijft in het onverhoopte geval, dat men met Eijnland niet tot overeenstemming zou kunnen komen. Dit laatste is intusschen niet waarschijnlijk, omdat van de zijde van het Hoogheemraadschap herhaaldelijk, zoowel mondeling als schriftelijk, te kennen is gegeven, dat men zooveel mogelijk medewerking aan Leiden wil verleenen. Voor een plotseling eindigen van de verleende vergunning, waardoor Leiden in moeilijkheden zou kunnen geraken, be hoeft dan ook geen vrees te bestaan. Afgezien hiervan is de aanleg van een voorloopige loozing naar de Slaaghsloot van groote beteekenis voor de kennis van de gegevens omtrent de samenstelling van het rioolwater en omtrent een eventueel later in te voeren systeem van zuivering. Zoolang men nog niet over deze kennis beschikt, zou be zwaarlijk eeri juiste keuze omtrent een stelsel kunnen worden gedaan. Tegen het aanvaarden van de verplichting tot verdunning met singelwater kan, gelet op de belangen van het Hoog heemraadschap, redelijkerwijze geen bezwaar worden ge maakt. Voor Leiden beteeken t zulks slechts een geringe verhooging van de kosten van het pompbedrijf. Ten slotte zij er nog eens op gewezen, dat de thans te maken werken zoodanig zullen worden uitgevoerd, dat zij passen in elk volgend stelsel, zoodat de daaraan bestede gelden in ieder geval ten volle tot hun recht zullen komen. Zoowel bij den bouw van het Noordelijk pompstation, als bij den aanleg van de persleiding naar de Slaaghsloot, zal met de toekomst rekening worden gehouden. Is de vergunning van Eijnland door Leiden eenmaal ge accepteerd, dan zal het zaak zijn onverwijld en met voort varendheid de verdere voorbereiding en de uitvoering van het werk ter hand te nemen. De gelden voor den bouw van het Noordelijk pompstation met de persleiding stond Uwe Vergadering reeds toe; na hetgeen wij dienaangaande in ons praeadvies van 22 October 1923 (Ingek. Stukken No. 315) opmerkten, behoeven wij daaraan geen verdere bespreking te wijden. Slechts zij naar aanleiding van een tijdens de behandeling in Uwen Eaad gemaakte opmerking medegedeeld, dat de vraag, tot welke hoogte de in de persleiding toe te laten druk moet worden opgevoerd, niet voor onmiddellijke beantwoording vatbaar is en bij de uitwerking A an het ontwerp nader in studie zal moeten worden genomen. Voorloopig kan alleen worden gezegd, dat de persleiding naar de Slaaghsloot zoodanige sterkte zal moeten bezitten, dat zij te zijner tijd zoo noodig ook zal kunnen dienen als persleiding naar het Oegstgeesterkanaal, eventueel zelfs naar de Noordzee. Na den bouw van het Noordelijk pompstation en de meer- bedoelde persleiding, zal de aansluiting op de rioleering moeten volgen A-an de onderscheidene wijken, waarin de stad Aoor dit doel verdeeld is (zie Ingek. Stukken van 1923 No. 315). De daarvoor benoodigde gelden zullen telkens op de begrooting van het betreffende jaar Avorden uitgetrokken. Die aansluiting van de verschillende stadswijken kan niet anders dan geleidelijk en wijk voor wijk geschieden; indien in elk begrootingsjaar één stadswijk wordt aangesloten, zullen reeds alle krachten moeten worden ingespannen. Op het door Uav medelid, den heer Knuttel ingediende en hier onder afgedrukte voorstel, om reeds aanstonds de rioleering van de wijken I en IV (Maresingel en Heerensingel) onder handen te nemen, kan dan ook niet worden ingegaan. Onvoorziene omstandigheden Amorbehouden, zullen de gelden, benoodigd vroor de aansluiting van wijk I (Maresingel) ver moedelijk op de begrooting voor het jaar 1927 kunnen worden uitgetrokken. Wij geven Uwe Vergadering thans in overweging de voor waarden, verbonden aan de ontheffing van de betrokken verbodsbepalingen, welke Dijkgraaf en Hoogheemraden van Eijnland op 8 April 1925 ter zake van het maken Aran eene centrale rioleering aan de gemeente Leiden hebben verleend, te aanvaarden; ons College te machtigen alsnu met den aanleg van de centrale rioleering een aanvang te maken en het voorstel van den heer Knuttel hiermede als afgedaan te beschouwen. Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden! Ondergeteekende stelt voor, naar aanleiding van punt 20 van de agenda A-oor de vergadering van 26 November, te besluiten, reeds aanstonds de rioleering der vakken I en IV ter hand te nemen. De bedoeling van dit voorstel is, de rioleering op ruime schaal te gebruiken als middel tot werkverschaffing, mede in plaats Ara,n de voorgestelde werkverschaffing door dem ping Aran de Mare. J. A. N. Knuttel. Te Leiden, ter Boekdrukkerij Aan J. J. GEOEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 9