86
wijziging in de overeenkomst werd gebracht van onbe-
paalden duur kon zijn, in den vervolge zal deze stilzwijgende
verlenging ten hoogste voor een tijdvak van 10 jaren mogen
gelden.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Fabricage geven wij Owe Vergadering mitsdien in
overweging
A. met ingang van een nader door ons College te bepalen
datum, de ingevolge raadsbesluit van 29 Maart 1920 met
M. S. van Gelderen gesloten huurovereenkomst inzake het
perceel aan de Vrouwenkerksteeg n°. 10 te ontbinden;
B. met ingang van een nader door ons College te bepalen
datum aan H. Regeer Jr. tegen een huurprijs van 130.
per jaar te verhuren genoemd perceel aan de Vrouwenkerk
steeg met bepaling, dat de huur wordt aangegaan tot
30 April 1926 en verder geacht wordt telkens voor den tijd
van één jaar, tegen denzelfden huurprijs en onder dezelfde
voorwaarden te zijn verlengd, indien de huur niet drie
maanden voor het eindigen van den huurtermijn schriftelijk
door een der partijen is opgezegd, zullende de huur echter
in elk geval eindigen op 1 Mei 1936 zonder dat eenige
opzegging daartoe wordt vereischt, en verder onder de in
de Leeskamer ter visie liggende voorwaarden, waaronder
deze, dat de verhuurders bevoegd zijn de huur ook tusschen-
tijds te doen eindigen, mits daarvan drie maanden tevoren
aan den huurder kennis gevende.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
E°. 151Leiden, 22 Juni 1925.
Ter voldoening aan het bepaalde bij art. 11 van de
statuten der Stichting tot Beheer en Exploitatie van
woningen te Leiden leggen wij hierbij aan Uwe Vergade
ring ter kennisneming over de rekening van de Stichting
over de jaren 1923 en 1924, het verslag over 1924 en de
begrooting voor het jaar 1925.
Overeenkomstig die ter visie gelegde stukken is voor het
le plan benoorden den Heerensingel beuoodigd een grond-
voorschot van 64385.225 en een bouwvoorschot van
294135.81 op welk laatste voorschot in mindering is ge
bracht het door de Lichtfabrieken uit de bouwreserve
beschikbaar gestelde fonds), terwijl die voorschotten aan
vankelijk waren geraamd op resp. ƒ78000.en 285352.
In verband met die raming werd bij Uw besluit van
24 September 1923 onder II bepaald, dat over het grond-
voorschot, bedragende ten hoogste 78000.en over het
bouwvoorschot, na de afschrijving bedragende ten hoogste
285352.een annuïteit moet worden voldaan van onder
scheidenlijk 6.077% en 6.253% (zie Ingek. Stukken no. 277).
Hoewel in totaal de werkelijke kosten mitsdien zijn ge
bleven beneden de begrooting, dient punt II van Uw aan
gehaald besluit gewijzigd te worden, nu blijkt dat het
bouwvoorschot inplaats van op 285352.op 294135.81
moet worden gesteld.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging punt II
van Uw besluit van 24 September 1923 inzake het gemeente
lijk woningbouwplan benoorden den Heerensingel, dienover
eenkomstig te wijzigen en dit onderdeel derhalve aldus te
doen luiden:
„II. te bepalen, dat over de kosten van den grondaankoop
„en het in gereedheid brengen van den grond (grondvoorschot)
„bedragende ten hoogste 64385.22s en over de kosten van
„den eigenlijken woningbouw (bouwvoorschot) na de afschrij
ving bedragende ten hoogste 294135.81 gedurende respec
tievelijk 75 en 55 jaren een annuïteit ten laste van de
„exploitatierekening van het bouwplan der 162 woningen
„moet worden gebracht van onderscheidenlijk 6.077 en
„6.253
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
E°. 152. Leiden, 22 Juni 1925.
Uit een ingesteld onderzoek is ons gebleken, dat de hier
onder sub. I en II a tot en met g vermelde, onbewoonbaar
verklaarde woningen, die moeten worden ontruimd resp.
op 21 Juli 1925, 21 Juli 1925, 28 Juli 1925, 29 Juli 1925,
4 Augustus 1925, 12 Augustus 1925, 19 Augustus 1925 en
25 Augustus 1925, door de bewoners nog niet zijn verlaten.
Aangezien het den bewoners van deze woningen tot nog
toe niet is mogen gelukken een andere woning te vinden,
bestaat er, naar het oordeel zoowel van ons College als van
de Gezondheidscommissie, aanleiding den termijn van ont
ruiming te verlengen tot 3 September 1925.
Dit tijdstip is gekozen, omdat alsdan op eenzelfden datum
de termijn van ontruiming van alle onbewoonbaar ver
klaarde woningen eindigt.
Wij geven U derhalve in overweging te bepalen, dat
uiterlijk op 3 September 1925 moeten zijn ontruimd:
I. de bij raadsbesluit van 30 Juli 1923 onbewoonbaar
verklaarde woningen Olieslagerspoort (Clarasteeg) Eis. 1, 2,3
en 4, Karelshof (v. d. Werfstraat) Eis. 1, 2 en 4;
II. de bij raadsbesluit van 27 Augustus 1923 onbewoon
baar verklaarde woningen:
a. Paradijssteeg Eis. 31 en 31a; Posthoornhof (v. d. Werf
straat) Eis. 1, 3, 4, 5 en 7Bouwelouwensteeg Eo. 31;
Bijleveldshof (Kort Galgewater Eo. 17) Eis. 2 en 3;
b. Bijleveldshof (Kort Galgewater Eo. 17) Eo. 1; Reine-
veststeeg Eo. 2a; Kattenpoort (Clarasteeg Eo. 35) Eis. 2,
3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9; Klimmende Leeuwsteeg Eis. 1 en 4;
c. Koolgracht Eo. 16;
d. Bijleveldshof (Kort Galgewater Eo. 17) Eis. 8, 9, 10,
11, 12, 13 en 14;
e. Bijleveldshof (Kort Galgewater Eo. 17) Eo. 15; Klim
mende Leeuwsteeg Eis. 5 en 7;
Groenhazengracht Eis. 7 en 7a; Mirakelsteeg Eo. 19;
Koddesteeg Eo. 1;
g. Paradijssteeg Eo. 37Zwarte Handspoort (Middelste-
gracht) Eis. 8, 10, 11 en 12.
Wij hebben in de Leeskamer ter inzage gelegd een lijst
vermeldende 93 ontruimde woningen, onbewoonbaar ver
klaard bij raadsbesluiten van 20 Februari 1922, 12 Februari
1923, 30 Juli 1923 en 27 Augustus 1923. Sedert de laatste
opgave (Ingek. Stukken Eo. 36 van 1925) is het aantal
dier woningen derhalve met 8 toegenomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
E°. 153. Leiden, 22 Juni 1925.
In Uwe Vergadering van 26 Eovember 1923 werd, over
eenkomstig ons desbetreffend voorstel (Ingek. Stukken
Eo. 315 van 1923), in beginsel besloten tot het maken van
een centrale rioleering der gemeente en werd ten behoeve
van den bouw van het Eoordelijk pompstation met pers
leiding naar de Slaagh- of Stinksloot een bedrag van
ƒ180.500.te onzer beschikking gesteld.
Wij hebben na dit besluit terstond de voorbereiding van
de invoering der centrale rioleering ter hand genomen en
ons daarbij onder meer in verbinding gesteld met het Hoog
heemraadschap van Rijnland, ten einde omtrent de loozing
van den rioolinhoud op Rijnlands boezem overeenstemming
te verkrijgen. Aanvankelijk toch zou het hoofdriool moeten
loozen in de Slaaghsloot, later gevolgd door het maken van een
definitieveloozing in het Oegstgeesterkanaal. Voor de uitvoerige
briefwisseling en besprekingen, welke tusschen ons College en
Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland plaats vonden,
mogen wij U verwijzen naar de in de Leeskamer te Uwer
inzage neergelegde stukken. Wij vermelden daaruit in het
bijzonder, dat Rijnland aanvankelijk bezwaar had tegen
loozins van niet gereinigde rioolstoffen in de Slaaghsloot
en slechts bereid was een loozing in het Oegstgeesterkanaal
nader te overwegen, indien het rioolvocht, behalve door een
mechanische inrichting, bovendien op andere wijze behoorlijk
zou worden gereinigd. Aangezien nu evenwel een deugdelijke
rioleering op andere dan de door ons ontworpen wijze voor
de gemeente financiëel niet mogelijk zou zijn, stelden wij
Dijkgraaf en Hoogheemraden voor, goed te vinden, dat
voorloopig het rioolvocht, na met schoon singelwater te zijn
vermengd in zoodanige hoeveelheid, dat een hinderlijke
vervuiling van het slootwater wordt voorkomen, zou worden
geloosd in de Slaagh- of Stinksloot en dat uiterlijk binnen
een bepaalden termijn na het inwerkingstellen van het
Eoordelijk pompstation deze tijdelijke loozing zou worden
opgeheven en vervangen door een definitieve in het Oegst
geesterkanaal. Mocht ook dan nog van het in dat kanaal
geloosde, behoorlijk mechanisch gezuiverde, rioolvocht hinder
en overlast worden ondervonden, dan verklaarden wij ons
bereid te bevorderen, dat aan Rijnland de kosten werden
vergoed, verbonden aan de uitmaling van het verontreinigde
kanaalwater rechtstreeks in zee.
De besprekingen, door ons College met Dijkgraaf en Hoog
heemraden van Rijnland dienaangaande gevoerd, leidden er
toe, dat overeenstemming werd bereikt ten aanzien van de
beide volgende punten: Rijnland zou toestaan, dat gedu
rende een beperkt aantal jaren een voorloopige loozing werd