GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 85 ISeEKOlIEII 8TCEEEH. N°. 146. Leiden, 19 Juni 1925. Doordat de heer A. van der Meer deze gemeente metter woon heeft verlaten is in de Commissie tot Wering van Schoolverzuim eene vacature ontstaan. In verband met de vervulling dezer vacature bieden wij U, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 28 December 1921 S. 1447, de vol gende aanbeveling van tw.ee benoembaren aan: 1°. J. L. YAK HETEREN, hoofd der bijzondere school aan de Haarlemmerstraat 240; 2°. N. B. M. VREEBURG, hoofd der bijzondere school aan de Caeciliastraat 1115. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden. N°. 147. Leiden, 20 Juni 1925. Bij Ingek. Stuk No. 226 van 1924 deelden wij mede, dat U voor de verdeeling van het nadeelig saldo van den Kapitaaldienst van het dienstjaar 1923, blijkens de gemeente rekening ƒ2.868.314.885 bedragende, eene afzonderlijke be- grootingsregeling ter vaststelling zou worden aangeboden. Dit saldo bestaande uit het nadeelig saldo van den Kapitaaldienst over 1922 ad 1.566.942.31 en het nadeelig saldo van den Kapitaaldienst over 1923 ad ƒ1.301.372.57® moet, overeenkomstig den in Hoofdstuk I van den Kapitaal dienst op te nemen verdeelingsstaat, gesplitst in voor- en nadeelige sloten ten bate resp. ten laste van de verschillende hoofdstukken en paragrafen van de begrooting voor 1924 worden gebracht. Hoewel het de bedoeling is, de voordeelige sloten te zijner tijd in mindering te doen strekken van eene eventueel aan te gane geldleening, moeten deze voor zoover zij niet kunnen worden bestemd tot geheele of gedeeltelijke dekking van de ten behoeve van de diverse hoofdstukken en paragrafen te leenen bedragen voorloopig, in afwachting van het aangaan van eene geldleening, op den post „Aankoop van rentegevend goed" van Hoofdstuk YII van den Kapitaaldienst worden overgebracht, hetgeen kan geschieden door verhooging van den op de betrekkelijke hoofdstukken en paragrafen voor komenden post „Bijdrage aan Hoofdstuk VII van den Kapitaal dienst". Voor de dekking van de nadeelige sloten dient tot verhooging van den post „Geldleening" te worden over gegaan. Zooals reeds meermalen bij het overbrengen van nadeelige sloten werd uiteengezet, is eene dergelijke verhooging van den post Geldleening" „slechts eene administratieve begroo- tingsregeling. In verband met het bovenstaande geven wij U alsnu in overweging door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat, model D, te besluiten tot overbrenging van de nadeelige sloten van den Kapitaaldienst van 1922 en 1923 op dien van 1924 en tot verdeeling van die sloten over de verschillende hoofdstukken en paragrafen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 148. Leiden, 20 Juni 1925. Het komt ons wenschelijk voor ook gedurende het 3e kwartaal 1925 tot opneming van kasgelden te kunnen overgaan. Ofschoon toch, behalve de tijdelijke kasgeldleening van ƒ200.000.die de gemeente, ingevolge Uw besluit van 16 Juni 1924 bij de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij heeft aangegaan, op het oogenblik geen promessen van deze gemeente in omloop zijn, achten wij het gewenscht, dat ons College, met het oog op onvoorziene omstandigheden, zoo noodig, in nieuwe kasbehoeften kan voorzien. In Verband hiermede zouden wij het maximaal bedrag, dat in het 3>' kwartaal 1925, de kasschuld zal mogen beloopen, bepaald wenschen te zien op 500.000.(over het 2e kwartaal bedroeg het maximaal bedrag ƒ1.000.000. Wij geven U mitsdien in overweging ons College te machtigen, gedurende het 3e kwartaal 1925 over te gaan tot het sluiten van kasgeldleeningen tot zoodanig bedrag, dat op geen enkel tijdstip in dat kwartaal de kasschuld de som van 500.000.te boven gaat en onder de voorwaarden, als door ons College zullen worden bepaald. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 149. Leiden, 20 Juni 1925. Bij Koninklijk besluit van 28 Maart 1925, S. 125, is een regeling getroffen ten aanzien van betalingen tusschen Rijk en gemeenten, waardoor bepaalde vorderingen en schulden tusschen Rijk en gemeenten zoo veel mogelijk over en weer zullen worden vereffend door verrekening. Krachtens aanwijzing door den Minister van Financiën zal hiervoor worden gebruik gemaakt van de tusschenkomst van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten te 's Gravenhage. De gemeente kan naar eigen goeddunken de op haar rekening geboekte posten onmiddellijk likwideeren; voor zoover dit niet onmiddellijk geschiedt, vergoedt het Rijk door tusschenkomst van de Bank over creditsaldi aan de gemeente een nader te bepalen rente. Wenscht de gemeente een debetsaldo niet aanstonds aan te zuiveren, dan zal zij deswege rente aan de Bank moeten vergoeden. Dergelijke debetsaldi dragen echter het karakter van geld- leeningen, zoodat wordt niet overgegaan tot onmiddellijke betaling van deze posten, een raadsbesluit ter zake moet worden genomen, waarop de goedkeuring van Gedeputeerde Staten moet worden aangevraagd. Tusschen de Bank voor Nederlandsche Gemeenten en de gemeente zal dan verder een overeenkomst dienen te worden gesloten, krachtens welke deze geldleeningen tot stand komen, een z.g. rekening-courant-overeenkomst. Aangezien het gewenscht kan zijn de bedoelde debet-saldi niet onmiddellijk aan te zuiveren, b.v. in verband met den stand van de gemeentekas, dan wel met het oog op spoedig te verwachten crediteeringen wegens vorderingen op het Rijk, achten wij het sluiten van een rekening-courant- overeenkomst wel van belang. Wij geven U alsnu in overweging met toepassing van artikel 1146is der Gemeentewet te besluiten: A. tot het aangaan van een rekening-courant-overeenkomst met de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten, gevestigd te 's-Gravenhage, op de in de Leeskamer ter visie liggende voorwaarden, op grond waarvan het maximum te openen crediet zal bedragen ƒ250.000.terwijl voor opname van gelden waardoor het debetsaldo bij de Bank stijgt boven ƒ70.000.vooraf de goedkeuring van Gedeputeerde Staten noodig is, een en ander tegen een nader door de Bank te bepalen rente1); B. tot het vaststellen van de vereischte administratieve voorschriften, zooals die in het ter visie liggend concept besluit zijn aangegeven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 150. Leiden, 22 Juni 1925. Ingevolge Uw besluit van 29 Maart 1920 (Ingek. Stukken No. 100) werd aan M. S. van Gelderen tegen een huurprijs van 130.per jaar verhuurd het pakhuis aan de Vrouwen kerksteeg No. 10, met bepaling dat de huur zou worden aangegaan tot 1 Mei 1921 en geacht zou worden telkens voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden vóór het eindigen van den huurtermijn door een der partijen werd opgezegd. Op 10 Maart 1925 richtte de heer van Gelderen tot ons het verzoek de huur te mogen overdoen aan H. Regeer Jr. Hoewel adressant, wegens het niet in acht nemen van den opzeggingstermijn, tot 1 Mei 1926 aan het huurcontract is gebonden, bestaat bij ons College tegen inwilliging van het verzoek seen bezwaar, nu een ander bereid is de huur onder dezelfde voorwaarden en tegen den bestaanden huurprijs over te nemen. In verband met een door Gedeputeerde Staten gemaakte opmerking, heeft de omschrijving van den huurtermijn eenige wijziging ondergaan. Was het tot nog toe gebruikelijk de huur aan te gaan voor één jaar met stilzwijgende ver lenging van jaar tot jaar, welke verlenging dus, indien geen Deze bedraagt thans 4J 'sjaars over het debetsaldo en 2£ 'ajaars over het creditsaldo.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 7