78
MAANDAG 25 MEI 1925.
dag dienst gedaan, maar, zooals uitdrukkelijk in de stukken
is gezegd, zou veel meer personeel noodig zijn geweest, indien
de brug niet was open gesteld, om in den wanordelijken
toestand, zooals die verleden jaar heeft bestaan, orde te
brengen.
De heer Witmans is het feitelijk met spreker geheel eens,
want hij zegt, dat de Schrijversbrug, als het algemeen belang
dat vordert, op een of anderen Zondag of Christelijken feestdag
wel geopend mag worden, maar hij wil absoluut verbieden,
dat een brugwachter op zoo'n dag een extra loon verdient.
Spreker gelooft, dat de betrokken brugwachter ditmaal dat
werk gaarne tegen die extra belooning heeft verricht, maar,
wil men de in functie zijnde brugwachters uitsluiten, dan
wijzige men in dien zin de motie var; den heer Baart.
De heer Eerdmans doet opmerken, dat, terwijl niet tot
directe behandeling van dit adres is besloten, er toch een
motie wordt voorgesteld. Anderhalf jaar geleden is spreker
tot de orde geroepen, omdat hij toen iets dergelijks wilde
doen als de heer Baart thans doet.
Wat de zaak zelve betreft, als men ooit dergelijke arbeiders
belangen in den grond wil boren, dan moet men doen zooals
men nu doet.
De Voorzitter geeft toe, dat het misschien regelmatiger
was geweest om voor te stellen het adres spoedeischend te
behandelen, maar hij dacht, dat men verstandig genoeg ge
weest zou zijn om deze zaak niet zoo breed op te vatten, want het
is toch een doodeenvoudige zaak. Iemand, die dat geld gaarne
verdient, wil' dien dienst doen, en niemands belang wordt
geschaad. Het geheele breede betoog van den heer Wilbrink
is er naast, want er is in deze geen gehoor gegeven aan een
verzoek van sportvereenigingen. De bedoeling is alleen geweest
om opstopping en wanorde in de kolk tegen te gaan.
De heer Dubbeldeman meent, dat Burgemeester en Wet
houders dezen storm hadden kunnen voorkomen door te
bepalen want die booten met lammeren zijn hun eenig
argument dat op Hemelvaartsdag door de Schrijversbrug
zouden mogen gaan de booten, die geladen zijn met lammeren
voor de markt op Vrijdag. Daartegen zou niemand zich
verzet hebben. Alle Raadsleden zouden dan met Burgemeester
en Wethouders de proef hebben willen nemen, of het inderdaad
noodzakelijk is. Nu is het niet gebleken.
Van den kant van den Voorzitter wordt het voorgesteld,
alsof het verzet tegeri het beleid van het College in deze
kinderachtig is, maar bij de organisatie bestaat de vrees, dat
men van lieverlede zai toegeven aan de eischen van de
sportvereenigingen e.d. betreffende de opening van de bruggen
op Zon- en feestdagen en dat dientengevolge het personeel
in de toekomst, een deel van zijn vrije Zondagen zal moeten
gaan missen. Wanneer Burgemeester en Wethouders royaal
hadden toegezegd: wat er ook gebeure, de brugwachters
zullen hunne '26 vrije Zondagen per jaar behouden, dan was
db zaak voor den Raad veel gemakkelijker geweest.
De Voorzitter zegt, dat in Ingekomen Stuk No. 108 de
zaak zoo duidelijk als het maar kan is uiteengezet.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Baart wordt met 17 tegen 14
stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Witmans, Verweij, Deumer, van
Stralen, Schüller, Wilbrink, Eikerbout, mevrouw Dietrich
de Rooy, de heeren van Rosmalen, Baart, Kooistra, van der
Reijden, Groeneveld, van Eek, Sijtsma, Dubbeldeman en
Zuidema.
Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, Bergers, Mulder,
Meijnen, Reimeringer, Sanders, mevrouw van Itallievan
Embden, de heeren Eerdmans, van Hamel, Splinter, Wilmer,
Oostdam, Spendel en Coster.
Op voorstel van den Voorzitter wordt vervolgens besloten
het adres voor kennisgeving aan te nemen.
9°. Voorstel van den heer Groeneveld in zake de beschik
baarstelling van gelden voor de vernieuwing van de Ververs-
brug.
Zal worden behandeld bij punt 23 der agenda.
10°. Verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond, in zake
de uitsluiting van bepaalde groepen van werkloozen van de
Steun verleening.
Dit verzoek luidt als volgt:
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft beleefd te kennen de Leidsche Bestuurdersbond, ten
deze domicilie kiezende Heerengracht 34;
dat hij heeft kennis genomen van het voornemen van
Burgemeester en Wethouders, om in het reglement betref
fende den Dienst van Sociale Zaken de bepaling op te nemen,
dat bepaalde groepen van werkloozen van de Steunverleening
kunnen worden uitgesloten
dat het hem tevens bekend is dat de Commissie van Advies
voornemens is, wanneer de bevoegdheid om bepaalde groepen
uit te sluiten verkregen is, daarvan gebruik te maken door
algeheeie of tijdelijke uitschakeling van de groepen: bouw
vakarbeiders, stucadoors, losse transportarbeiders, kleermakers
en landarbeiders;
dat adressant tegen dit voornemen ernstige bedenking heeft;
dat immers, al moge de werkloosheid in het algemeen zijn
afgenomen, er toch nog steeds groote onzekerheid in den
toestand bestaat, zoodat, al moge er in een bepaald vak voor
het oogenblik geen groote werkloosheid heerschen, het niet
onwaarschijnlijk is dat de toestand in dat vak binnenkort
weer verslechterd;
dat met name in het bouwvak en het transportbedrijf
moet rekening worden gehouden met de omstandigheid, dat
zich in de laatste jaren daarin belangrijke verschuivingen
hebben voorgedaan, doordat vele arbeiders uit de fabriek
matige bedrijven wegens groote werkloosheid in hun bedrijf,
hebben getracht in de bouwvakken of het losse transport
bedrijf een werkkring te vinden, waardoor nog steeds de
werkgelegenheid in die bedrijven ongunstig beinvloed wordt;
dat adressant vooralsnog den tijd niet gekomen acht om tot
beperking der steunverleening, in welken zin dan ook, over
te gaan, daar de thans geldende bepalingen voldoende zekerheid
geven dat geen steun wordt gegeven aan hen die zulks niet
noodig hebhen;
Redenen waarom adressant Uwen Raad beleefd doch dringend
verzoekt maatregelen te willen nemen, waardoor de thans
geldende bepalingen omtrent de steunverleening ongewijzigd
blijven.
't Welk doende enz.,
Voor de Leidsche Bestuurdersbond,
H. J. Baart, Voorzitter.
J. J. v. Strai.en, Secretaris.
Leiden, 22 Mei 1925.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten het verzoek te behandelen na afloop der gedrukte
agenda.
11°. Mededeeling van Gedep. Staten, dat op 8 Juni a.s.
verslag zal worden uitgebracht in zake het beroep, ingesteld
door het Bestuur der Vereeniging tot, stichting van scholen
op Gereformeerden grondslag tegen het raadsbesluit, waarbij
geweigerd is de vergoeding van het salaris van een boven
talligen onderwijzer.
Deze mededeeling luidt als volgt:
's-Gravenhage, 19/23 Mei 1925.
Ingevolge artikel 6 onzer instructie hebben wij de eer U
te berichten, dat in de openbare vergadering, welke zal gehou
den worden op Maandag, den 8en Juni aanstaande, des namid
dags te 2 ure, in het gebouw van het Provinciaal Bestuur,
Korte Voorhout alhier, verslag zal worden uitgebracht in zake
het door het bestuur der Vereeniging tot stichting en instand
houding van scholen voor lager en meer uitgebreid lager
onderwijs op Gereformeerden grondslag te Leiden ingesteld
beroep tegen Uw besluit d.d. 1 December 1924 waarbij afwijzend
werd beschikt op het door dat bestuur gedaan verzoek om
ingevolge art. 100 der Lager-onderwijswet 1920 over het tijdvak
1 October31 December 1923 van gemeentewege te vergoeden
het salaris van een boventalligen onderwijzer.
In deze openbare vergadering, die door een of meer gemach
tigden uit Uw College kan worden bijgewoond, wordt aan
belanghebbenden gelegenheid gegeven hunne eventueele be
zwaren of belangen nader mondeling toe te lichten.
De stukken liggen tot en met den 3en Juni a.s. iederen
werkdag van des voormiddags 9 tot 12 uur en van des
namiddags 2 tot 5 uur ter inzage aan het gebouw van het
Provinciaal Bestuur (des Zaterdags echter alleen in de voor
middaguren).
Nevensgaand bewijs van ontvangst dezer oproeping wordt
per ommegaandepost,ingevuld en onderteekend, terugverwacht.
De Gedeputeerde Staten der
Provincie Zuid-Holland,
Sweerts, Voorzitter.
C. L. Modderman, 1° Griffier.
Aan den Raad der gemeente Leiden.