75 te willen verleenen als Eegentes van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis alhier. Aangezien tegen inwilliging van dat verzoek uocli bij het College van Eegenten van die instelling, noch bij ons College bedenkingen bestaan, geven wij Uwe Vergadering in over weging aan Mevrouw A. C. Montague geb. van der Lee, op haar verzoek, op de meest eervolle wijze ontslag te verleenen als Eegentes van genoemde instelling, ouder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten door haar als zoodanig bewezen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Ondergeteekende, Mevrouw A. C. Montagne— van der Lee, verzoekt aan den Eaad der Gemeente Leiden haar eervol ontslag te willen verleenen als Eegentes van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. A. C. Montagnevan der Lee. Leiden, 27 Mei 1925. H°. 138. Leiden, 16 Juni 1925. In verband met een verdere bebouwing van de van Oldenbarneveldstraat met een achttal woonhuizen is het noodig, dat een stukje voor straat bestemde grond, kadas traal bekend Gemeente Leiden, Sectie P Ho. 919 in eigen dom aan de gemeente overgaat. Wij geven U mitsdien, overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, in overweging te besluiten het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie P Ho 919, ter grootte van 323 c.A., zonder eenige kosten vdor de gemeente in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen, onder de gewone, voor dergelijke overdrachten bij de gemeente gebruikelijke, voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 139. Leiden, 16 Juni 1925. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken geven wij U in overweging: a. te besluiten tot overname in eigendom en onderhoud bij de gemeente van het gedeelte groot 35 c.A. van het perceel kadastraal bekend te Leiden Sectie D. ongenummerd, op de overgelegde teekening nader aangeduid, voor een som van 1003.50 onder de voorwaarden vermeld in de in de Leeskamer ter visie liggende concept-akte; b. tot vaststelling van den hierbij overgelegden begrootings- staat, model D., van den kapitaaldienst 1925. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 140. Leiden, 16 Juni 1925. De Commissie van Financiën heeft de eer IJ te berichten dat het onderzoek van de rekening over 1924 van de Plaat selijke Schoolcommissie haar tot geene bezwaren aanleiding heeft gegeven. Zij geeft U derhalve in overweging tot goedkeuring vau deze rekening te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. H°. 141. Leiden, 16 Juni 1925. Bij het om praeadvies in onze handen gesteld, hierachter afgedrukt, adres geeft het Bestuur van de afdeeüng Leiden van den Hederlandschen Bond van Leeraren en Leeraressen bij het nijverheidsonderwijs te kennen, dat de salarissen van het personeel der van Eijkswege gesubsidieerde nijverheids scholen met ingang van 1 Januari 1925 in die mate zijn verlaagd, dat zij thans in geen enkel opzicht meer de ver gelijking met de bezoldiging bij andere takken van onderwijs kunnen doorstaan en het nijverheidsonderwijs ongetwijfeld groote schade zullen doen. Om die reden verzoekt het bestuur zoodauige maatregelen te willen nemen, dat althans over de maanden Januari en Februari 1925 een salaris wordt uitgekeerd in overeenstemming met de op 1 October 1924 geldende regeling. Ten slotte merkt het bestuur op, dat de gemeente Haarlem een zoodanigen maatregel ten opzichte van de daar geves tigde gemeentelijke inrichting van nijverheidsonderwijs reeds in uitvoering heeft gebracht. Inderdaad zijn de salarissen van het personeel der nijver heidsscholen bij Koninklijk Besluit van 31 Januari 1925, S. 27, belangrijk verlaagd en wordt dat personeel, mede door het feit, dat aan dat besluit terugwerkende kracht is verleend tot 1 Januari 1925 wel getroffen, immers gaan vele leeraren onmiddellijk zeer belangrijk (varieerende van 30 tot 40 in salaris achteruit. Hiettemin ligt het naar onze meening niet op den weg van onze gemeente, de door de leeraren geleden schade te vergoeden. De Hij verheidsonderwijswet kent aan de gemeente geenerlei medezeggingsschap toe noch bij de goedkeuring van de begrooting en rekening der scholen, noch bij de salarieering der leerkrachten. Het betreft hier dan ook zuiver een Rijks zaak en wij zien niet in om welke reden de gemeente, die, toen het destijds verhooging van de salarissen dier leerkrachten betrof, daarin zelfs niet is gekend, zich, nu het verlaging der bezoldiging betreft, in deze aangelegenheid zoude mengen. Haar onze meening kan van de gemeente niet worden gevergd, om boven en behalve het wettelijk verplicht sub sidie aan de nijverheidsscholen nog een extra bijdrage te geven in den vorm van een bijslag op de salarissen van de leerkrachten aan die scholen. Bovendien zoude dit neerkomen op wijziging van het wettelijk subsidiestelsel, hetgeen o.i. zonder wetswijziging niet mogelijk is. Tot juist begrip van hetgeen ten deze door den Gemeente raad van Haarlem is besloten, vermelden wij nog, dat het besluit van den Eaad dier gemeente hiertoe strekt, om den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te ver zoeken de nieuwe salarisregeling op te schorten tot den aan vang van den cursus 1925/26 en ingeval tegen de inwilliging van dat verzoek overwegende bezwaren mochten bestaan, alsdan aan den Minister te verzoeken goed te keuren, dat de bezoldiging gedurende den loopenden cursus geschiedt naar het ongewijzigde tarief, met dien verstande, dat het meerdere bedrag voor rekening van de gemeente wordt ge nomen. Uitdrukkelijk vestigen wij er Uwe aandacht op, dat dit besluit van den Eaad van Haarlem uitsluitend betreft het personeel der eenige gemeentelijke nijverheidsschool en der halve geen betrekking heeft op het personeel verbonden aan «fet-gemeentelijke scholen. Op grond van het bovenstaande geven 'wij U mitsdien in overweging afwijzend te beschikken op het verzoek van het bovengenoemde bestuur. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, April 1925. Aan den Eaad der gemeente Leiden. Het bestuur van de afd. Leiden van den Hederlandschen Bond van Leeraren en Leeraressen b/h nijverheidsonderwijs heeft de eer het volgende onder Uwe welwillende aandacht te brengen. Bij Koninklijk Besluit van 31 Januari 1923 Stsbl. Ho. 27 wordt met ingang van 1 Januari 1925 wederom een zeer belangrijke salarisverlaging voor het personeel der van Eijkswege gesubsideerde nijverheidsscholen ingevoerd. De door de technische herziening van 1 Juli 1923 reeds belangrijk gedaalde salarissen worden door deze regeling op een zoodanig peil gebracht, dat zij in geen enkel opzicht meer de vergelijking met de bezoldiging bij andere takken van onderwijs kunnen doorstaan en het nijverheidsonderwijs ongetwijfeld groote schade zullen doen. Het is zoo vrij hierbij een staat te voegen waaruit kan blijken hoezeer genoemde salarissen achterstaan bij alle vorige. Eeden waarom het Uw College met de meeste aandrang verzoekt voor het personeel der Avondscholen van nijver heidsonderwijs zoodanige maatregelen te willen nemen dat althans over de maanden JanuariMaart 1925 een salaris wordt uitgekeerd in overeenstemming met de op 1 October 1924 geldende regeling. Door het gemeentebestuur van Haarlem is een zoodanige maatregel reeds ten opzichte van de daar gevestigde Ge meentelijke inrichting van nijverheidsonderwijs in uit voering gebracht. Hetwelk doende, met de meeste Hoogachting B. H. G. Heijdeman, Voorzitter. H. A. Zekveld, Secretaris. Eijn- en Schiekade 21, Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 25