MAANDAG 25 MEI 1925. 91 van den Wethouder, die met allerlei gegevens heeft willen aantoonen dat het in het belang van de werkloozen zeiven is om de steunverleening te beperken, dat in verschillende andere gemeenten ook uitsluitingsmaatregelen voor bepaalde groepen zijn getroffen. Spreker kan de juistheid van die mededeeling niet in twijfel trekken, maar zeer kort geleden heeft hij in een veertiental plaatsen van gelijke grootte als Leiden een nauwgezet onderzoek ingesteld en daarbij is hem gebleken, dat in al die plaatsen op dat oogenblik de steun verleening onbeperkt gold voor al de categorieën en zelfs voor de transportarbeiders, die men toen hier ter stede voor een deel van het jaar wilde uitsluiten, geen bijzondere regelingen waren getroffen. Het is natuurlijk mogelijk dat na dien tijd in die gemeenten maatregelen zijn genomen of in uitzicht gesteld als door den Wethouder zijn medegedeeld. Maar zelfs al is de mededeeling van den heer Sanders juist, spreker blijft bij zijn betoog, dat door anderen is gesteund, dat er geen aanleiding bestaat tot het nemen van maatregelen van zoo verstrekkenden aard als de Commissie voor sociale zaken wenscht, omdat het thans geldende reglement volop gelegen heid geeft om personen, die niet voor ondersteuning in aan merking komen, uit te sluiten. Was dat niet het geval, dan zou er misschien aanleiding zijn om tot iets dergelijks te komen, maar thans bestaat die aanleiding niet. De Wethouder heeft medegedeeld, dat b.v. te Amsterdam bij het intreden van het seizoen alle seizoenarbeiders worden uitgeschakeld, maar dat is toch iets anders dan definitief afvoeren en, zooals men hier van plan is, de bouwvakarbei ders geheel van de steunverleening uit te schakelen. Wanneer de bedoeling was, dat in de periode, waarin de seizoenarbeid geschiedt, aan de betrokken groepen geen steun werd verleend, dan zou dat te overwegen zijn, maar de Wethouder wil de bouwvakarbeiders definitief uitschakelen op dezen grond, dat er een normale toestand in dat bedrijf heerscht en er dus geen aanleiding meer bestaat voor steun verleening. Wanneer de toestand was, zooals vroeger, dat een bouw vakarbeider alleen werkloos is bij vorst en regenachtig weder, dan zou er over te spreken zijn, maar men mag niet uit het feit, dat er op het oogenblik zeer weinig bouwvakarbeiders werkloos zijn, concludeeren, dat het zoo zal blijven en werk loosheid ook in de toekomst alleen zal voorkomen als gevolg van de weersgesteldheid. Er is geen sprake van. Het is nu ongeveer het midden van het jaar. Zelfs in den ernstigsten crisis tijd is gebleken, dat de werkloosheid voortdurend aan een schommeling onderhevig is, dat in het begin van het jaar de werkloosheid beduidend is, in den loop van den zomer afneemt, maar bij het aanbreken van het najaar weder toeneemt, üp het oogenblik zijn bij de Arbeidsbeurs ingeschreven 4 timmer lieden en 8 metselaars, maar over eenige maanden zullen het er veel meer zijn. Er is nog altijd een algemeene economische crisis en zoolang die er is zal elk bedrijf daarvan de nadeelen ondervinden. Met name het bouwbedrijf zal nadeel ondervinden van het vrijwel stopzetten van den wonigbouw, waardoor er op den duur voor de bouwvakarbeiders veel minder werk zal zijn. De Wethouder heeft enkele cijfers genoemd, waaruit moet blijken, dat menschen om steun komen, die daarvoor niet in aanmerking komen. Spreker vindt het altijd onaangenaam als dergelijke gevallen, welke er ongetwijfeld zijn, worden uitgespeeld teneinde daarmede iets te bereiken wat voor anderen, die zich daaraan niet schuldig maken, een nadeelig gevolg zal hebben. Ook spreker meent, dat in het algemeen vaklieden, wanneer zij een geruimen tijd hebben gewerkt en een korte periode van werkloosheid hebben, niet dadelijk om steun moeten komen. Inderdaad is het loon van een stuka door in doorsnee wel zoo, dat deze eenige weken werkloos heid kan hebben, maar, zooals de heer Baart zeide, is er voldoende gelegenheid om, wanneer die personen zich voor ondersteuning aanmelden, deze te weigeren. Nu heeft de Wethouder cijfers genoemd van jaarverdien- sten van stukadoors, maar spreker zou weieens willen weten waar die cijfers vandaan zijn gehaald, want hij wil tot voor zichtigheid aanmanen, voor het geval de Wethouder die be dragen heeft van de belastingaanslagen. Deze laatste zijn niet als maatstaf te gebruiken, omdat het meermalen voorkomt, dat die menschen voor een jaarinkomen worden aangeslagen, dat zij in de verste verte niet hebben, en dan na reclame belastingverlaging krijgen. De subcommissie voor sociale zaken spreekt in haar voor stel ook van een jaarinkomen van 2000.voor bouwvak arbeiders, maar op zulk een jaarinkomen kunnen die menschen niet rekenen. Hetgeen de Wethouder heeft gezegd over de transport arbeiders gaat te ver. Het gaat niet aan op een zookleinee- rende wijze te spreken ook in het voorgelezen stuk wordt dat gedaan over een groep nijvere arbeiders. Al zijn er onder hen, die misbruik maken van bestaande bepalingen, dan mag men nog niet in het algemeen de beschuldiging aan hun adres uiten, dat zij er niet op gebrand zijn om werk te krijgen en dat zij op de ondersteuning leunen. Waar de Regeering deze menschen in de werkloozen besluiten heeft opgenomen, blijkt dat ook naar haar oordeel deze groep onder de crisis lijdt en voor steun in aanmerking komt. De toe standen in het transportbedrijf zijn geheel veranderd. In rial bedrijf hebben vele menschen een werkkring gezocht, die er vroeger niet thuis behoorden, met het gevolg, dat door de groote concurrentie de loonen in dit bedrijf dermate zijn ge daald, dat, terwijl vroeger een transpor tarbeider kon volstaan met dr ie of vier dagen per week werken, dit thans niet meer het geval is en een transportarbeider, als hij thans slechts drie dagen per week werk heeft, nog voor steun in aanmer king komt. Spreker heeft van den Wethouder weinig antwoord ont vangen naar aanleiding van zijn bezwaar, dat sedert ver leden jaar een bevoegdheid aan den Raad is ontnomen. Die zaak moet worden opgehelderd. Los van de vraag of bepaalde maatregelen dienen te worden genomen, moet vast staan, dat de Raad de bevoegdheid om dienaangaande beslui ten te nemen, welke hij verleden jaar bezat, nog heeft. Willen Burgemeester en Wethouders daarin wijziging brengen, dan moeten zij behoorlijk met een voorstel komen om de Commissie de bevoegdheid te geven geheele groepen uit te sluiten, gelijk zij verleden jaar hebben voorgesteld de Commissie die bevoegdheid toe te kennen ten aanzien van personen. Spreker heeft een motie gereed gemaakt om den Raad zich te doen uitspreken over de vraag of Burgemeester en Wet houders het recht hebben om een steunverleening, welke door een Raadsbesluit is in het leven geroepen, bij stukjes en beetjes af te brokkelen en op te heffen, of althans zoo te veranderen, dat dit met opheffing niet veel verschilt. Wanneer Burgemeester en Wethouders het recht hebben om groep na groep uit de steunverleening uit te schakelen, dan zal zeer spoedig het oogenblik aanbreken, dat er bijna geen groep meer in de steunverleening is opgenomen en dan vervalt elke aanleiding om een verdere steunverleening in het leven te houden. De heer Knuttel meent, dat de zwakheid van de steun- politiek van het College en van de Steuncommissie zeer duidelijk uitgekomen is in de verdediging ervan. In de eerste plaats heeft de Wethouder het niet noo'dig geacht om maar iets te zeggen over de vraag, iri hoeverre met deze bepaling in het Reglement op te nemen Burgemeester en Wethouders zich een recht geüsurpeerd hebben wat nooit aan den Raad in uitzicht gesteld is. Verder hebben de heeren Wilbrink en Oostdam, die zoo nauw betrokken zijn bij de Commissie, eigenlijk hun eenig argument ontleend aan den «beroemden" arbeider, die niet werken wil. Dit is een buitengewoon zwak argument, niet alleen omdat de arbeider, die niet werken wil, zoo'n zeldzame vogel is, maar ook omdat reeds vroeger aan Burgemeester en Wethouders de vrijheid gegeven is om dergelijken arbeider uit te sluiten. Dus dat gaat geheel buiten deze regeling om en heeft met het uitsluiten van deze geheele groepen niets te maken. De Wethouder heeft verschillende groepen nagegaan, en die groepen vervallen dan in 3 categorieën. In de eerste plaats de transportarbeiders, van wie gezegd wordt, dat zij, als zij werk hebben, slechts eenige dagen in de week werken. Dat was al bekend; dat was geen nieuwe situatie; dat is niet iets wat tot hunne uitschakeling van de steunregeling behoeft te leiden. Wanneer er eerst geen bezwaar is geweest om hen in te lijven bij deze steunver leening, dan is er nu geen reden om hen af te voeren. Is dus wat dat betreft de toestand met vroeger gelijk, er is dit verschil, niet alleen dat deze menschen thans relatief een veel slechter loon krijgen, maar ook dat de gelegenheid om een bepaald aantal dagen in de week te werken zich thans voor hen minder dikwijls voordoet, zoowel omdat het aantal transportarbeiders is toegenomen als omdat het aantal automatische los- en laadinrichtingen e. d. steeds toeneemt. Wat betreft de stucadoors, wordt gewerkt met het zeer onmogelijke argument, dat het bij de andere arbeiders onte vredenheid zou wekken, wanneer de stucadoors, die tot de best betaalde arbeiders behooren, gesteund worden bij werk loosheid. Wanneer hebben de Wethouder of deze Commissie ooit last van ontevredenheid van arbeiders, omdat andere arbeiders gesteund worden Wanneer, vraagt spreker, maken Leidsche arbeiders bezwaar belasting te betalen om daarmede andere arbeiders te steunen? Er heerscht wel niet de meest volledige solidariteit onder de arbeiders, maar zoover gaat de afgunst toch niet. Voor de landarbeiders, de kleermakers en de bouwvak arbeiders doet het argument dienst, dat in die vakken zoo weinig werkloosheid heerscht ten aanzien van de grond werkers en de opperlieden kon de Wethouder het al niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 17