90
MAANDAG 25 MEI 4925.
Te Leeuwarden heeft men alle transportarbeiders afgevoerd.
Omtrent Arnhem wordt medegedeeld: In de alhier geldende
regeling voor steunverleening aan crisiswerkloozen is de be
paling opgenomen dat Burgemeester en Wethouders bepaalde
categorieën van werklieden, die in bepaalde jaargetijden meer
werkgelegenheid plegen te vinden dan in andere, kunnen
uitsluiten.
Betreffende Dordrecht wordt gemeld: Niettegenstaande de
Raad indertijd besloten heeft dat alle werkloozen in aanmer
king kunnen komen voor steun, is, wanneer bleek dat in
eenige groep de vraag naar bekwame vaklieden het aanbod
overtrof, de betrokken groep afgevoerd.
In Tilburg geldt in het geheel geen steunregeling meer
voor werkloozen, en uit Breda wordt bericht, dat ook daar
geen steun meer wordt verleend.
Uit Amsterdam wordt gemeld: In antwoord op Uw schrij
ven, deel ik U mede, dat alle seizoenvakken bij het intreden
van het seizoen van de steunverleening afgevoerd worden.
En van Zaandam wordt geschreven: In antwoord op Uw
schrijven berichten wij dat kleermakers, kellners en koksten
onzent niet in de steunverleening worden opgenomen.
Arbeiders in het land- en tuinbouwbedrijf worden in den
regel direct, zoodra de Commissie meent dat op het land
weer kan worden gewerkt van de steunverleening afgevoerd.
Behangers en stoffeerders zijn altijd zeer lastig te contro
leeren en de met deze arbeiders opgedane ondervinding heeft
de Commissie doen besluiten slechts bij hooge uitzondering
een dezer arbeiders in de steunverleening op te nemers.
Stucadoors en witters zijn door de Commissie niet in de
steunverleening opgenomen, wijl de loonen dezer arbeiders
geheel en al op het doormaken van een werkloosheidperiode
zijn gebaseerd.
Dit zijn eenige grepen slechts.
Spreker zal thans aantoonen, waarom deze maatregelen,
hetzij het treffen van een bepaalden maatregel voor een
bepaalde groep of het geheel afvoeren van bepaalde groepen,
genomen zijn.
Wat betreft de transportarbeiders weet spreker niet beter
te doen dan voor te lezen het rapport, hetwelk door de
subcommissie dienaangaande is uitgebracht en hetwelk als
volgt luidt:
»Met losse werklieden dan worden bedoeld die leden van
de verschillende transportarbeidersbonden, die geen vasten
patroon hebben maar die in hun onderhoud voorzien door
los werk".
De maatregelen dus, en dit in antwoord op de vraag van
den heer Heemskerk, die genomen zijn of zullen worden ten
aanzien van de losse transportarbeiders, gelden alleen of
zullen alleen gelden voor hen, die los werk verrichten, niet
voor degenen, die bij een vasten patroon tegen een vast loon
arbeiden, zooals chauffeurs, loopers en dergelijken.
Spreker leest verder:
Dezen de losse werklieden plegen zich op verschil
lende punten in de stad op te houden tot men hen roept
voor het lossen van schepen en dergelijke.
Een bekend punt, waar men hen vinden kan, is de Haven.
Hun werk in het sjouwen van kolen, aardappelen, cement
en andere massa-artikelen is zwaar en wordt hoog be
taald. Dit leidt er toe dat ze nooit een heele week werken,
ook niet in normale economische toestanden. De aard van
hun werk is in den loop der jaren niet veranderd. Zij werken
ongeregeld, en als zij genoeg verdiend hebben, houden ze op
en nemen vacantie. Hun bestaan is geheel gebaseerd op dit
soort werk en niemand heeft er vroeger aan gedacht om te
hunnen aanzien van werkloosheid te spreken, als zij een dag
niets uitvoerden, hetzij vrijwillig hetzij onvrijwillig. De term
loswerkman typeert voldoende, dat zij niet behooren tot die
vaklieden, die in geregeld werken bij een patroon een week
loon beuren en voor wie werkloosheid een ongewoon en
ongewenscht verschijnsel is. Deze losse werklieden waren
vroeger ook niet op de arbeidsmarkt bekend. Zij vormden
een groep personen, die op de meest uiteenloopende wijzen
in het onderhoud van zich en de hunnen voorzagen, zonder
eenigen regel of eenige controle. De haven, de markt en de
peurschuit waren het terrein waarop zij zich meestal bewogen.
Sedert den oorlog, toen in verband met de eischen van de
werkloosheidsverzekering organisatie noodig was, zijn vele
losse arbeiders er toe overgegaan lid te worden van transport
arbeidersbonden. De voordeelen van de verzekering waren
voor hen niet denkbeeldig. Ze waren immers altijd een of
meer dagen per week zonder werk en zouden die nu als ze
verzekerd waren, vergoed krijgen.
Anders staat de zaak echter ten opzichte van den steun.
De steunregeling erkent geen recht op steun.
De opzet der steunregeling was deze, dat men bonafide
vakarbeiders, die door langdurige onvrijwillige werkloosheid
werden bezocht, na hun uittrekken uit de werkloozenkas nog
wilde helpen zonder hen dadelijk te doen vervallen tot de
armlastigen. Daarbij is echter dus noodig, dat men erkende
vakarbeiders heeft, die in hun werk en hun loon nauwkeurig
zijn te controleeren en wier werkkring medebrengl, dat ze
in normale omstandigheden de heele week door aan den
arbeid zijn. Het standpunt is verdedigbaar, dat de losse
werklieden onder deze personen niet kunnen worden gerekend,
dat de steunregeling niet voor hen bedoeld kan zijn en dat,
indien de consequentie meebrengt, dat men hen niet zonder
meer kan uitsluiten, er maatregelen dienen te worden genomen
om den steun van deze losse arbeiders zoo te regelen dat zij
alleen ten goede komt aan hen voor wie hij moet zijn bedoeld.
De subcommissie meende althans in grootst mogelijke
meerderheid dat het verantwoord zou zijn voor den steun
der losse transportarbeiders een speciale regeling te treffen.
Hierbij moet men nog rekening houden dat bij de toepassing
van de steunregeling, juist bij de hier bedoelde personen, de
meeste moeilijkheden ondervonden worden bij het verkrijgen
van juiste gegevens omtrent de oorzaak der werkloosheid,
verdiend loon en gezinsinkomsten. De subcommissie heefteen
formule gevonden, welke bij den steun der losse werklieden
zou kunnen worden gehanteerd en waarbij met de eischen
der billijkheid en der gemeentefinanciën voldoende rekening
werd gehouden.
De transportarbeiders worden verdeeld in twee groepen
de eene groep omvat de werkelijke transportarbeiders in
vasten en regelmatigen dienst als chauffeurs, koetsiers, schip
pers, enzoovoort.
Dezen blijven voor de toepassing van de steunregeling
gelijkgesteld met de gewone vakarbeiders.
De andere groep omvat hen, die niet in vasten en regel
matigen loondienst zijn, dus de zoogenaamde losse werklieden.
Voor deze groepen wordt de steun beperkt tot 36 dagen per
jaar, en wel 15 dagen in de eerste helft van het jaar en 21
dagen in de tweede helft."
Hiermede meent spreker dat met inbegrip van de verzekering,
welke 42 dagen uitkeert, in totaal dus 3 maanden, gezien de
omstandigheden dezer categorie, voldoende in de werkloosheid
dezer lieden is voorzien.
De tweede groep, ten opzichte waarvan voorgesteld is om
ze uit te sluiten, zijn de stucadoors, omdat dezen over het
algemeen wel zooveel verdienen in den loop van het jaar,
dat zij wel nimmer voor steun in aanmerking komen.
Spreker heeft laten opmaken een staat van de verdiensten
van alle stucadoors te Leiden en daaruit blijkt dat geen
stucadoor in den laatsten tijd minder verdiend heeft dan
1500.per jaar. Twee hebben verdiend ƒ1500.en de
overigen alle meer, tot ƒ2600.toe.
Spreker vraagt, of voor deze groep van arbeiders inderdaad
van crisis gesproken kan worden en of het niet volkomen
gewettigd is om deze groep uit te sluiten, ook met het oog
hierop, dat, wanneer bleek dat bij een kortstondige werk
loosheid deze menscben zijn nooit lang werkloos aan
hen nog steun werd verleend, dit groote ontevredenheid zou
wekken bij de arbeiders, die minder inkomen hebben en aan
dien steun zouden moeten medebetalen door middel van de
belasting.
Uit de door spreker gegeven opsomming blijkt, dat in de
meeste gemeenten de landarbeiders en de kleermakers in
bepaalde gedeelten van het jaar zijn uitgesloten, en de Com
missie meende dat het noodzakelijk was om ook deze personen
van den steun uit te sluiten in den tijd, dat er geen seizoen
werkloosheid heerscht. Het blijkt ook uit de aan spreker
verstrekte opgaven, dat werklooze seizoenarbeiders als kleer
makers en landarbeiders in de zomermaanden zoo goed als
niet ingeschreven zijn, en zijn er ingeschreven, dan blijkt
dat zij eigenlijk geen kleermakers of landarbeidets zijn.
Het is voorts bekend, dat in de bouwvakken thans zoo
goed als geen werkloosheid heerscht en elke steunverleening
voor de bouwvakarbeiders zou dan ook op de door spreker
aangegeven gronden uit den booze zijn. Niet alleen dat er
hier ter stede geen werkloosheid onder de bouwvakarbeiders
heerscht, maar dat is ook elders zoo. Men heeft niet alleen
te maken met de werkloosheid ter plaatse, maar ook met die
in de naaste omgeving, zoodat, voor het geval hier nog
werkloosheid in de bouwvakken zou bestaan, voor die lieden
in de naaste omgeving voldoende werk zou zijn te vinden.
Den heer van Stralen, die vroeg, of al de bouwvakarbeiders
onder den maatregel zijn begrepen en grondwerkers als
bouwvakarbeiders zijn bedoeld, antwoordt spreker, dat het
de bedoeling is er niet de grondwerkers onder te bevatten,
die gewend zijn te werken bij het leggen van telefoon- en
telegraafkabels en dergelijke.
Hetzelfde geldt voor de opperlieden. Ook dezen zijn niet
altijd in de bouwvakken werkzaam, zoodat men bij die cate
gorie ook dient te onderscheiden.
Spreker meent te hebben aangetoond dat de genomen
maatregelen voldoende gemotiveerd zijn en van onbillijkheid
jegens een of andere categorie geen sprake is.
De heer van Stralen verbaast zich over de mededeeling