MAANDAG 25 MEI 1925.
89
het werkelijk verdienen, de steun niet meer zou kunnen
worden verleend, dan zou men daarvan de Commissie latei-
zeer zeker een grief moeten maken.
Er moet voor gezorgd worden, dat de steunverleening blijft
beantwoorden aan de bedoeling, zooals deze aanvankelijk bij
den Raad heeft voorgezeten.
Spreker is het geheel eens met den heer Wilbrink, dat
men zich hier niet moet storen aan de gemeenten, wier
wethouders met voorbijgaan van Leiden met den Minister
zijn gaan praten. In afwachting van wat zij bereiken, kan
men hier voortgaan op den weg, tot dusver ingeslagen en
ten aanzien waarvan Leiden als voorbeeld voor menige andere
gemeente kan aangemerkt worden.
Spreker zal dan ook van harte steunen de eventueele voor
stellen van Burgemeester en Wethouders, welke gaan in de
richting als door de Commissie van Advies bedoeld.
De heer Baart deelt mede dat, toen in de subcommissie
gezegd werd, dat over het alg emeen de groep transportarbeiders
een zeer lastige groep was wat betreft de steunverleening,
welke zeer moeilijk te contróleeren was, en dat het daarom
gewenscht was hen uit de steunverleening uit te schakelen,
er, onmiddellijk de aandacht op is gevestigd, dat dit slechts
was een aanloopje, dat de transportarbeiders moesten gebruikt
worden als de loopplank om aanstonds te komen tot andere
groepen, waarvoor weder wat anders gevonden zou kunnen
worden.
Dit bleek juist gezien te zijn, want het besluit der Commissie
op [dit stuk was nog niet uitgevoerd of er kwamen andere
groepen aan de beurt, o. a. de stucadoors.
Volgens den heer Wilbrink zijn er menschen, die gebruik
gemaakt hebben van de steunverleening, terwijl zij daarvoor
niet in aanmerking kwamen, maar er is in de Commissie op
gewezen, dat het toch aan de subcommissie zelf heeft gelegen.
Immers volgens artikel 2 van het reglement is zij bevoegd
om, wanneer zich iemand om steun tot haar wendt, eerst
door een persoonlijk onderzoek, waarvoor alle gelegenheid
bestaat, na te gaan of die man daarvoor al dan niet in aan
merking komt. Daarbij moet, meent spreker, dan in het oog wor
den gevat, dat zoo'n persoon reeds eenige weken werkloosheid
achter den rug heeft. De voorstelling alsof zoo iemand direct
oin ondersteuning aanklopt, is niet juist. Het is dus niet
noodig en onjuist om geheele groepen uit te schakelen, omdat
er personen onder kunnen zijn, die wel degelijk ondersteuning
noodig hebben, en artikel 21 van het reglement de gelegenheid
geeft bepaalde personen uit te sluiten.
De heeren Oostdam en Wilbri nk hebben geschermd met
personen, die een jaar en langer werkloos blijven, maar zij
hebben niet aangetoond en kunnen niet aantoonen dat is
ook in de subcommissie nog nooit gebeurd dat die menschen
het vertikken om werk te zoeken. De organisaties kunnen met
tal van voorbeelden aantoonen, dat vaak met den directeur
der steunverleening tevergeefs voor die menschen een werk
kring wordt gezocht.
De heer Oostdam voegt spreker toe, dat deze zelf aan twee
menschen heeft geadviseerd niet te gaan werken. Ja, dat
waren twee menschen van sprekers organisatie, vaklieden,
geen sjouwers, die een loon van 50 cent en meer per uur
haflden verdiend en die nu naar de Grofsmederij werden
gezonden, waar hun een loon van 36 cent werd aangeboden.
Spreker heeft hun toen geadviseerd dat werk niet te aan
vaarden tegen dat loon, omdat, als men dien kant uitging,
er gevaar bestond, dat de werkgevers de arbeiders met hoogere
loonen zouden ontslaan en vervangen door personen,die door
de gemeentelijke steunverleening werden gestuurd om voor
minder te werken.
De heeren Oostdam en Wilbrink nemen evenwel het stand
punt in, dat hoe eerder de steunverleening verdwijnt hoe beter.
Men wil nu ten onrechte geheele groepen gaan uitschake
len. Eerst de transportarbeiders en daarna de landarbeiders.
Men heeft eenvoudig gezegd, dat die landarbeiders met Maart
of April maar moesten gaan werken, afgezien van de vraag
of die menschen inderdaad werk zullen kunnen vinden.
Ten aanzien van de kleermakers, in wier vak, zooals een
der leden van de subcommissie op grond van een ingesteld
onderzoek heeft medegedeeld, een groote crisis heerscht, wordt
eenvoudig bepaald, dat zij tot een bepaalden datum zullen
worden gesteund en er dan uit moeten.
De bedoeling zit blijkbaar voor om zoo spoedig mogelijk
van de steunverleening af te komen, anders zou de com
missie geen aanleiding hebben gehad een dergelijken maat
regel voor te stellen.
De gedachte moet niet postvatten, dat tal van menschen
willens en wetens werkloos blijven rondloopen en liever ge
steund willen worden door de steunverleening. Over het
algemeen houdt men te weinig rekening met de moeilijke
omstandigheden, waarin de werklooze arbeiders verkeeren!
Er wordt wel gezegd dat, wanneer iemand geen steun
meer krijgt, hij de volgende week werk heeft, maar men
verliest daarbij uit het oog, dat zoo iemand dan aan het
werk gaat tegen een loon, dat verre beneden peil is en ten
slotte als loondrukkend aangemerkt kan worden.
De heer Sanders zegt dat, als men de heeren van Stralen
en Baart hoort spreken en termen te hooren krijgt als
»afbraak" van den steun, de Raad dan het idee moet krijgen
alsof Burgemeester en Wethouders en de Commissie klaar
staan met moker en houweel om zoo spoedig mogelijk de
steunverleening ineen te doen storten. Niets is minder waar
dan dat, zooals reeds gebleken is uit de uitnemende uiteen
zetting door den heer Oostdam van de motieven, welke de
Commissie en Burgemeester en Wethouders aanleiding heb
ben gegeven om den maatregel te nemen dien zij genomen
hebben.
Spreker zou aan de heeren willen vragen: hoe stellen zij
zich de voortzetting van den steun voor? Er is thans inge
treden een verbetering in den economischen toestand. Zou
men nu deze steunregeling alleen willen opheffen, wanneer
gedurende eenigen tijd van werkloosheid niets meer te be
speuren zou zijn? Zou het niet beter zijn om, zooals de Com
missie thans voorstelt, voor die vakken waarin, zooals spreker
hoopt aan te toonen, geen werkloosheid meer heerscht, den
steun op te heffen?
Inderdaad, de beslissing daarover is niet gemakkelijk en
spreker moet zich dan ook verzetten tegen een uitlating van
den heer Eikerbout, dat de Steuncommissie zoo maar »hals
over kop" tot dien maatregel zou zijn overgegaan.
Deze steunregeling werkt thans reeds bijna 27» jaar en
alleen reeds uit dien hoofde kan men niet zeggen, dat hals
over kop maatregelen de heeren noemen het verslechte
ringen, spreker noemt het verbeteringen genomen zijn.
Deze maatregelen zijn dus gebaseerd op een ondervinding
van 27» jaar, maar verder is de voorbereiding ervan zeker
reeds sedert ongeveer 4 maanden aanhangig.
Zij zijn vóórBestudeerd in de subcommissie en nauwkeurig
nagegaan in de groote Commissie, welke tevoren daarover
praeadviezen heelt gekregen. De zaak is ook in Burgemeester
en Wethouders geweest, die haar ampel hebben besproken,
zoodat spreker ver moet afwijzen de bewering als zou hier
hals over kop een maatregel worden genomen.
Spreker geeft toe, dat het zeer moeilijk is te beslissen
welke groepen van vakken zullen worden uitgesloten, wan
neer de tijd daarvoor zal zijn aangebroken. Die moeilijkheid
wordt overal ondervonden.
Waar de heer Eikerbout zich op internationale toestanden
beroepen heeft, wil spreker aanhalen een uitspraak van den
Engelschen Minister van Arbeid, Sir Arthur Steel-Maitland,
die zegt, dat zijn tijd voor een groot deel in beslag wordt
genomen door het zoeken naar een middenweg tusschen hen,
die de steunverleening onmiddellijk willen stopzetten en
degenen, die vinden dat de Regeering steeds moet doorgaan
met betalen. Daar ondervindt men dus dezelfde moeilijkheid
als hier. Het is zoo sterk, dat de heer Stenhuis in de Eerste
Kamer daarover een interpellatie tot den Minister heeft ge
richt en heeft gevraagd of Zijne Excellentie kennis had ge
nomen van het streven van sommige gemeenten om onge
schoolde arbeiders, dus bepaalde groepen, uit de steunverleening
uit te schakelen en naar de armbesturen te verwijzen, terwijl
de Minister daarop heeft geantwoord, dat de Regeering zich
op het zijns inziens juiste standpunt heeft geplaatst, dat in
het algemeen gesproken de gemeentebesturen vrij gelaten
moeten worden om al dan niet steunregelingen te treffen en
te bepalen voor welke groepen van arbeiders de steunrege
ling, als die bestaat, van kracht moet wezen. De Regeering
zelve erkent, dat slechts voor enkele groepen crisis-werkloos
heid bestaat, door die groepen te steunen, namelijk de me
taalbewerkers en de tabakbewerkers en tot voor korten tijd
de typografen.
Spreker wil even aanhalen de maatregelen, welke in andere
gemeenten zijn genomen ten aanzien van bepaalde groepen
van arbeiders, al zou hij, indien hij het alleen voor Leiden
noodzakelijk achtte, niet aarzelen bepaalde maatregelen te
nemen, ook al zouden deze in andere steden niet genomen
zijn. Deze inlichtingen zijn afkomstig van de diensten voor
sociale aangelegenheden in de verschillende gemeenten.
Te Delft zijn afgevoerd landarbeiders, kleermakers en trans
portarbeiders. De laatstgenoemden om de bekende reden, dat
zij altijd slechts enkele dagen per week hebben gewerkt.
Landarbeiders, omdat zij slechts seizoenarbeiders zijn en
kleermakers omdat zij als oncontroleerbare arbeiders steeds
steun blijven trekken.
Te Rotterdam zijn afgevoerd op 14 Maart alle arbeiders,
werkzaam in het land- en tuinbouwbedrijf. Op 28 Maart alle
seizoenarbeiders, als kleermakers, behangers, stoffeerders, enz.
Te Utrecht zijn op 14 Maart afgevoerd alle land- en tuin-
bouwarbeiders, seizoenarbeiders als kleermakers, stucadoors,
witters, enz. Op 16 Mei zijn daaraan toegevoegd de kellners
en de koks.