MAANDAG 25 MEI 1925.
87
eerste halfjaar gedurende 15 dagen steun krijgen en in het
tweede halfjaar 21 dagen, totaal 36 dagen in een jaar. Het
zal den Wethouder bekend zijn, dat er een bespreking heeft
plaats gehad door de wethouders voor sociale aangelegen
heden van de vier grootste gemeenten in ons land, ten einde
te komen tot een regeling van de crisis-uitkeeringen in
1925/1926. Die steunregeling, welke varieert van 90190 dagen
per jaar, is heel wat breeder opgevat dan hier; er is ook
met de verschillende vakcentralen over gesproken en er is
ook wel degelijk rekening gehouden met den tijd, gedurende
welken de organisaties of de werkloozenkassen de uitkeeringen
verstrekken.
In de Commissie is deze zaak ook ter sprake gebracht en
daar is aan den Wethouder gevraagd, of er voor hem geen
aanleiding bestond om af te wachten hetgeen nader in de
vier groote gemeenten geregeld zal worden, wat als basis zou
kunnen dienen voor kleinere gemeenten. Spreker bedoelt niet,
dat de daar geldende cijfers ook zouden moeten gelden voor
Leiden, maar in de door die gemeenten aangenomen regeling
zit systeem. Wanneer nu de arbeidersorganisaties en werk
loozenkassen in die mate bezig zijn om den werkloozen steun
te verleenen, dan dient toch ook zeker van de zijde van de
steunverleening vanwege de gemeente ook eenigermate gegaan
te worden in de richting van de regeling, die voor de vier
groote gemeenten is aanvaard.
Er is natuurlijk ook in opgenomen, dat, als er in bepaalde
vakken positief geen crisiswerkloosheid meer bestaat, die
groepen kunnen worden uitgeschakeld.
De Wethouder voegt spreker toe, dat het nog slechts
besprekingen zijn, maar spreker weet, dat die besprekingen
in een zeer vergevorderd stadium verkeeren en het de bedoe
ling is de regeling met 1 Juli 1925 in werking te doen treden.
Het is spreker ook van nabij bekend, dat de regeling waar
schijnlijk in haar vollen omvang zal worden toegepast.
De dagen, door spreker genoemd, zullen niet altijd achter
elkander worden uitbetaald. De gelegenheid blijft bestaan om
b.v. de helft van de uitkeering te doen vallen in de tweede
helft van 1925 en de tweede helft in het eerste halfjaar 1926.
Eerst wanneer die uitkeering zal zijn genoten, zullen de
menschen naar Maatschappelijk Hulpbetoon of een daarmede
gelijkgesteld Burgerlijk Armbestuur overgaan.
Voor hen, die op 1 Juli 1925 nog niet aangesloten zijn bij
een organisatie met een gesubsidieerde werkloozenkas, of nog
geen 3 maanden lid daarvan zijn, zullende bepalingen gelden,
welke van toepassing zijn op degenen, die niet uit een werk
loozenkas trekken, en worden deze naar Maatschappelijk
Hulpbetoon verwezen.
Wanneer men doorgaat met het verlagen der uitkeeringen
en het inkrimpen van den tijdsduur der ondersteuning, dan
ziet spreker daarin een aansturen op een neerdrukken der
loonen, welke te Leiden, ook in het particulier bedrijf, toch
al niet schitterend zijn. Toen deze zaak de vorige maal aan
de orde was, is gebleken, dat men de menschen in zekere
mate prest om voor nog minder dan de hier ter stede
geldende lage loonen te gaan werken.
De vorige maal heeft de Wethouder als het gangbare loon
in de metaalindustrie genoemd 36 cent en toen heeft spreker
dat bestreden en hem toegevoegd, dat hij waarschijnlijk had
geput uit de looncijfers van het normalisatie-bureau van 31
December 1924; maar bij onderzoek is spreker gebleken, dat
zelfs volgens die cijfers op dien datum het gemiddelde loon
41 cent bedroeg. Er kan dus geen sprake van zijn, dat hier
gemiddelde loonen van 36 cent worden betaald.
De Wethouder voegt spreker toe; vraag het dan aan de
GrofsmederijDe gemiddelde cijfers van de Grofsmederij kan
spreker aan den Wethouder voorleggen en dan zal deze
zien, dat deze nog niet de ongunstigste zijn. Als men den
heer Sanders andere cijfers heeft verstrekt, zijn het niet die
looncijfers geweest, welke op 31 December aan den Metaal-
bond zijn overgelegd.
Dat is vanzelf sprekend, omdat elke bij den Metaalbond
aangesloten firma hare looncijfers moet opgeven.
De vorige maal heeft spreker in twijfel getrokken, dat het
bij de Constructiewerkplaats betaalde loon 36 cent zou zijn
en heeft hij gezegd, dat het 41 cent was. Spreker heeft het
nog eens nagegaan en is te weten gekomen, dat de personen,
die door de Arbeidsbeurs daarheen verwezen waren om daar
te werken tegen een loon van 36 cent, reeds binnen 8 dagen
van die fabriek verwijderd waren, omdat zij onbekwaam
waren voor het werk, dat zij te doen kregen, zoodat zij toen
weder ten laste van het crisisfonds kwamen.
Wanneer men daarmede blijft doorgaan, dan zal men hoe
langer hoe meer in een toestand komen, dat de loonen in de
industrie gedrukt worden en de menschen nog in veel moei
lijker omstandigheden zullen komen dan thans het geval is.
Daarom had spreker gaarne gezien, dat de Commissie gevolg
gegeven had aan den aandrang om, alvorens tot dergelijken
maatregel over te gaan, zich nader te oriënteeren en te zien
wat in andere gemeenten op dit stuk geschiedt. Spreker
hoopt, dat Burgemeester en Wethouders alsnog daarmede
rekening zullen houden.
De heer Heemskerk zegt, dat, toen het reglement voor de
Commissie voor sociale zaken hier behandeld werd, het ook
zijne stellige meening was dat het samenstellen dier veror
dening absoluut niet in zich hield, dat door Burgemeester
en Wethouders verandering zou kunnen aangebracht worden
in de steunregeling, en dat dit reglement meer bedoeld was
als een huishoudelijk reglement voor de Commissie. Deze zou
zich dan als zoodanig te houden hebben aan de regelen, door
den Raad voorgeschreven.
Uit dit oogpunt bezien verwondert het spreker dan ook
eenigszins, dat Burgemeester en Wethouders in de Com
missie voor steunverleening met betrekkelijk ingrijpende maat
regelen zijn gekomen, welke spreker nochtans niet in alle
onderdeelen afkeurt.
Terecht is de vraag gesteld, wat crisiswerkloosheid is. Dit
begrip kan zoo ruim opgevat worden, dat ten slotte niemand
kan beoordeelen of men in een bepaald vak in een crisis
verkeert dan wel niet. Er wordt gezegd, dat in het bouw
bedrijf de toestand betrekkelijk gunstig is, maar wie zegt,
dat de toestand daar over eenigen tijd niet zeer ongunstig
zal zijn? Daarom is het zoo gewaagd om geheele groepen
van steunverleening uit te sluiten. Het is ook niet noodig,
omdat de Commissie toch het recht heeft om op grond van
individueel onderzoek personen van de steunverleening uit
te sluiten, die op een of andere wijze trachten niet aan werk
te komen of om andere oorzaken behooren te worden uitge
schakeld. Heerscht er dus in zulk een vak geen werkloos
heid meer, dan zal door een persoonlijk onderzoek dienen
te worden uitgemaakt of de enkele werkloozen, die zijn over
geschoten, speciaal in dat vak thuis behooren dan wel daarin
nooit plaats zullen vinden. Daarin ligt opgesloten, dat het
onnoodig is een geheele groep uit te sluiten.
Spreker geeft toe, dat de losse transportarbeiders een las
tige groep vormen tijdens het bestaan van het Steun
comité is dat ook reeds' gebleken maar toch begaat men
een onbillijkheid, als men alle transportarbeiders over één
kam scheert, want verschillende organisaties van transport
arbeiders nemen niet alleen de losse, maar ook de vaste
transportarbeiders op en spreker vraagt of laatstgenoemden,
als zij niet aan het werk kunnen komen, dan niet zullen
worden uitgesloten dan wel ook onder de ongunstige bepa
ling zullen vallen, welke de Wethouder heeft genoemd.
Tenzij de Wethouder spreker van het tegendeel kan over
tuigen, blijft <teze bezwaar houden tegen het uitschakelen
van geheele groepen van arbeiders.
De heer Wilbrink zegt, dat men bij het hooren der bespre
kingen zich wel langzamerhand moet gaan afvragenwat
heeft de leden van de Commissie voor sociale aangelegenheden
wel bezield om een zoodanige regeling voor te stellen, dat
daardoor geheel ongemotiveerd gansche groepen van arbeiders
zullen worden gedupeerd? Waar spreker aan het totstand
komen van die regeling ook eenig aandeel heeft gehad, wil
hij tegenover al die betuigingen omtrent het verkeerde, dat
er in zou gelegen zijn, ook iets naar voren brengen wat voor
het treffen dier regeling pleit.
De Commissie voor de steunverleening is ontstaan in een
tijd, toen men een algemeene crisis aanwezig achtte, daarbij
alle bedrijven en alle personen, in bedrijven werkzaam, over
één kam werden geschoren, en meende, dat alle arbeiders,
die een langeren of korteren tijd zonder werk kwamen,
moesten worden ondersteund, niet op de gewone wijze, hetzij
doordat zij zich verzekerden bij een werkloozenkas, hetzij
door bemiddeling van bet Burgerlijk Armbestuur, maar door
het treffen van een regeling, waardoor hun die smadelijke
gang naar het Burgerlijk Armbestuur werd bespaard en de
gemeente hen toch hielp.
Als men spreekt van een crisistoestand, dan ligt daarin
opgesloten, dat het geen blijvende toestand is en dat men
verwacht dat er weder andere verhoudingen zullen komen.
Als degenen, die leiding aan dit werk hebben te geven,
meenen dat een andere toestand in sommige opzichten is
ingetreden, dan heeft men wel degelijk met hunne argumenten
rekening te houden, die te toetsen en dan naar bevind van
zaken te handelen.
De heer Eikerbout zegt nu: het komt van één kant; maar
spreker wijst erop, dat de subcommissie, waarvan die voor
stellen komen, niet eenzijdig is samengesteld; dat het College
van Burgemeester en Wethouders niet zoodanigen over
wegenden invloed beeft dat anderen in die subcommissie
geen zeggenschap zouden hebben.
Als nu de voorstellen, nadat zij in die subcommissie zijn
geweest, komen in de groote Commissie, welke ook uit personen
van verschillende richtingen is samengesteld, en daar met
nagenoeg algemeene stemmen worden aangenomen, dan moet
dat toch voor dezen Raad iets te zeggen hebben.