65 runderslachthal, deelden wij U mede, dat, niettegenstaande reeds aangebrachte verbeteringen, de vloeren in de darrn- wasscherij, varkensslachthal, gezellenlokaal, sterilisatieruimte en den verbindingsgang wederom de kenmerkende verschijn selen van een voortdurend zakkenden ondergrond vertoonden, zoodat, naar wij vreesden, ook hier spoedig ingrijpen zou zijn geboden. Wij konden toen nog niet bevroeden, dat deze onze vrees ten aanzien van den vloer in het gezellenlokaal zóó spoedig bewaarheid zou worden. Inmiddels toch moest deze vloer in verband met werkzaamheden, verbonden aan de verplaatsing van de hoog- en laagspanningsruimte van de machinekamer naar het gezellenlokaal, gedeeltelijk worden opgebroken, waarbij aan het licht is gekomen, dat de onder grond geheel is verzaktals gevolg daarvan hangt deze vloer als het ware grootendeels in de lucht en is hij ook zoodanig verzakt, dat het schrobwater niet meer wegvloeit, Nu, zooals gezegd, deze vloer reeds gedeeltelijk opgebroken is, achten wij, ter vermijding van noodelooze kosten, het juiste oogen- blik gekomen, om thans ook tot vernieuwing van dezen vloer over te gaan door, evenals in de runderslachthal, het doen aanbrengen van een nieuwen gewapend betonvloer, waarvan de kosten door den Directeur der Gemeentewerken globaal op 1700.worden geraamd. Bedenkingen van financiëelen aard behoeven, naar onze meening, tegen uit voering van dit werk niet te bestaan, nu de daartoe be- noodigde gelden in het afschrijvings- en vernieuwingsfonds aanwezig zijn en bovendien de kosten van vernieuwing van den vloer in de runderslachthal, zooals wij U d.d. 20 April j.l. mededeelden, niet minder dan 5500.beneden de raming zullen blijven. Op grond van het bovenstaande geven wij Uw College alsnu beleefd in overweging aan den Gemeenteraad voor te stellen, onze Commissie te machtigen tot het doen ver nieuwen van den vloer in het gezellenlokaal van het Openbaar Slachthuis voor de som van 1700.te betalen uit de middelen van het afschrijvings- en vernieuwingsfonds dier inrichting. De Commissie van Beheer voornoemd, Aug. L. Beimebingek, Voorzitter-. J. A. v. d. Stok, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 121. Leiden, 19 Mei 1925. Bij zijn in de Leeskamer liggend schrijven richt de Lustrum commissie van het Leidsch Studentencorps tot ons College het verzoek om, ten behoeve van het in de maand Juni tijdens de Lustrumfeesten uit te voeren Openluchtspel, gebruik te mogen maken van een gedeelte van het Plantsoen en den Zoeterwoudschen Singel, gelegen tusschen de van Disselbrug en de Wasstraat. Dit verzoek komt bijna geheel overeen met dat, hetwelk ten vorigen jare door het Bestuur van de 3 Octoberver- eeniging werd ingediend en waarop door Uwe Vergadering in hare zitting van 14 Juli 1924 gunstig werd beschikt. Ook voor de in Juni a.s. te houden uitvoering zullen de getimmerten deels in het Plantsoen, deels in het water worden gebouwd, terwijl dezelfde tribune, die voor de 3 October- feesten werd geplaatst, ook thans weder op den Zoeterwoud schen Singel en op dezelfde plaats zal verrijzen. Zooals U bekend is heeft de ingebruikgeving van het terrein en evenmin het maken van de verschillende getimmerten tijdens de 3 Octoberfeesten, bezwaren opgeleverd en wij zijn daarom met de Commissie van Fabricage van meening, dat er alle aanleiding bestaat om het verzoek van de Lustrum- Commissie in te willigen, mits aan de desbetreffende ver gunning dezelfde voorwaarden worden verbonden als aan die, welke in Juli 1924 aan de 3 Octobervereeniging werd verleend. Wij geven Uwe Vergadering derhalve, overeenkomstig het advies der Commissie van Fabricage, in overweging aan het Leidsch Studentencorps, ten behoeve van het uit te voeren Openluchtspel ter gelegenheid van de aanstaande Lustrum feesten, kosteloos in gebruik te geven een gedeelte van het Plantsoen en den Zoeterwoudschen Singel, gelegen tusschen de van Disselbrug en de Wasstraat, onder de volgende voorwaarden 1°. dat ter nadere goedkeuring van ons College tijdig worden ingediend gedétailleerde situatieteekeningen van de benoodigde gedeelten van het Plantsoen en den Zoeter woudschen Singel en ontwerp-teekeningen van de te maken getimmerten, tribunes, plankiers, enz.; 2°. dat de kosten van herstelling van aan het Plantsoen, den Zoeterwoudschen Singel of andere gemeente-eigendommen toegebrachte schade door het Leidsch Studentencorps aan de gemeente worden vergoed; 3°. dat het Plantsoen, de Zoeterwoudsche Singel en de singelgracht na afloop van de feestviering weder in den vorigen staat van gemeentewege, doch voor rekening van het Leidsch Studentencorps worden hersteld; 4°. dat eventueel noodig geachte of gewenschte afsluiting voor het publiek verkeer van nader vast te stellen gedeelten van het Plantsoen en den Zoeterwoudschen Singel alleen mag geschieden op door ons College aan te geven dagen en uren; 5°. dat alle nader door ons College noodig geachte voor schriften, zoo ter zake van de inrichting van het feestterrein, de afsluiting en het gebruik daarvan, de voorziening tegen brandgevaar, als anderszins, door het Leidsch Studentencorps worden opgevolgd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 122. Leiden, 19 Mei 1925. De Leidsche Exploitatie-Maatschappij van Onroerende Goederen alhier verzocht ons College andermaal te willen bevorderen, dat eenige perceelen bouwgrond, welke hypo thecair ten behoeve van de gemeente Leiden zijn verbonden, tot meerdere zekerheid van de betaling van de kosten van straataanleg, ingevolge Uw besluit van 11 Februari 1924 (Ingek. Stukken No. 50), uit het hypothecair verband worden ontslagen. Het betreft thans de perceelen Sectie P. Nis 896 tot en met 903 en 950 (alles oud 815 ged.) ter grootte van 1768 c.A. Op gelijke verzoeken werd door Uwe Vergadering in hare zittingen van 1 December 1.1. (Ingek. Stukken No. 298) ten opzichte van de perceelen nis 850 t/m 859 en 813 en van 16 Februari 1925 (Ingek. Stukken No. 33) ten opzichte van de perceelen nis 843 t/m 848, 889, 890 l) en 169 gunstig beschikt. De Exploitatie Maatschappij biedt aan als afbetaling van de voor straataanleg verschuldigde gelden een bedrag van 3000.aan de gemeente te voldoen, waardoor tegen over de vermindering van het onderpand de nog te betalen kosten voor straataanleg ad 15000.zullen worden teruggebracht tot 12000. Na ontslag uit het hypothecair verband van bovengenoemde perceelen, zal het resteerend verbonden onroerend goed nog een oppervlakte beslaan van 2.1864 H.A. (2.3632 H.A. 0.1768 H.A.), waarvan de waarde als bouwterrein ruimschoots opweegt tegen de nog te betalen som van 12000. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat onder deze omstandigheden geen bezwaar bestaat tegen inwilliging van het verzoek. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten, ons College te machtigen de perceelen gemeente Leiden, Sectie P, Nis. 896 tot en met 903 en 950 (alles oud 815 ged.), ter gezamenlijke grootte van 1768 c.A. te onttrekken aan het daarop ten behoeve van de gemeente Leiden gevestigde hypothecair verband, met afstanddoening van het recht van hypotheek op die perceelen, nadat de Leidsche Exploitatie Maat schappij van Onroerende Goederen in mindering van de door haar verschuldigde kosten van straataanleg en hypo thecaire rente, volgens het raadsbesluit van 11 Februari 1924, een bedrag van ƒ3000. in de gemeentekas zal hebben gestort. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 123. Leiden, 19 Mei 1925. Nu ingevolge het besluit van Uwe Vergadering d.d. 26 Januari j.l. (Ingek. Stukken No. 21) eenige perceelen grond, gelegen in de Waard, in eigendom aan de gemeente zijn overgegaan, is het mogelijk de verbinding tot stand te brengen van de Verlengde Munnikenstraat met de Waardstraat, welke verbinding tot dusverre niet kon plaats hebben, omdat het aangrenzend terrein niet aan de gemeente toebehoorde. Bovendien kunnen nu ook de Verlengde Oosterstraat en de van Speijkstraat over hare volle breedte met de Waardstraat in verbinding gebracht worden. Het aanvankelijk voornemen om een verbinding te maken, bestaande uit een slechts 5 Meter breed bestraat voetpad, met overbrugging van de nabijgelegen sloot, waartoe Uwe Vergadering ten vorigen x) In de conclusie van Ingek. Stuk No. S3 staat in plaats van 889 en 890 ten onrechte 888 en 889.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 3