MAANDAG 6 APRIL 1925. 41 groote gezinnen. Zij zal van de gemeente niet veel offers vragen als gevolg van het grooter verbruik, dat van de inrichting zal worden gemaakt. Spreker dient een voorstel in, strekkende om over te nemen hetgeen door de Leidsche Zwemclub is voorgesteld. De heer Knuttel ondersteunt het voorstel van den heer Verweij. Voor overbevolking van het zwembad aan het Rijn en Schiekanaal behoett geen vrees te bestaan, want door de opening van de zweminrichting aan de Zijl zal het bezoek aan dat zwembad verminderen en kan dit juist door een tariefsverlaging op peil worden gehouden. Maar al steunt spreker het voorstel van den heer Verwey, dit wil niet zeggen, dat bij aanneming ervan zijn principiëele bezwaren zouden zijn weggenomen, want hij blijft van meening, dat dergelijke instellingen van algemeen nut kosteloos moeten worden opengesteld. De heer Wilbrink is Burgemeester en Wethouders dank baar, dat zij gekomen zijn met een alleszins aannemelijke regeling in zake de exploitatie van de zweminrichting aan de Zijl. Men heeft hier te doen met een inrichting, welke volkomen aan haar doel zal kunnen beantwoorden, waar arbeiders en huns-gelijken gelegenheid zullen hebben om zich aan de zwemsport te wijden. Spreker wil vragen, of de gelegenheid zal geboden worden om, zooals bij de andere zweminrichting ook mogelijk is, een abonnement te nemen voor het geheele zomerseizoen. Spreker zou gaarne zien, dat dat mogelijk was, omdat dan ook in den tijd, waarvoor het goedkoope tariet niet geldt, van de inrichting meer gebruik gemaakt zal worden. Spieker moet zich verzetten tegen het voorstel van den heer Verweij om den prijs van de seizoenabonnementen van de zweminrichting aan het Rijn- en Schiekanaal te verlagen. Deze zweminrichting is thans reeds op drukke dagen te klein voor het groot aantal bezoekers en dit bezwaar zou zich in nog grootere mate doen gevoelen, wanneer overgegaan werd tot tariefsverlaging. Overigens ziet spreker niet in, waarom men deze tarieven zou moeten gaan verlagen, nu er een goede zwemgelegenheid gekomen is voor de categorie van inwoners, die het niet zoo goed kunnen betalen. Als de heer Verweij met dergelijk voorstel eenige jaren vroeger gekomen was, dan zou spreker er misschien iets voor gevoeld hebben, maar thans gevoelt hij er niets voor. De Voorzitter geeft den heer Verwey in overweging om zijn voorstel te wijzigen. De Raad kan niet den prijs der abonnementen vaststellen, aangezien hij dat bij de met de Leidsche Zwemclub gesloten overeenkomst aan Burgemeester en Wethouders heeft opgedragen. Men zou dus moeten gaan veranderen de overeenkomst, welke de gemeente met de Leidsche Zwemclub heeft gesloten. De heer Verwey zal dus aan zijn voorstel den vorm van een motie moeten geven, door wijziging van de woorden«stelt voor" in «acht het wenschelijk", zoodat zij dan zou komen te luiden: «Ondergeteekende acht het wenschelijk, de prijzen van de seizoenabonnementen voor het gebruik van de zwemin richting aan het Rijn-Schiekanaal nader als volgt te bepalen 6.per persoon 4.voor het tweede lid, en 3.voor het derde en de volgende leden uit één gezin." De heer Verwey verklaart zijn voorstel in den door den Voorzitter aangegeven zin te wijzigen. De motie van den heer Verwey wordt voldoende onder steund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadsla ging uit. De Voorzitter meent, dat de thans geldende tarieven van de zweminrichting in het Rijn- en Schiekanaal niet te hoog zijn. Het argument, dat de loonen thans zooveel minder zijn, gaat niet op, want toen de tarieven werden vastgesteld in 1917, waren de loonen niet zoo hoog als eenige jaren later het geval is geworden. Het betreft hier vóór-oorlogstarieven, welke niet zijn ge stegen. Maar bovendien, het openstellen van een tweede zweminrichting behoeft toch geen reden te wezen om het tarief van de eerste te verlagen. Men kan van de gemeente toch niet alles cadeau geven! De eerste persoon uit een gezin betaalt f 7.en als men nu aanneemt, dat iemand per seizoen 70 keer komt zwemmen, dan betaalt hij dus 10 cent per bad. Dat is, gezien de vele onkosten, welke de gemeente heeft te maken, voor dezen tijd een zeer laag tarief. Voor zijn dubbeltje kan men daar, als men wil, lVa uur genieten, en hoevelen vraagt spreker, rooken niet in een kwartier een sigaar van 10 cent op? Burgemeester en Wethouders hebben het tarief zoo gesteld, dat het tweede en derde lid uit een gezin betalen 4. en het vierde en overige leden f 3.een tegemoetkoming dus voor groote gezinnen. In hetgeen de heer Wilbrink heeft gevraagd wordt voor zien. Ook voor de inrichting aan de Zijl zullen seizoen abonnementen worden uitgegeven, nl. tegen den prijs van 3.50. Stelt men het aantal malen, dat iemand komt zwemmen op 100, dan wordt dus 37ü cent per keer betaald, wat onge twijfeld niet te hoog is. Deze tarieven zijn zeer goed verdedigbaar. De gemeente legt op de exploitatie der zweminrichtingen veel geld toe. Bij de stichting van de eeiste zweminrichting dit was voor een groot deel sprekers werk werd een berekening gemaakt, volgens welke die inrichting aan de gemeente niets zou kosten, maar verleden jaar heeft de exploitatie een verlies opgeleverd, afgezien nog van de rente en aflossing, welke de gemeente heeft te betalen. Spreker ziet geen enkele reden om het bedrag van 7.tot 6.te verlagen; het volgend jaar zou men dan wel kunnen voorstellen het op 5.te brengen. Als de arleiders voor 3 cent in helder en goed water kunnen zwemmen, kan men toch niet zeggen, dat zij op dit punt niet goedkoop worden behandeld. Spreker geeft dan ook den heer Verwey in overweging diens motie in te trekken. Vooreerst zouden Burgemeester en Wethouders bij even- tueele aanneming zich er toch niet aan houden en derge lijke voorstellen zijn voor het College hoogst onaangenaam, omdat daardoor de schijn wordt gewekt, alsof Burgemeester en Wethouders de tarieven te hoog stellen. Ten slotte wil spreker nog de opmerking maken, dat, terwijl indertijd werd gezegd dat Leiden achterlijk was, omdat het geen zweminrichting had, thans in den Haag nog een dergelijke inrichting, met gelegenheid om in de open lucht te zwemmen, moet worden opgericht. Leiden is dus in dit opzicht andere gemeenten vooruit. De heer Verweij doet opmerken, dat de door hem voor gestelde bedragen afkomstig zijn van het bestuur der Leid sche Zwemclub. De samenstelling van dat bestuur waarborgt wel, dat rekening gehouden wordt met de behoorlijke func- tionneering van de vereeniging en met de gemeentefinanciën. Het is zuiver iets wat in dat bestuur zelf leeft; het wordt door dat bestuur beschouwd als een middel om een zoo goedkoop mogelijke exploitatie te hebben. Wanneer dit be stuur, dat naar alle waarschijnlijkheid ook wel van roode smetten vrij zal zijn, de zaak zoo inziet, acht spreker alle aanleiding aanwezig om zijne motie te handhaven, zoowel in het belang van een behoorlijke exploitatie als in het belang van de zwemsport in het algemeen. Verlaging van de tarieven, zooals spreker voorstelt, is noo- dig, omdat, wanneer het verschil tusschen de tarieven van de beide zweminrichtingen te groot is, er een aanzienlijke verplaatsing van het bezoek van de eene inrichting naar de andere zal plaats hebben. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Verweij wordt met 24 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, Sijtsma, Heemskerk, Eikerbout, Deumer, van Hamel, van der Reijden, van Rosmalen, Wilmer, Splinter, Huurman, Zuidema, Spendel, Oostdam, Eerdmans, mevrouw van Itallie van Embden, de heer Coster, mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Witmans, Wilbrink en Bergers. Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Verweij, Dubbel- deman, Baart, Knuttel, van Eek en Kooistra. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten tot vaststelling van de in Ingekomen Stukken No. 77 afgedrukte ontwerp-overeenkomst tusschen de gemeente Leiden en de Zwem vereeniging »De Zijl", in zake het beheer over de ge meentelijke bronwaterzweminrichting aan de Zijl. XXIII. Verordening, houdende wijziging van de verorde ning van 10 Juli 1913 (Gem.blad No. 21) op de Winkel sluiting. (Zie Ing. St. No. 86.) Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend adres van het bestuur van het R. K. Melkverkoopersgilde »St. Paschalis." De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Eerdmans zegt tot zijn genoegen te hebben ge zien, dat ook de minderheid van de Commissie voor de Straf verordeningen haar argumenten in het praeadvies heeft ontwikkeld. Waar de Raad echter had besloten een derge- lijken maatregel te treffen, kon die Commissie niet anders doen dan een voorstel als dit aan den Raad voorleggen. Nu zit er in dit voorstel een element, namelijk dat van de win kelsluiting, hetwelk niet inhaerent is aan het verbod van bezorgen en aan hetgeen de vorige maal verder is besproken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 7