MAANDAG 6 APRIL 1925.
37
en het ligt voor de hand, dat tal van andere onderwijzers
hier ook naar die betrekking hadden willen dingen.
Burgemeester en Wethouders geven in geen enkel opzicht
aan, om welke reden de heer van der Hoogt in de eerste
plaats in aanmerking moet komen voor overplaatsing en ook
hetgeen voorkomt in het advies van den schoolopziener snijdt
niet veel hout. Spreker zou dan ook gaarne zien, dat alsnog
een oproeping gedaan wordt. Voor dergelijke benoeming, waaraan
promotie verbonden is, moet men vrije mededinging open
stellen, zoodat iedereen kan meedoen en men den besten
candidaat kan uitzoeken. Zooals het voorstel nu is, wordt de
schijn van bevoorrechting gewekt.
De heer Meijnen deelt mede, dat Mej. Groen verplaatst is,
omdat er aan de school op de Breestraat iemand moest zijn
met een voldoend aantal bevoegdheden. Nu moet natuurlijk
de plaats, welke door het vertrek van haar aan de Leerschool
is open gekomen, weder vervuld worden.
Verleden jaar zijn door de inkrimping van het aantal
klassen der Leerschool eenige onderwijzers en onderwijze
ressen van die school overgeplaatst naar andere scholen. Het
was nu gewenscht om de vacature van Mej. Groen te ver
vullen door een mannelijke leerkracht, en aangezien intusschen
door wetswijziging aan de betrekking aan de Leerschool een
marge van f 250.is verbonden, meenden Burgemeester en
Wethouders, dat in de eerste plaats gezocht moest worden
onder degenen, die verleden jaar September, toen er van zulk
een marge nog geen sprake was, tot de in dit opzicht onwil
lekeurig gedupeerden behooren.
Toen is gezocht onder de mannelijke leerkrachten, die destijds
overgeplaatst zijn eu van die mannelijke leerkrachten is de
heer van der Hoogt aan de Leerschool het langst verbonden
geweest.
En in overeenstemming met het hoofd van de school ènin
overeenstemming met en zelfs op voorstel van den inspecteur
van het lager onderwijs, hebben Burgemeester en Wethouders
het billijk geoordeeld, zich bij het vervullen van deze vacature
te beperken tot die verleden jaar overgeplaatste leerkrachten
en daarbij verder den weg der anciënniteit te volgen. Waar
de Regeering aan het geven van onderwijs aan de Leerschool
een marge verbindt, opdat de kweekelingen in klassen komen,
waar goede leerkrachten werken, meent het College, dat inzon
derheid voor benoeming aan de Leerschool in aanmerking
moeten komen onderwijzers, van wie met zekerheid kan
verwacht worden, dat ze daar op hun plaats zijn. Dit laatste
kan van den heer van der Hoogt worden gezegd, want deze
heeft getoond, voor deze school een goede leerkracht
te zijn.
De heer Sijtsma dankt den Wethouder voor de verstrekte
inlichtingen. Op grond van het eerste argument, door den
heer Meijnen aangevoerd, heeft spreker bij de overplaatsing
van mejuffrouw Groen geen opmerkingen gemaakt, maar hij
gelooft, dat hetgeen de Wethouder ten aanzien van den heer
van der Hoogt heeft gezegd, niet geheel juist is. Bij de splitsing
van de school van den heer Koops is het systeem gevolgd,
dat de oudste leerkracht mocht blijven, en dat was met
anderen ook de heer Zuidhof, die een paar maanden ouder
was dan de heer Meulenberg. Laatstgenoemde moest met de
heeren van der Hoogt en de Bree naar een andere school
worden overgeplaatst. Volgens datzelfde systeem zou thans
de heer Meulenberg moeten benoemd zijn en hier ligt
dan ook volgens het gevolgde stelsel nu de onbillijkheid
eu althans de schijn van bevoorrechting, want de jongere
passeert den oudere. Nu kan men dat alleen verdedigen door
te zeggen, dat de heer van der Hoogt veel geschikter is,
maar dan had men bij de oorspronkelijke splitsing ook het
systeem van de keuze naar geschiktheid moeten toepassen
en niet den oudste moeten nemen.
Alle moeilijkheden had men kunnen voorkomen door een
voudig sollicitanten op te roepen en dat had spreker wensche-
lijker gevonden.
De heer Meijnen zegt, dat de heer Sijtsma niet moet
spreken van den «oudste" in den zin van oudste in leeftijd,
maar van oudste wat anciënniteit betreft aan die school.
Verleden jaar September is het systeem gevolgd, dat de oudsten
naar anciënniteit aan de school mochten blijven, en ook
thans wordt dat systeem toegepast. De heer Meulenberg
wordt niet gepasseerd, want zijn leerschool-diensttijd is iets
korter dan die van den heer van der Hoogt; daarom kwam
de heer Meulenberg eerst in de tweede plaats in aanmer
king; misschien kan hij een volgende maal aan de beurt
komen. Spreker herhaalt, dat zoowel het hoofd der school
als de inspecteur van het lager onderwijs deze overplaat
sing in het belang van de Leerschool achten.
De beraadslaging wordt gesloten, waarna zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het gewijzigd voorstel van Burge
meester en Wethouders besloten wordt.
(De heeren Huurman en Knuttel waren inmiddels ter ver
gadering gekomen.)
VII. Voorstel tot verhuring van het perceel Aalmarkt 5,
aan J. Gelok.
(Zie Ing. St. No. 79.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIII. Voorstel tot verhuring van de bovenwoning van
perceel Vischmarkt 18, aan J. Robbers.
(Zie Ing. St. No. 80).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Voorstel tot verpachting van het jachtrecht op de Vroon
wateren, aan C. Krul c. s.
(Zie Ing. St. No. 81).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
X. Voorstel tot overname in eigendom en onderhoud bij
de gemeente van de strookjes grond, gelegen tusschen de
rooilijn op de perceelen Sectie K Nis. 673 en 674 en den
openbaren weg (Zijlsingel).
(Zie Ing. St. No. 82.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XI. Voorstel
a. tot het onttrekken aan den openbaren dienst van een
strook water van de Zijlsingelgraeht, groot 105 M*;
b. tot den verkoop aan de Koninklijke Nederlandsche Grof
smederij van de sub a bedoelde strook water.
(Zie Ing. St. No. 75.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XII. Voorstel tot verkoop van een stuk open terrein aan
de Jan van Houtkade hoek Korevaarstraat, Sectie E No.
1214 ged., aan C. Montanus.
(Zie Ing. St. No. 76.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Knuttel vraagt, of de kooper van dit terrein
tevens eigenaar is van het aangrenzend perceel.
De heer Mulder. Neen.
De heer Knuttel mag dus aannemen, dat de bedoeling is,
dat dit kleine stukje grond afzonderlijk bebouwd wordt, en
stelt de vraag, of dat wel gewenscht is.
De heer Mulder wijst er op, dat dit stukje grond thans
braak ligt en men daar een minder mooien toestand heeft.
Het plan van wat op dat terreintje gebouwd zal worden,
moet door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd worden
en daarbij zal stellig rekening gehouden worden met de om
geving. Men behoeft er dus niet aan te twijfelen, of men zal
daar een goeden toestand krijgen.
De beraadslaging wordt gesloten, waarna zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt besloten.
XIII. Voorstel in zake het sluiten van kasgeldleeningen,
gedurende het 2e kwartaal 1925.
(Zie Ing. St. No. 73.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.