50 MAANDAG 6 APRIL 1025. zullen dezen het toetsen aan de vraag, of het in dien vorm door hen kan worden uitgevoerd. Waar daarover nog geen beslissing is gevallen, kan spreker niets naders mededeelen. De heer van Stralen zegt, dat de Wethouder thans heeft medegedeeld, dat de kwestie, of Burgemeester en Wethou ders het recht hebben om bepaalde groepen van de steun verlening uit te schakelen, alsnog zal worden beslist. De Voorzitter zegt, dat de Wethouder het volgende heeft medegedeeld: er is wel een dergelijk Raadsbesluit geweest, maar daarna is een ander Raadsbesluit genomen tot vaststelling van de verordening, waarbij deze zaak nu is geregeld. De heer van Stralen moet de juistheid van hetgeen de Wethouder daaromtrent heeft gezegd, in twijfel trekken. Er is een algemeene commissie ingesteld, die Burgemeester en Wethouders adviseert omtrent deze aangelegenheden, maar spreker ontkent, dat daarmede met betrekking tot de steun verlening in wezen iets is veranderd. Er is een Commissie van Advies, welke omtrent verschil lende zaken, als werkverschaffing, steunverleening, enz., advi seert aan Burgemeester en Wethouders, maar er is totnogtoe geldend een Raadsbesluit, dat nooit is ingetrokken. Het later genomen besluit heeft het eerste besluit niet ongedaan ge maakt. Er is nooit een besluit genomen, volgens hetwelk men het recht zou hebben om bepaalde groepen van de steun verleening uit te sluiten. De Wethouder zegt, dat in dien toestand eenige veran dering is gekomen, maar daarvan is geen sprake. In het thans nog geldend reglement is in het geheel geen sprake van uitschakeling van groepen; en een nieuw reglement is er nog niet; althans is daarvan door Burgemeester en Wet houders nog geen mededeeling ingevolge art. 3 van de desbe treffende verordening aan den Raad gedaan. Burgemeester en Wethouders zullen nader overwegen, of zij aan de hand van de bestaande verordening het recht hebben om tot die uitschakeling van groepen werkloozen over te gaan. Daarop heeft sprekers laatste vraag betrek king: dat Burgemeester en Wethouders, indien zij tot een beslissing in die zaak komen, daaraan geen uitvoering zullen geven vóór de eerstvolgende raadsvergadering; zoodat Raads leden, die het daarmede niet eens mochten zijn, alsnog ge legenheid hebben een andere beslissing door den Raad te doen riemen. De heer Sanders herhaalt, dat Burgemeester en Wet houders nog geene beslissing genomen hebben omtrent de afvoering van die bepaalde groepen, zoodat deze zaak op het oogenblik nog niet urgent is. Burgemeester en Wethouders zullen zich wel degelijk afvragen, wanneer het advies van de Commissie van Advies hen bereikt heeft, of dat is overeenkomstig de verordening en het regle ment. Zoo ja, dan zullen zij het, als zij zich ermede kunnen vereenigen, uitvoeren. Is het advies zoo, dat daaruit de nood zakelijkheid zou blijken om het reglement aldus te wijzigen dat kan worden uitgevoerd hetgeen de Commissie voorstelt, dan zal ook wel degelijk een wijziging van het reglement voorgesteld worden. De heer Knuttel wenscht te doen opmerken, dat in ieder geval duidelijk blijkt, dat die Commissie voor Sociale Zaken, zooals zij thans is samengesteld het werkgeverselement heeft er een groot overwicht in is een commissie van afbraak voor sociale maatregelen. De Voorzitter verklaart de interpellatie voor gesloten en vraagt, of iemand thans nog iets in het belang der gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Knuttel vraagt, of het niet mogelijk is te voldoen aan den wensch van een aantal personen, die ondersteuning van het Burgerlijk Armbestuur krijgen, om hun uitkeering met Paschen een dag daarvóór in plaats van een dag daarna te mogen ontvangen. De Voorzitter antwoordt, dat die vraag niet in den Raad thuis behoort, maar uitsluitend tot de competentie van het Burgerlijk Armbestuur behoort. De heer van Eck zegt gelezen te hebben, dat de verbreeding van den Rijnsburgerweg is aanbesteed, en, is hij goed inge licht, dan is het plan eerst de N. O.-zijde onderhanden te nemen en daarna de Z.W.-zijde.'Hij twijfelt niet. of Burgemeester en Wethouders zullen de noodige maatregelen ter beveiliging van het verkeer nemen, maar toch wil hij er de aandacht op vestigen, dat, als de smalle strook langs de boomen, welke men op een deel van den weg vindt en waar thans de voet gangers veilig kunnen loopen, door het werk in beslag wordt genomen, de toestand buitengewoon gevaarlijk wordt. De heer van Hamel vraagt, of Burgemeester en Wethouders, nu »Tuinstadwijk" zoo uitgebreid wordt, niet kunnen bevor deren, dat de Tramwegmaatschappij, evenals thans reeds geschiedt naar den Hoogen Rijndijk, een wagen daarheen laat loopen, bijvoorbeeld om het half uur. Menig ingezetene zou daarvan groot gemak hebben, want die wijk is thans geheel van tramverkeer verstoken. De Voorzitter zegt namens Burgemeester en Wethouders overweging toe. De heer Zuidema zegt, dat het bestuur van de Korfbalclub Pernix, hetwelk reeds drie maanden geleden heeft gevraagd een stuk grond van de gemeente te mogen huren, herhaal delijk is gerustgesteld met de mededeeling, dat de zaak in orde zou komen. Telkens werd er gezegd: nog een paar dagen, in de volgende vergadering zal het zeker aan de orde komen. Deze week is echter de mededeeling gekomen, dat er in het geheel niets van zal komen. Dat is voor die vereeniging buiten gewoon onaangenaam, want het resultaat zal zijn, dat zij straks zonder terrein zit. Het schijnt een gevolg te zijn van werk zaamheden, welke op dit terrein verricht zullen worden. Spreker zou den Wethouder willen vragen, of het niet mogelijk is, dat deze vereeniging voorloopig, al is het voor korten tijd, gelegenheid krijgt om des Zaterdags op dat terrein te spelen. De heer Mulder antwoordt, dat deze menschen nietopge- gehouden zijn. Hun is aangeraden om, als het te lang mocht duren, naar een ander terrein uit te zien. Spreker heeft dan ook den secretaris van de vereeniging dat aangeraden, omdat het nog wel een poosje zou aanloopen. Verder heeft spreker nog den raad gegeven om zich tot den heer Driessen te wenden en dezen te vragen, of het mogelijk is dat de vereeniging tijdelijk een klein hoekje van het terrein zou kunnen gebruiken. De heer Coster deelt mede, dat er op 25 Maart j.l. een jongentje is gevallen in de Botermarkt; toen de drenkeling op de wal was gebracht, waren de levensgeesten zoover geweken, dat de dokter van den Eersten Hulpdienst het noodig oordeelde het zuurstofapparaat te gebruiken, maar wat bleek, dat het apparaat geheel ledig was, en werd besloten met de auto van den Eersten Hulpdienst een apparaat te halen aan de Gasfabriek. Spreker zou den betrokken Wethouder willen verzoeken om den persoon, die belast is met het toezicht op den inven taris der auto van den Eersten Hulpdienst, er ten ernstigste op te wijzen, dat zoo iets niet meer mag voorkomen. De heer Meunen zegt toe, dat hij deri wenk van den heer Coster gaarne zal opvolgen. De heer Bergers wijst op den toestand van het z.g. Zwarte Pad op den Maresingel. De sloot daar ziet er nu reeds erbarmelijk uit en wanneer het warmer wordt zal de toestand daar nog ondraaglijker worden. Met het oog op de gezondheid van de bewoners daar is het noodzakelijk dat er iets gedaan wordt. De sloot moet gedempt of uitgediept worden. De heer Mulder kan den heer Bergers antwoorden, dat ter zake onderhandeld is met de spoorwegmaatschappij en dat de zaak er thans beter voorstaat dan tot dusver het geval was. De heer Huurman brengt in herinnering, dat bij de behan deling der begrooting voor 1925 Burgemeester en Wethouders overgenomen hebben een voorstel van spreker om in te dienen een plan tot verbreeding van den Rijnsburgerweg tusschen de spoorbaan en Posthof. Dat is nu 4 maanden geleden en spreker wil vragen, of spoedig een desbetreffend voorstel van Burgemeester en Wethouders tegemoet gezien zal kunnen worden. De heer Mulder antwoordt, dat het plan van Burgemeester en Wethouders reeds in eerste instantie geweest is in de Commissie van Fabricage, maar deze heeft gemeend het nog weder te moeten terugzenden aan den Directeur van Ge meentewerken, om er nog eenige verandering in te brengen. De zaak is dus wel degelijk aanhangig. De heer Huurman begrijpt wel, dat de zaak loopende is, maar wenscht te weten, of zij spoedig in de Raadsvergadering zal worden behandeld. De heer Mulder zegt, dat de heer Huurman wel uit het antwoord kan afleiden, dat dit spoedig het geval zal zijn, maar er kan niet gegarandeerd worden, dat het morgen aan den dag zal gebeuren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 16