48 MAANDAG 6 APRIL 1925. avond deze zaak zal behandelen, en hij niet op de beslissing van het Burgerlijk Armbestuur kan vooruitloopen. Wel kan spreker zeggen, dat hij als voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur zal trachten zich een oordeel te vormen omtrent de motieven, welke tot het ontstaan van het conflict geleid hebben, en dat hij bij de beoordeeling daarvan zich zal laten leiden door de vraag, of deze verpleegden, door den heer Knuttel zoo terecht genoemd: paria's der maatschappij, dit conflict hebben uitgelokt op eigen initiatief, dan wel dat zij daarbij voorgelicht zijn door onverantwoordelijke raad gevers. In laatstbedoeld geval zal het Burgerlijk Armbestuur zeer zeker overwegen, of deze raadgevers, wanneer een fout begaan is, niet zelf de verantwoordelijkheid voor hun daad zullen moeten dragen. De heer Knuttel acht het antwoord van den Wethouder buitenwoon niets zeggend. Burgemeester en Wethouders hebben zich wel met deze zaak bemoeid, maar spreker heeft niets vernomen omtrent datgene, waartoe die bemoeiing geleid heeft. Het zal waar schijnlijk aan Burgemeester en Wethouders ook wel bekend zijn, waartoe de vergadering der Commissie op Vrijdag geleid heeft, maar ook daarvan verneemt men niets. Wat betreft de uitlating van den Wethouder, dat het hier geen werkstaking maar weigering van steun betreft, wanneer gewerkt wordt en men houdt daarmede op, dan kan men terecht spreken van werkstaking. Om dat nu eenvoudig het verleenen van steun te noemen, spreker zou zeggen, dat, als het om steunverleening gaat, die menschen niet in de Werkinrichting behoeven te verschijnen en dien steun wel op andere wijze in ontvangst kunnen nemen. Het element van steun komt er wel bij, maar geeft niet den doorslag. Als men spreekt van weigering van steun, dan wekt dat den schijn, alsof die menschen niet meer gesteund zouden willen worden. Het zou een dwaasheid zijn, als menschen, die niets anders hebben dan die ondersteuning, dien steun weigerden, maar bovendien is het een aller zonderlingste kwalificatie, omdat die menschen door een demonstratief optreden dien steun wilden vergrooten. Dat spreker geen antwoord zou krijgen op zijn vierde vraag, had hij min of meer verwacht. De bedoeling, waarmede hij die vraag heeft gesteld, was dan ook niet zoozeer om een antwoord te krijgen, maar om te doen uitkomen, dat, als maar klakkeloos gebeurde wat hij vreesde dat gebeuren zou, niet iedereen van meening was, dat dat recht zou zijn. Of die staking een kwestie van eigen initiatief is geweest of niet, weet spreker niet; in elk geval is zij buiten spreker en buiten menschen van zijn richting omgegaan. Hij kan zich niet voorstellen, dat hier raadgevers hebben gewerkt. Gezien het soort van menschen, dat daar komt, lijkt hem eigen initiatief meer waarschijnlijk, maar in elk geval acht hij het een zonderlinge houding om zijn gedragslijn voor een groot deel te laten afhangen van de vraag, of hier al dan niet van eigen initiatief sprake is. Niemand, die de toestanden aan de Werkinrichting kent, zal de vraag, of het als iets ongehoords en ongemotiveerds moet worden beschouwd, dat die menschen tegen de oude voorwaarden het werk niet wilden voortzetten, in bevestigenden zin beantwoorden. De kwestie van het eigen initiatief is van ondergeschikt belang. Door die kwestie op den voorgrond te schuiven, spreekt men een vijandige houding uit tegenover alles wat arbeiders beweging is en spreker moet ten sterkste protesteeren tegen het gezegde van den Wethouder, dat, indien hier eenige raadgeving of propaganda in het spel was geweest, daardoor een leelijk aanzien aan de zaak zou worden gegeven. Spreker heeft met genoegen vernomen, dat het voorstel van de heeren van Stralen en Witmans en hem in de volgende vergadering aan de orde zal komen, want dan zal er althans gelegenheid zijn op verschillende onderwerpen in te gaan. De heer van Stralen moet de conclusie van den heer Knuttel, dat het antwoord van den Wethouder zeer weinig zeggende was, onderschrijven, en zal nu van de door hem opgedane wetenschap gebruik maken om het antwoord op de vragen van den heer Knuttel eenigszins te verduidelijken. Spreker heeft meenen te verstaan, dat Burgemeester en Wethouders zich bemoeid hebben met die staking aan de Werkinrichting. De heer Sanders verklaart dat niet gezegd te hebbenhij heeft gezegd, dat hij zich direct op de hoogte heeft gesteld. De heer van Stralen zegt, dat dit iets anders is. Van bemoeiingen in dezen zin, dat er gepoogd zou zijn om het conflict te beëindigen, is geen sprake geweest. Sinds geruimen tijd zijn de verpleegden in de Stedelijke Werkinrichting ontevreden over het uitgekeerde loon en dat is tot een uitbarsting gekomen verleden week, toen men onder handen had het lezen van boonen, welke echter van zoo slechte qualiteit waren, dat de betaling absoluut onvoldoende geoordeeld werd. Tot dusver was het tarief voor het lezen van erwten en boonen '2 a 3 cent per K.G., maar voor deze partij werd slechts 1 cent per K.G. betaald, omdat de betrokken werkgever niet meer wilde betalen. Toen de menschen meenden, dat daar mede niets te verdienen viel, hebben zij ten slotte geweigerd om dat werk voort te zetten. Daarop is gevolgd een uitsluiting uit de inrichting door den Directeur, waarvan het gevolg was dat dien menschen ook de voeding geweigerd werd. Spreker heeft aangevraagd een spoedvergadering van het bestuur om te trachten het conflict opgelost te krijgen. Intusschen was het conflict reeds Vrijdagmorgen opgelost in dezen zin, dat de verpleegden weder aan het werk zijn gegaan. Dat is gedeeltelijk gevolg geweest van een door spreker gegeven advies, omdat hij inzag, dat het een hopeloos ondernemen was, dat tot geen enkel resultaat voor de menschen kon leiden. Spreker heeft nog getracht in de bestuursvergadering om voor het speciale werk, dat de menschen onderhanden hadden en waarover zij zoo klaagden, een hoogere vergoeding vast gesteld te krijgen, hetgeen aan de hand van het reglement mogelijk is. Het bestuur wilde daarop echter niet ingaan. De toestand is dus gebleven zooals hij was. Er blijkt uit, dat het antwoord op de vragen van den heer Knuttel eigenlijk aldus moest luiden, dat geenerlei maatregel genomen is om in dien bestaanden slechten toestand voor de verpleegden verbetering te brengen. Intusschen acht spreker, aangezien spoedig aan de orde zal komen een voorstel tot wijziging van het reglement dezer inrichting, geen aanleiding aanwezig om thans dieper op de quaestie in te gaan. Spreker wil ten slotte nog even terugkomen op het ant woord, door den Wethouder gegeven op de laatste vraag van den heer Knuttel. De Wethouder zeide niet te kunnen uitmaken, of die menschen op eigen initiatief dan wel op advies van een onverantwoordelijken raadgever hadden ge handeld. De Wethouder zeide het zoo, dat er een zekere conclusie uit getrokken kon worden, en dat deed spreker denken aan de vraag, welke hem j.l. Vrijdag in de vergade ring van het bestuur der Werkinrichting door meerderen van zijn collega's werd gesteld, n.l. of hij in die staking niet de hand had gehad en of die menschen werkelijk na afloop van de staking dan wel daarvóór bij hem waren geweest. Men verdenkt spreker dus blijkbaar en nu wil hij in het openbaar in den Raad elke verantwoordelijkheid voor deze staking even positief afwijzen als hij dat in de vergadering van het bestuur der Werkinrichting deed. Spreker heeft er hoegenaamd niet de hand in gehad. In het Leidsch Dagblad van Woensdagavond las hij, dat er een staking aan de Werk inrichting was uitgebroken, en dat was voor hem het eerste teeken, dat er aan die inrichting een conflict bestond. Hij hoopt, dat deze pertinente verzekering voor hen, die nog mochten twijfelen, voldoende zal zijn. Hij wil zoo ver gaan van te verklaren, dat, als in deze zaak een raadgever is op getreden, naar zijn oordeel dat een slechte raadgever is geweest. Hij wist wel, dat de zaak op niets zou uitloopen en die menschen gevaar liepen niet alleen hun loon, maar ook hun eten te verspelen. Toen hij hoorde, dat een deel dier menschen was uitgesloten, heeft hij nog aan den voorzitter van het bestuur gevraagd dien maatregel niet zoo scherp door te voeren, dat die menschen ook hun maal eten niet mochten halen, maar hij heeft geen succes gehad, want er werd gezegd: wie niet werkt, zal niet eten! De heer Witmans zegt, dat de heer van Stralen een trouw resumé heeft gegeven van hetgeen Vrijdagmiddag in de vergadering van het bestuur der Werkinrichting is voorge vallen, maar wijst er op, dat de heer van Stralen er toen nog al sterk op heeft aangedrongen, dat voor het uitzoeken der partij erwten, welke toen in behandeling was, de 100 loon zou worden uitbetaald, waarin spreker hem toen niet kon steunen, aangezien dit een uitzonderingsgeval betrof. Met genoegen heeft spreker vernomen, dat het voorstel van de heeren van Stralen en Knuttel en hem in de volgende Raadsvergadering aan de orde zal komen, want dan is hij van plan eens in het openbaar te zeggen, hoe hij eigenlijk over die Werkinrichting denkt. De heer Sijtsma wenscht in de eerste plaats te vertellen wat hem bekend is van den loop, welken deze zaak heeft gehad. Op Woensdag zijn de menschen gaan pruttelen en hebben zij gezegd, dat zij voor het lezen van de partij capu- cijners, welke zij onder handen hadden, meer moesten ver dienen. De Directeur heeft hun toen den geheelen dag de gelegenheid gegeven niet te werken, maar hij heeft hun wel het eten verstrekt. Deze is dus niet te hard opgetreden en heeft hun alle gelegenheid gegeven zich te beraden. Zij zijn 's avonds naar huis gegaan met het idee om te gaan staken. Den volgenden morgen hebben zij gezegd: wij willen meer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 14