MAANpAG 6 APRIL 1925. 47 in dat jaar slachtten. Die firma's werken in booge mate mede tot het behalen van winst op het Slachthuis, hetgeen ten slotte weder ten goede komt aan de gewone slagers. Het belang van de gemeente is, dat hier goede industrieën gevestigd zijn, en bij de behandeling der begrooting is dan ook uitdrukkelijk de wensch geuit, dat zich hier industrieën zouden vestigen. Welnu, hier heeft men te doen met een industrie, welke op het oogenblik wel niet zoo schitterend gaat, maar welke toch aan vele menschen brood geeft, en het is gewenscht om de bestaansvoorwaarden voor die industrie zoo goed mogelijk te maken. Spreker dringt er op aan, zich met het praeadvies te ver eenigen, omdat dit in het belang der gemeente zal zijn. De heer Bergers begrijpt niet, dat er te" Leiden zoo weinig winst wordt gemaakt met het abattoir, aangezien Leiden, wat betreft de tarieven, aan de spits staat. Men betaalt hier tweemaal zooveel als te Amsterdam. Dan is het zeker elders vooraeeliger ingericht dan hier. Of het ligt misschien aan de groote klanten. Die hebben dan altijd te weinig betaald en dat heeft de winst gedrukt. Men heeft van de belastingbetalers gesproken. Spreker zou het willen omdraaien en willen zeggen, dat de groote firma's bevoordeeld zijn ten koste van de belastingbetalers. De heer Wilbrink wenscht nog te doen opmerken, dat de heer Bergers hier wel vertelt, dat Leiden hooge tarieven heeft en in dat opzicht aan de spits staat, maar dat uit een staatje, dat in de Leeskamer ter visie heeft gelegen, het tegendeel blijkt. Indien in andere plaatsen de tarieven werkelijk zooveel lager waren dan te Leiden, zouden de slagers, die tamelijk bij zijn, wel bij hun verzoekschriften een staatje hebben ge voegd, waaruit zulks bleek. Waar dat staatje heeft ontbroken, kan men aannemen, dat de slagers niet in staat waren dat samen te stellen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XXV. Bezwaar- en verzoekschriften in zake schoolgeld Middel baar- en Hooger Onderwijs, dienst 19231924 en 19241925. (Zie Ing. St. No. 85). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt beschikt op diverse bezwaar- en verzoekschriften in zake schoolgeld Middelbaar- en Hooger Onderwijs, heffingsjaar 1923/1924 en 1924/1925, overeenkomstig het overgelegd advies van Burge meester en Wethouders. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8^ uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te 8| uur. Thans is alleen afwezig de heer van den Heuvel. De Voorzitter stelt thans allereerst aan de orde de inter pellatie van den heer Knuttel in zake de werkstaking aan de Stedelijke Werkinrichting, tot het houden waarvan de Raad hem in den aanvang dor zitting verlof heeft verleend. De vragen van den heer Knuttel luiden aldus: 1. Hebben Burgemeester en Wethouders geen aanleiding gevonden een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de werkstaking, die dezer dagen in de Gemeentelijke Werk inrichting heeft plaats gehad? 2. Hebben zij middelen beraamd aan rechtvaardige grieven tegemoet te komen, dan wel zich vergewist, dat de Commissie voor de Werkinrichting in deze zaak diligent is? 3. Vinden Burgemeester en Wethouders in het gebeurde geen aanleiding de behandeling van het voorstel, door den heer van Stralen in verband met den heer Witmans en ondergeteekende ingediend, te bespoedigen? 4. Kunnen Burgemeester en Wethouders verzekeren, dat degenen, die niet weder op de oude voorwaarden aan het werk willen gaan, daartoe niet, door onthouding van elke onder steuning vanwege het Burgerlijk Armbestuur, zullen worden genoodzaakt? De beraadslaging wordt geopend. De heer Knuttel acht de staking, welke heeft plaats gehad aan de Stedelijke Werkinrichting, een niet alledaagsche ge beurtenis. In de eerste plaats is het wel van beteekenis, dat aan een gemeentelijke inrichting gestaakt wordt, maar verder betreft het hier menschen, die geen enkele andere toevlucht meer hebben; menschen, die behooren tot de paria's der maatschappij, in wie alle kracht tot verzet, zooals men zou meenen, reeds gedood zou zijn. Er moet dus al heel wat gebeuren, eer der gelijke menschen het werk nederleggen. Aan die menschen wordt een gemiddeld loon van 2.50 a f 3.per week uitbetaald, waarbij dan nog komt de kost, waarvoor men misschien 0,60 per dag mag rekenen. Men komt dus op een weekloon van ongeveer 6.per week, waarvoor dan een zeer lange werkdag gemaakt moet worden. Bovendien heeft spreker zich indertijd ervan kunnen over tuigen, dat de behandeling in die inrichting allesbehalve minzaam is en de omgeving bepaald drukkend is. Wanneer menschen, zooals daar werken, het werk neder leggen, dan moet de toestand wel onhoudbaar zijn. Nu heeft het spreker gefrappeerd, dat uit de berichten, welke hij over deze zaak heeft gelezen, hem niet is gebleken, dat van de zijde van het gemeentebestuur eenige inmenging heeft plaats gehad, dat Burgemeester en Wethouders zich op de hoogte hebben gesteld van hetgeen de grond van de staking was en dat zij hebben aangegeven, op welke wijze de zaak moest worden opgelost. Nu is het mogelijk, dat Burgemeester en Wethouders hebben gemeend, dat dit tot het werk dei- Commissie voor de Werkinrichting behoorde, maar dan was het toch voor hen zaak geweest zich tot de Commissie te wenden en haar een diepgaand onderzoek te doen instellen. Spreker heeft daarvan niets gehoord en daarom zou hij gaarne worden ingelicht. Ook zou hij willen vernemen, waarom de menschen weer tegen het oude geld aan het werk moeten zijn gegaan. Een andere kwestie, welke zich hierbij voordoet, is de vol gende. Spreker zou gaarne gerustgesteld willen worden omtrent hetgeen te wachten staat aan degenen, die aan de staking hebben deelgenomen en gemeend hebben niet tegen het oude geld het werk te moeten hervatten. Hij vreest eenigszins, dat dien menschen, als zij zich tot het Burgerlijk Armbestuur- wenden om ondersteund te worden, zal worden verweten, dat zij uit de Werkinrichting zijn weggeloopen en zij dus blijkbaar niet willen werken. Nu kan zijns inziens het werk, dat in die inrichting verricht wordt, gezien het loon, dat er voor betaald wordt, uit een economisch oogpunt slechts als fictief werk worden aangemerkt, iets, waarmede die menschen eigenlijk alleen worden bezig gehouden, zoodat degenen, die gemeend hebben zich niet verder bereid te moeten verklaren om voor zoo'n beetje geld dat langdurige werk te doen, wel degelijk voor steun in aanmerking komen, te meer waar het menschen zijn, die niet in staat zijn werk te vinden, waarmede zij, gezien hun krachten, zich ook maar eenigszins op bescheiden schaal een bestaan kunnen verschaffen. Ten slotte doet spreker opmerken, dat hij gaarne had gezien, dat Burgemeester en Wethouders wat meer spoed hadden be tracht met het uitbrengen van praeadvies op het voorstel van de heeren van Stralen en Witmans en hem, tot herziening van het reglement op de Werkinrichting, waardoor het mogelijk was geworden, dat meer loon voor het werk werd uitbetaald. De heer Sanders zegt, dat de heer Knuttel betgeen hij heeft medegedeeld, kortelijk heeft geformuleerd in vier vragen, waarvan de eerste luidt: «Hebben Burgemeester en Wethouders geen aanleiding gevonden een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de werkstaking, die dezer dagen in de Gemeentelijke Werk inrichting heeft plaats gehad?" Alvorens op die vraag te antwoorden, moet spreker doen opmerken, dat hier het woord «werkstaking" eigenlijk niet op zijn plaats is en hier sprake is van weigering van steun. Het antwoord op de vraag luidt, dat Burgemeester en Wet houders, zoodra zij van die weigering van steun kennis hadden genomen, onmiddellijk een onderzoek naar de oorzaken daarvan hebben doen instellen. De tweede vraag luidt: «Hebben zij middelen beraamd aan rechtvaardige grieven te gemoet te komen, dan wel zich vergewist, dat de Com missie voor de Werkinrichting in deze zaak diligent is?" Ook dit hebben Burgemeester en Wethouders gedaan. Zij hebben zich ervan vergewist, dat de Commissie voor de Werk inrichting ter zake van deze quaestie een vergadering zou beleggen jl. Vrijdag. Op de derde vraag: «Vinden Burgemeester en Wethou ders in het gebeurde geen aanleiding de behandeling van het voorstel, door den heer van Stralen in verband met den heer Witmans en ondergeteekende ingediend, te bespoedigen?" kan spreker antwoorden, dat hoogstwaarschijnlijk in de volgende vergadering dit voorstel aan de orde zal komen. Op de vierde vraag«Kunnen Burgemeester en Wethou ders verzekeren, dat degenen, die niet weder op de oude voor waarden aan het werk willen gaan, daartoe niet, door ont houding van elke ondersteuning vanwege het Burgerlijk Arm bestuur,zullen worden genoodzaakt?" kan spreker geen an t woord geven, aangezien hij niet weet wat de beslissing zal zijn van het Burgerlijk Armbestuur, dat waarschijnlijk eerst morgen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 13