46
MAANDAG 6
APRIL 1925.
redeneering goed begrijpt, dan volgt daaruit, dat, wanneer
ten gevolge van verlaging van het tarief van het abattoir
voordeel verkregen wordt, dit niet kotnt ten voordeele van
de consumenten maar van de slagers. Spreker heeft daar
tegen geen bezwaar, maar dan moet men niet gebruiken
het argument, dat tariefsverlaging aan de consumenten ten
goede zal komen.
Er is gesproken over de winst, die het abattoir gemaakt
zou hebben. Wanneer echter een particulier op zoodanige
wijze winst maakt, dat blijkt, dat over een tijdsverloop van
6 jaren geen verlies geleden is, dan zal hij wel niet erg
tevreden over zijn bedrijf zijn. Zelfs kan men dan niet spreken
van een »matige" winst, zooals de heer Witmans deed.
De heer van Eek stelt zich op een ander standpunt en
zegt: wij, sociaal-democraten, staan op het standpunt, dat
dergelijk bedrijf geen winst mag maken. Maar wie zijn die:
»wij, sociaal-democraten?"
De heer van Eck. De sociaal-democraten te Leiden.
De heer Zuidema wil verwijzen naar hetgeen de heer
Wibaut onlangs in de Eerste Kamer gezegd heeft zeer
leerzame en interessante lectuur! De heer Wibaut zeide
toen: dat wel in zijn kring de opvatting bestaat, dat derge
lijke bedrijven tegen kostprijs moeten leveren en hij erkende,
dat hij dat vroeger ook gezegd had, maar, zoo voegde hij
daaraan toe, bij dieper nadenken ben ik tot de conclusie
gekomen, dat dit een verkeerd standpunt is; dat wij het bij
het verkeerde eind hadden en dat de anderen de zaak goed
hebben ingezien.
De heer van Eck zeide»zooals bekend is, staan de sociaal
democraten op het standpunt, dat geen winst mag worden
gemaakt'', maar spreker zou willen zeggenzooals bekend
is, staan de sociaal-democraten niet op dat standpunt, zoodat
de conclusie van den heer van Eck een tegenovergestelde
kon zijn.
De heer Wilbrink zegt uit zijn tent te zijn gelokt door
den heer Bergers en nu te willen mededeelen, waarom hij
heeft medegewerkt om het praeadvies te doen luiden zooals
het luidt. Üok na hetgeen hij heden gehoord heelt, heelt hij
daarvan geen spijt.
Wat het betoog van den heer Bergers aangaat, deze vindt
het tegenover de gewone slagers niet reëel, dat aan de firma
Tieleman en Dros als zijnde een firma, welke alleen handels
fabrikaten maakt en naar het buitenland exporteert, een
reductie wordt toegestaan, omdat ook de gewone slagers op
hun tijd exporteeren, maar in hetzelfde verband zegt de heer
Bergers, als hij een calculatie maakt van de hoeveelheid
vieesch, waarop de lasten drukken, dat het spek, hetwelk
moet worden uitgevoerd, bij die berekening buiten beschouwing
moet worden gelaten. De firma Tieleman en Dros zou zich
daarop kunnen beroepen om te betoogen, dat de varkens,
welke zij slacht, geheel van slachtloon moeten worden vrijgesteld,
want die worden geheel uitgevoerd.
Ook geeft de heer Bergers een scheeve voorstelling van
de zaak, wanneer hij betoogt, dat voor de varkens, welke
zijn collega's en hij slachten, de kosten alleen vallen op het
vieesch, dat te Leiden wordt verkocht. Immers, hij deelde
zelf mede, dat het spek nu eens meer, dan weer eens minder
waard is: is de prijs dus hoog, dan kan men de onkosten
weer eens op het spek laten vallen; is de prijs laag, dan kan
men de onkosten op het andere vieesch laten drukken. De
onkosten moeten dus niet, als er een varken geslacht wordt,
omgeslagen worden over 100 pond vieesch, maar over 100
pond vieesch, 100 pond spek en b.v. 5 pond pootjes. Dat is
een zeer juiste raming.
Spreker kan niet inzien, dat een verlaging der tarieven
tengevolge zou hebben, dat de gemeentenaren in het algemeen
goedkooper vieesch konden betrekken. Dit is echter voor hem
niet een reden om de slachttarieven op de tegenwoordige
hoogte te handhavenvoor hem is het alleen de vraag, of
die tarieven te hoog zijn. Nu is men het er in het algemeen
over eens, dat het Slachthuis een matige winst mag maken,
maar op dit oogenblik is van een dergelijke winst geen sprake;
de laatste jaren is steeds met tekorten gewerkt. Spreker
heeft het niet over tekorten van vroeger, maar over tekorten
van de laatste jaren. Hij legt daarop den nadruk, omdat de
heer Witmans sprak over de luxueuse inrichting van het
abattoir, waarvoor volgens hem zou moeten worden betaald.
In hoofdzaak heeft de gemeente daarvoor offers gebracht,
niet de slagers.
De heer Witmans zegt, dat er vroeger een goed werkende
regeling was wat betreft de slachtplaatsen en dat men toen
de oprichting van een abattoir heeft doorgedreven, maar
men moet niet vergeten, dat er nu volgens de wet een
abattoir zou moeten zijn en wij niet meer zouden kunnen
volstaan met die goed werkende verordening. En als de
gemeente een tweetal jaren geleden een abattoir had moeten
stichten, dan zouden dientengevolge de lasten èn voor de
gemeente èn voor de slagers enorm veel grooter geweest zijn.
Men maakt bezwaar tegen het lagere tarief, dat den vleesch-
warenfabrikanten in rekening wordt gebracht, maar deze
zaak heeft een geschiedenis.
De firma Tieleman en Dros heeft indertijd een overeen
komst gesloten met het Slachthuis, volgens welke het slachten
van varkens boven een bepaald aantal tegen lager tarief zou
geschieden. Dat is ten voordeele van het Slachthuis geweest,
zooals ook de heer Bergers toegeeft. Nu zou men die firma
kunnen dwingen om hetzelfde tarief te betalen als de gewone
slagers, maar dat zou niet billijk zijn. De firma had indertijd
buiten de grenzen der gemeente een slachtplaats kunnen
oprichten, wat voor haar voordeeliger zou geweest zijn, maar
dat heeft zij niet gedaanzij heeft contact gezocht met het
Slachthuis. Zij heeft bedongen een laag tarief, maar daarte
genover stond toch ook voor het Slachthuis een behoorlijke winst.
De heer van Eck zou geen bezwaar hebben tegen dergelijk
lager tarief voor deze firma, wanneer er een contract was,
waarbij de firma zich had verbonden een groot aantal dieren
te laten slachten, zooals ook grootgebruikers van stroom en
gas contracten met de Lichtfabrieken afsluiten. Nu is van
de firma Tieleman en Dros niet gespecificeerd opgegeven,
hoeveel varkens zij laat slachten, maar het is in elk gevai
aan den Directeur van het abattoir en aan de firma zelf
bekend, dat het een zeer groot aantal is! Er is dus alle reden
om in deze hetzelfde standpunt in te nemen als geschiedt
ten aanzien van grootgebruikers van stroom en gas en ook
voor deze firma, welke een bedrijf uitoefent, waar tal van
arbeiders hun brood vinden, en die heeft te concurreeren
tegen fabrikanten in andere plaatsen, die onder veel gunstiger
economische omstandigheden werken. Ook in dit opzicht is
het een gemeentebelang aan die firma het beslaan niet
onmogelijk of bijna onmogelijk te maken; zoolang het voor
de gemeente nog voordeel oplevert, moet men trachten het
bedrijf in stand te doen blijven.
De heer Reimerinber zou eigenlijk kunnen volstaan met
te verwijzen naar het praeadvies, dat zeer uitvoerig is, maar
wenscht toch nog enkele punten nader uiteen te zetten.
Vóór '1920 mochten voor het Slachthuis alleen rechten worden
geheven, waardoor de kosten werden gedekt, maar na 1920 is bij
de wet toegestaan, dat een matige winst van het Slachthuis
aan de gemeente ten goede kwam. Uit een ingezonden stuk
in de Slagerscourant blijkt, dat dit ook van de zijde der
slagers wordt toegegeven. Nu is de vraag, hoever men er met
die matige winst komt. Spreker herinnert er aan, dat blijkens
het rapport van den Directeur van het Slachthuis te Amsterdam
een winst is gemaakt van ƒ221000.te 'sGravenhage van
158340.—, te Haarlem van 46000.te Arnhem van
17000.—, te Alkmaar van bijna 25000.te 's Hertogen
bosch van 52000.te Groningen van 44000.te
Maastricht van ƒ46000.—, te Dordrecht van ƒ37000.en te
Utrecht van ƒ92230.Men kan dus niet zeggen, dat voor
Leiden een winst van ƒ21000.te hoog is. Er is ook in het
licht gesteld, dat tot heden nog geen winst is gemaakt, want
in de jaren 1918, 1919 en 1920 is een verlies geleden van
83798.waarvan thans nog een nadeelig saldo is over
gebleven van ƒ26000.Op dit oogenblik is nog geen sprake
van winst, maar bevindt men zich op een gelijke lijn. Bovendien
mag niet uit het oog worden verloren, dat de winst niet
alleen komt van hetgeen hier wordt geslacht, maar ook van
de ontzaglijke hoeveelheden vieesch, welke, vooral door de
conserven-fabrieken, worden ingevoerd en waarvoor een vrij
hoog invoerkeurloon moet worden betaald. Daardoor komt
onder de ontvangsten een post voor, die in den loop der jaren
is gestegen van ƒ5000.tot rond ƒ24000.en in het vorige
jaar nog meer heeft bedragen. Een dergelijk keurloon, dat
even hoog is als het slachtloon, moet ook worden betaald van
vieesch, dat b.v. uit Warmond wordt ingevoerd, waar de
slagers volgens den heer Bergers zooveel minder voor het
slachten van een varken hebben te betalen.
Verlaagt men de tarieven, dan is dat een tweesnijdend
zwaard, want de Minister wil, dat bij een verlaging van het
slachtloon ook het invoerkeurloon naar beneden gaat. De winst
zou dan geheel wegvallen. Een van de heeren heeft beweerd,
dat, als de winst verdween, dit ten bate van de ingezetenen
zou komen, maar er komt niets ten bate van de ingezetenen
in dat geval.
Die halve cent verdwijnt; het keurloon van het ingevoerd
vieesch zal ook verlaagd moeten worden en dan wordt het
wellicht een kwart cent.
Dus een verlaging van het tarief zou niet in het belang
der gemeente zijn.
Men vergete verder niet, dat de vleeschwarenfabrikanten
voor het slachten van runderen en kalveren hetzelfde tarief
betalen als de gewone slagers.
Het is een feit, dat de firma's Tieleman en Dros en Verhoef
veel meer varkens slachten dan alle andere slagers te zamen,
n.l. in 1923 7118, terwijl de gewone slagers slechts 6523 varkens