MAANDAG 9 MAART 1925.
29:
Zaterdag 10 uur, opdat de noodige maatregelen konden wor
den genomen om het uitstel te bewerkstelligen.
De Zaterdagmorgen is echter voorbijgegaan en er is niets
gekomen, zoodat de inschrijving is doorgegaan.
Nu brengt het belang der gemeente mede, dat zij zich
absoluut buiten deze quaestie houdt. Voor spreker zijn die
vereenigingen precies hetzelfde; alleen het belang der gemeente
moet hier gelden; en dat belang is, dat de loods afgestaan
wordt aan een goede, kapitaalkrachtige vereeniging.
Dat spreker zich in de Marktcommissie wat betreft den
huurprijs heeft uitgelaten zooals de heer Groeneveld heeft
aangegeven is niet geheel juist, wel heett spreker den prijs
hoog geacht: natuurlijk, wanneer de huurprijs van 1500.
verhoogd wordt tot ƒ6250.— dan zal iedereen zeggen, dat dit
een hooge prijs is, maar niet te hoog. Als men echter inzage
krijgt van de onkostenrekening, dan kan men zeggen, dat dat
bedrag betaald kan worden.
Het is niet een zaak, welke zoozeer de bevolking aangaat;
het is eenvoudig een quaestie tusschen twee tuinderspatroons-
vereenigingen.
De zaak komt, zooals de Voorzitter reeds uiteengezet heeft,
voor de gemeente eenvoudig hierop neder. De gemeente heeft
een loods te verhurenzij houdt zich buiten alle quaestie's
en zegt: als er meer gegadigden zijn, dan geef ik gelegenheid
om in te schrijven, en wie het meest geeft krijgt de loods.
Op de vragen van den heer Spendel kan spreker antwoorden,
dat «Ons Belang" rechtspersoonlijkheid bezit en dat, naar
spreker vernomen heeft, ook niet-leden van die vereeniging
er zullen kunnen veilen.
Er is feitelijk slechts één inschrijving; aaneen vereeniging,
welke failliet is, kan men de loods niet verhuren en evenmin
aan een vereeniging, welke nog niet bestaat. Er schiet dus
niets anders over dan om de loods te verhuren aan »Ons
Belang".
De Voorzitter meent, dat het geheele debat onjuist ge
weest is.
Er is gevraagd, waarom Burgemeester en Wethouders niet
een praeadvies uitgebracht hebben over deze zaak. Dat ligt
voor de hand. Sinds 1858 zijn alle publieke verpachtingen
of verhuringen dat is hetzelfde door Burgemeester en
Wethouders geschied en de gunningen ook, tenzij zij zelf
met een voorstel kwamen om het ondershands te doen of er
van uit ^en Raad een voorstel daartoe kwam.
Overigens is het lang geen zeldzaamheid, dat men over
gaat van onderhandsche verpachting tot publieke verpach
ting. Een sterk sprekend voorbeeld hiervan is wel de ver
pachting van het vischwater. Dit was steeds verpacht aan
Spaargaren, maar op een gegeven oogenblik meende het
college, dat het meer zou kunnen opbrengen, en toen is het
vischwater openbaar verhuurd. Daarop is nooit eenige aan
merking gemaakt.
De heer Wilmer vraagt: waarom hebben Burgemeester en
Wethouders openbaar verhuurd? Spreker antwoordt: omdat
zij in de ruzie tusschen belanghebbenden niet konden en
wilden decideeren en ook wel eens wilden weten, wat de
loods waard is.
Zoo iets zou b. v. ook kunnen gebeuren ten aanzien van
de verpachting van de Leiderdorpsche brug, waarvan de huur
waarde ook niet juist meer te taxeeren is. Uit dat oogpunt
gebeurt het meermalen, dat van onderhandsche naar publieke
verhuring wordt overgegaan. Had deze zaak niet zooveel be
roering gebracht en was het bekende adres niet ingekomen,
dan hadden Burgemeester en Wethouders de traditie van 70 jaar
gevolgd en zelf Donderdag j.l. omtrent de gunning een besluit ge-
nomen, maar zij hebben in dit geval de zaak in den Raad
gebracht, opdat deze niet zou kunnen zeggengij hebt ons
de gunning afgesnoept! De rechten van den Raad zijn in
dezen dubbel en dwars geëerbiedigd en er was voor Burge
meester en Wethouders geen aanleiding noch minder tijd een
schriftelijk praeadvies uit te brengen.
Spreker doet den heer Wilbrink opmerken, dat, indien van
onderhandsche tot publieke verhuring wordt overgegaan,
er altijd huuropzegging plaats heeft.
Ook het advies van de Marktcommissie strekte om de huur
op te zeggen en dan opnieuw tot verhuring over te gaan.
Deze zaak is tweemaal om advies gezonden naar de Markt
commissie, den tweeden keer in verband met de gunning,
omdat die Commissie bijvoorbeeld had kunnen zeggenals gij
publiek laat inschrijven, behoeft gij nog niet per se aan den
hoogsten inschrijver te gunnen. Als de eene vereeniging had
ingeschreven voor 6000.en de andere voor ƒ6250.dan
had wellicht de Marktcommissie, oordeelende met kennis van
zaken, kunnen zeggen: het is beter te gunnen aan de ver
eeniging, die 6000.biedt. De zaak is werkelijk zuiver
behandeld.
Wat de kwestie van de f 18000.winst aangaat, spreker
houdt vol, dat de heer Wilbrink een slechte preek voor de
vereeniging hield, want als deze een schuld heeft af te doen,
welke voor geheel andere zaken is aangegaan, dan is het
beter met het oog op de mogelijkheid van verlaging der
veilinggelden en daarmede van eventueele verlaging der
groentenprijzen, aan een andere vereeniging te gunnen, welke
niet in dat geval verkeert en derhalve niet in de noodzakelijk
heid verkeert, om haar schuld met hooge veilinggelden te
trachten af te betalen.
Volgens den heer Wilmer zou, indien tot onderhandsche
verlenging van de huur was overgegaan, de curator in het
faillissement van de Tuinderspatroonsvereeniging wel hebben
goedgevonden, dat het bedrijf werd voortgezet, maar spreker
kan dat niet zonder meer toegeven, omdat in dezen alles uit
sluitend afhangt van de beantwoording der vraag, wat het
voordeeligst voor de crediteuren is.
Spreker is het met den heer Zuidema eens, dat de zaak
in orde is. De borgen zijn ook goed.
Spreker werd nog opgebeld door het bestuur van de Kamer
van Koophandel, dat ook advies wilde geven, maar spreker
heeft geantwoord, dat het dat wel kon doen, mits het borg
bleef, dat de gemeente die 6250.huur ontving, omdat
anders de gunningstermijn wel eens kon verloopen en bij
een nieuwe inschrijving misschien één gegadigde zich zou
aanmelden, die 1560.— bood.
Het wederantwoord der Kamer luidde, dat zij bezig was
de partijen tot elkaar te brengen, aangezien de kooplieden
haar bemiddeling hadden ingeroepen.
De heer Spendel heeft een vraag gesteld betreffende de
conditiën van verhuring.
De conditiën zijn dezelfde als gegolden hebben in de jaren
19221925 en onder die conditiën komt o. a. deze voor:
«3. Behalve van de leden der vereeniging aan welke de
huur wordt gegund (in het vervolg alleen de Vereeniging
genoemd), mogen door de huurster ook producten van niet-
leden worden geveild, echter ten hoogste tot een bedrag van
5 van den algeheelen jaarlijkschen omzet der veilingen."
Men zal moeten toegeven, dat men op dit oogenblik de
loods c.a. niet kan gaan verhuren aan een vereeniging, welke
failliet is.
Dus wanneer er leden zijn, die zich niet kunnen vereenigen
met openbare inschrijving, dan moet men een voorstel doen
om de loods te verhuren aan de 150 onderteekenaren van
het adres.
Spreker doet vervolgens mededeeling, dat van den heer
Wilbrink onderwijl ingekomen is het volgend voorstel:
«De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders de veiling-
loods te verpachten aan de heeren de Graaf c.s."
De bedoeling is dus om de loods te verhuren aan de 150
onderteekenaren van het adres.
Spreker geeft echter den heer Wilbrink in overweging in
zijn voorstel achter het woord »veilingloods" in te voegen:
«ondershands" en aan het slot daarvan toe te voegen:
«tegen 1500.— en de verder aangegeven conditie's in het
verzoekschrift".
Mocht dit voorstel worden verworpen, dan wenscht spreker
voor Burgemeester en Wethouders de uitdrukkelijke machtiging
van den Raad om te gunnen krachtens publieke inschrijving.
De heer Wilbrink wijzigt zijn voorstel in den door den
Voorzitter aangegeven zin.
Het aldus gewijzigd voorstel van den heer Wilbrink wordt
voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp
van beraadslaging uit.
De heer Wilmer wil een onjuisten indruk wegnemen,
welken enkele mededeelingen van der. Voorzitter naar buiten
zouden kunnen maken. De Voorzitter heeft o. a. gesproken
van een schuld, welke de Leidsche Tuinderspatroonsvereeni
ging heeft, alsof dat een schuld was, waarmede «Ons Belang"
niets te maken zou hebben, maar feit is, dat die schuld is
gemaakt, toen er nog geen afscheiding had plaats gehad,
zoodat de leden van «Óns Belang" evenzeer aansprakelijk zijn
voor die schuld als de leden der Leidsche Tuinderspatroons
vereeniging.
In verband met de vraag, welke is gesteld, of, wanneer
«Ons Belang" de loods in huur krijgt, de Leidsche tuinders
daar zullen mogen veilen, wil spreker, waar het niet meer
mogelijk is in de inschrijvingsvoor waarden wijziging aan te
brengen, aan Burgemeester en Wethouders iets in over
weging geven. Het is hem namelijk bekend, dat bij «Ons
Belang" het voornemen bestaat om, als zij de loods heeft, in
elk geval om persoonlijke redenen, afgezien van de vraag, of
de betrokken personen zich aan de statuten der vereeniging
willen onderwerpen, een 7- of 8-tal tuinders te Leiden van
het lidmaatschap der vereeniging te weren. Spreker geeft
Burgemeester en Wethouders in overweging te trachten die
vereeniging van dat voornemen terug te brengen.
De heer Groeneveld meent, dat de heer Huurman, die
den Raad voorgerekend heeft, dat de huurprijs van 6250.