26
MAANDAG 9
MAAKT 1925.
ment van de Tuinderspatroonsvereeniging en de omstandig
heid, dat de nieuwe vereeniging, welke gevormd is uit dezelfde
personen, geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar, is spreker
goed ingelicht, dan bezit de concurreerende vereeniging »Ons
Belang" evenmin rechtspersoonlijkheid. Bovendien moet reke
ning worden gehouden met het feit, dat het faillissement
van de vereeniging uitgelokt is door de concurreerende ver
eeniging.
Spreker zou de loods willen verhuren aan de personen,
die deel hebben uitgemaakt van de oude vereeniging.
Wat de juridische kwestie betreft, de Voorzitter heeft de
zaak niet zuiver voorgesteld. Vroeger was de loods in gebruik
gegeven tegen een percentage van het geveilde bedrag, maar
in 1913 besloot de Raad van systeem te veranderen en de
loods te verhuren aan de Tuinderspatroonsvereeniging voor
750.Die huur is telkens verlengd: alleen is de huur
prijs in onderling overleg telkens verhoogd, het laatst tot
1500.Dus drie jaren geleden heeft de Raad alweer be
sloten om de loods te »verhuren" spreker legt op dat
woord den nadruk aan genoemde vereeniging. Nu zegt
de Voorzitter wel, dat in geval van aanbesteding de bevoegd
heid om te gunnen aan Burgemeester en Wethouders is,
maar daarover loopt de kwestie niet. De kwestie is, dat de
Raad in 1913 heeft besloten ten opzichte van deze loods een
bepaald systeem te volgen en nooit een besluit heeft geno
men om een ander systeem, n. 1. dat van verpachting bij
openbare inschrijving, aan te nemen. Misschien zouden Bur
gemeester en Wethouders, als de Raad daartoe besloot, ge
rechtigd zijn na die inschrijving te gunnen, maar dat is het
geval niet, zoolang de Raad niet heeft besloten van het sys
teem van verhuren af te wijken.
Zoo staat de zaak en de Voorzitter heeft haar niet juist
gesteld.
Burgemeester en Wethouders hebben eigenmachtig de huur
opgezegd.
De Voorzitter voegt spreker toe, dat de huur om was.
Spreker wijst er op, dat de loods voor drie jaar was verhuurd,
met de bepaling, dat, als de huur niet werd opgezegd, zij
telkens stilzwijgend voor een jaar zou worden verlengd,
en nu hebben Burgemeester en Wethouders drie maanden
tevoren bij deurwaardersexploit de huur opgezegd.
Dat acht spreker niet zoo gewichtig, want de Raad kan
weder besluiten tot verhuring en kan de geheele aanbeste
ding te niet doen, maar Burgemeester en Wethouders zijn
van plan geweest om buiten den Raad om de loods te gunnen
aan den hoogsten inschrijver. Dat heeft de Wethouder in de
Commissie erkend. Het gaat hier om de rechten van den
Raad. Er wordt op die manier een precedent geschapen,
zoodat ook in andere gevallen Burgemeester en Wethouders
gemeente-eigendommen, die nu krachtens Raadsbesluit ver
huurd worden, buiten den Raad om zullen kunnen gaan
verhuren bij inschrijving.
Voorzichtigheid is op dit stuk geboden, want men ziet
telkens weder, dat Burgemeester en Wethouders knabbelen
aan de rechten van den Raad. Spreker kan dat begrijpen.
Het is de vraag, of de Burgemeester meent, dat er nog Wet
houders moeten zijn: maar een Raad vinden Burgemeester
en Wethouders een overbodige instelling. Spreker meent, dat
de Raad zich zijne rechten niet zoo maar moet laten afnemen,
en spreekt de hoop uit, dat ook van andere zijde daartegen
verzet zal komen.
Uit zeer betrouwbare bron weet spreker, dat Burgemeester
en Wethouders voornemens zijn geweest om buiten den Raad
om de loods te verhuren bij inschrijving aan den hoogsten
inschrijver. Hij weet niet, wat de reden is dat de zaak toch
in den Raad komt; misschien hebben Burgemeester en Wet
houders wel nattigheid gevoeld.
De Voorzitter meent, dat de heer Groeneveld blijkbaar
niets van zijn betoog begrepen heeft.
Spreker heeft uiteengezet, dat hij een algemeene machtiging
niet heeft kunnen vinden, hoewel zij hoogstwaarschijnlijk wel
verstrekt zal zijn, maar dat sinds 1858 bij de openbare ver
pachtingen de gunning altijd door Burgemeester en Wet
houders is geschied. Bij uitzondering de wet erkent dat
als uitzondering heeft men ook ondershands verhuurd en
daartoe is noodig een afzonderlijk Raadsbesluit, hetwelk door
Gedeputeerde Staten goedgekeurd moet worden.
Er is geen quaestie van knabbelen aan de rechten van
den Raad en de heer Groeneveld moet niet met dergelijke
insinuatie's komen. Wat in deze is geschied, is precies over
eenkomstig het gebruik sinds 1858.
Waar er echter tusschen de Tuinderspatroonsvereenigingen
zoo'n hevige strijd werd gevoerd, hebben Burgemeester en
Wethouders in dit geval, juist uit deferentie jegens den Raad,
niet zelfstandig tot de gunning besloten, doch den Raad in
de gelegenheid willen stellen daaromtrent zelf een beslissing
te nemen; spreker heeft er nog uitdrukkelijk bij gezegd, dat,
al hebben de publieke verhuringen en de gunningen al 70
jaren door Burgemeester en Wethouders plaats gehad, de
Raad ten allen tijde deze bevoegdheid weer aan zich kan
trekken en dat elk Raadslid het recht heeft, om, als bijvoor
beeld de huur van een stuk land afloopt, voor te stellen de
verhuring ondershands te doen geschieden. Regel is echter de
publieke verhuring, uitzondering de onderhandsche, welke
zoowel door den Raad als door Gedeputeerde Staten moet
worden goedgekeurd. Zoo heeft spreker het precies gezegd
en hij heeft nooit beweerd, dat deze loods publiek verhuurd
is geweest. Er hebben zich wel eens gevallen voorgedaan,
dat Burgemeester en Wethouders land, dat ondershands was
verhuurd, publiek gingen verhuren, omdat met den gevraagden
prijs geen genoegen kon worden genomen, en dan is de
Raad daarin nooit gekend. Dat zou ook niet te doen zijn,
want alleen de uitzonderingen moeten worden goedgekeurd.
Wat de fmanciëele zijde van de zaak aangaat, Burgemeester
en Wethouders hebben niets te maken met de omstandigheid,
dat de Tuinderspatroonsvereeniging reeds eenige jaren huurster
is geweest. Als de heer Groeneveld voor zijn privé bezit twee
gegadigden had, die beiden voor het geld goed waren, zou
hij het verhuren aan dengene, die het meeste bood. Waarin
dit geval de prijs niet te hoog kan worden genoemd, omdat
de laatste twee jaren een winst is gemaakt van 18000.
nog buiten de andere behaalde voordeelen te zamen op /"6000.
te schatten, is hetgeen Burgemeester en Wethouders wenschen
te doen zuiver en rechtvaardig het gemeentebelang behartigen:
als zij meer kunnen krijgen, moeten zij dat doen. Dat drie
jaren geleden slechts 1500.is gevraagd, vindt hierin zijn
oorzaak, dat er toen geen concurreerende vereeniging was.
De heer Huurman meent, dat de Raad zich niet heeft te
mengen in de geschillen, welke de betrokken vereenigingen
hebben en welke zij zelve maar moeten uitvechten. De Raad
heeft een ander standpunt iri te nemen. Er is gezegd, dat
de geboden huur te hoog zou zijn, en daarbij is de vraag
gesteld: hoeveel heeft de loods van bouwen gekost? De heer
Groeneveld heeft een cijfer genoemd en hij zal dat wel goed
hebben onderzocht, maar men moet niet vergeten, vooreerst
dat de grond, waarop de loods staat, eenige waarde vertegen
woordigt en men die moet trekken bij eventueele bouwkosten,
en in de tweede plaats dat het betrokken stadsgedeelte, zoowel
de straat als het water, door de veilingen, welke er gehou
den worden, geweldig wordt verontreinigd en het reinigen
van dien boel veel geld kost. Bij het beantwoorden van de
vraag, wat aan huur voor de loods moet worden ontvangen,
dient men met die onkosten te rekenen.
Spreker begrijpt niet het verschil, dat de heer Groeneveld
maakt tusschen verhuren en verpachten. Dat is woordenspel.
Of men een stuk land verhuurt of verpacht is voor spreker
hetzelfde.
Dat er indertijd slechts met één vereeniging over de ver
huring van de loods werd onderhandeld, is heel natuurlijk,
want er was toen slechts één gegadigde. Het had dus geen
zin de loods in het openbaar te verhuren. Spreker herinnert
zich, dat de loods werd gebouwd, omdat de tuinders aan de
gemeente hadden gevraagd een loods te zetten, waar zij hun
producten konden veilen, en die niet ver van de kom van
de gemeente te plaatsen, opdat voor de groentenhandelaren
het distribueeren van groenten onder de ingezetenen zou
worden vergemakkelijkt.
Middelerwijl is er in die vereeniging eenige quaestie ont
staan. Het gevolg daarvan is geweest het oprichten van
een nieuwe vereeniging, die 40 leden telt.
Er zijn dus nu 2 groepen van tuinderspatroons. Als het
gemeentebestuur voor de tweede vereeniging ook een veiling-
loods ging bouwen, dan zou dat ook gedaan moeten worden,
wanneer zich een derde of vierde vereeniging b. v. van ker
kelijke of politieke kleur daartoe aanmeldde. Als er meer
dan één gegadigde is, dan ligt het voor de hand dat men
tot openbare verhuring of verpachting overgaat. Dat is de
gewone gang van zaken.
Overigens wil spreker vragen, met alle respect voor de
vereeniging, welke zoovele jaren bestaan heeft, hoe in de
tegenwoordige constellatie te onderhandelen is met een ver
eeniging, welke in staat van faillissement verkeert, welke
dus rechtspersoonlijkheid mist. Een besluit, om het gebouw
aan dergelijke vereeniging te verhuren, zou door Gedeputeerde
Staten worden vernietigd.
Spreker zou het immoreel vinden, om, nu men eenmaal
een publieke inschrijving heeft gehouden, de loods niet te
gunnen aan de vereeniging, welke het hoogst heeft inge
schreven.
De heer Wilbrink zal zich niet verdiepen in de juridische
zijde van het vraagstuk, maar wil wel in verband daarmede
doen opmerken, dat er is een commissie van advies uit den
Raad voor alle zaken, welke het marktwezen betreffen, onder
welke commissie ook deze zaak ressorteert.
Indertijd is in die commissie ter sprake gekomen de vraag,