36
College van Regenten van die instelling, noch bij ons College
bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in overweging
aan Mevrouw A. M. C. MullerVerdam, op haar verzoek,
met ingang van 1 Mei a.s., eervol ontslag te verleenen als
Regentes van genoemde instelling, onder dankbetuiging
voor de door haar als zoodanig gedurende vele jaren bewezen
diensten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 2 Maart 1925.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Ondergeteekende verzoekt bij dezen aan den Raad der
Gemeente Leiden haar tegen 1 Mei a.s. eervol ontslag te
willen verleenen als Regentes van het Heilige Geest of Armen
Weeshuis.
A. M. C. MullerVerdam.
N°. 70, Leiden, 23 Maart 1925.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer
B. J. H. Haitink bestaat bij ons geenerlei bezwaar.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan
den heer B. J. H. Haitink, op diens verzoek, met ingang
van 1 Mei a.s., eervol ontslag te verleenen als Commissaris
der gemeente bij de Leidsche Duinwater Maatschappij,
onder dankbetuiging voor de vele belangrijke diensten als
zoodanig aan de gemeente bewezen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,
Scheveningen, 7 Maart 1925.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de onder
geteekende B. J. H. Haitink
dat hij ontslag verzoekt als Commissaris der Gemeente
Leiden bij de Leidsche Duinwatermaatschappij, ingaande
uiterlijk op den eersten Mei 1925.
hetwelk doende
B. J. H. Haitink.
N°. 71. Leiden, 23 Maart 1925.
In verband met het aan den heer B. J. H. Haitink, met
ingang van 1 Mei a.s., te verleenen eervol ontslag als
Commissaris der gemeente bij de Leidsche Duinwater-Maat
schappij, nemen wij de vrijheid Uwe Vergadering ter benoe
ming als zoodanig aan te bevelen, den heer N. C. F. van
Ginkel, Directeur van de Koninklijke Nederlandsche Grof
smederij, alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 72. Leiden, 23 Maart 1925.
Sedert de laatste verdeeling van de gemeente in stem-
districten voor de verkiezing van de leden van den Ge
meenteraad, vastgesteld bij de verordening van 26 April
1920 (Gemeenteblad No. 16) heeft eene vrij groote ver
schuiving van kiezers in de binnenstad en een aanwas van
kiezers in de buitenwijken, mede tengevolge van den bouw
van woningcomplexen, plaats gehad, zoodat het ons wenschelijk
voorkwam een nieuw plan tot verdeeling van de gemeente
in stemdistricten te ontwerpen.
Wij hebben daarbij getracht de districten in de binnen
stad met meer dan 1000 kiezers te ontlasten door wijziging
van de districtsgrenzen, zoodat kleinere districten werden
belast met de overtallige kiezers van grootere districten.
Deze grenswijziging kon echter in de buitenwijken niet
gevolgd worden, omdat aldaar geen verschuiving, doch
uitbreiding van het getal kiezers heeft plaats gehad, wegens
de stichting van de bovenbedoelde woningcomplexen door
alhier gevestigde woningbouwvereenigingen en door de ge
meente zelve.
Het is ons evenwel gelukt de uitbreiding van het getal
stemdistricten te beperken tot 5, zoodat het aantal in den
vervolge 46 zal bedragen. Deze beperking is geboden met
het oog op de groote kosten, verbonden aan de inrichting
van stemlokalen, zooals stemkisten, stemhokken, tafels en
verdere inventaris, benevens de kosten van vertering van
de stembureaux.
De door ons ontworpen nieuwe verdeeling van de ge
meente in stemdistricten brengt geen wijziging in de door
de Gedeputeerde Staten dezer provincie, bij besluit van
22 Maart 1920, G. S. No. 20/2, vastgestelde verdeeling van
de gemeente in kieskringen. De grenzen dezer kieskringen
blijven dus ongewijzigd.
Wij hebben ons ontwerp ter kennis van de Gedeputeerde
Staten gebracht, met verzoek tot vaststellling daarvan, voor
zooveel de verkiezing van de leden van de Provinciale
Staten betreft, te willen overgaan en tevens te willen be
vorderen, dat die vaststelling eveneens geschiedt door den
Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, voor
zooveel aangaat de verkiezing van de leden van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal.
Genoemde Minister heeft de nieuwe verdeeling van de
gemeente vastgesteld bij besluit van 23 Februari 1925, afd.
B. B. No. 1264 (Ned. Staatscourant van 2 Maart 1925 No. 42),
terwijl die vaststelling door de Gedeputeerde Staten van
Zuid-Holland plaats had bij besluit van 16 Maart jl., G. S.
No. 131.
Yoor eene goede regeling van de verkiezing is het noodig,
dat deze nieuwe verdeeling ook wordt overgenomen, voor
de verkiezing van de leden van den Gemeenteraad.
Als gevolg daarvan is ook eene nieuwe aanwijzing van de
stemlokalen noodig en tevens van de lokalen, waarin de
verschillende hoofdstembureaux zullen zitting hebben.
Met het oog op de vrij hooge drukkosten, hebben wij er
van afgezien, in de ontwerp-verordening, regelende de ver
deeling van de gemeente in stemdistricten, de volledige be
grenzing van ieder der 46 districten op te nemen, doch
eenvoudig volstaan met een verwijzing naar de indeeliug
van de gemeente voor de verkiezing van de leden van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal en van die van de
Provinciale Staten van Zuid-Holland.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging tot de
vaststelling van de beide navolgende verordeningen over
te gaan.
VERORDENING,
regelende de verdeeling van de gemeente Leiden in stemdistricten
voor de verkiezing van de leden van den Gemeenteraad
Artikel 1.
De stemdistricten, waarin de gemeente Leiden voor de
verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal en van die van de Provinciale Staten van Zuid-
Holland is verdeeld, respectievelijk bij besluit van den
Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, d.d. 23
Februari 1925, afd. B. B. no. 1264 (Ned. Staatscourant van
2 Maart 1925 no. 42) en bij besluit van de Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland, d.d. 16 Maart 1925, G. S. no. 131,
zijn tevens de stemdistricten voor de verkiezing van de
leden van den Gemeenteraad, met dien verstande, dat
behooren
tot den Kieskring I:
de stemdistricten 1 tot en met 8, 17, 18, 39 en 40;
tot den Kieskring II:
de stemdistricten 9, 10, 11, 12, 23 tot en met 29 en 41 tot
en met 46;
tot den Kieskring III:
de stemdistricten 13, 14, 15, 16, 19, 20, 21, 22 en 30 tot
en met 38.
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op den dag harer
vaststelling. Alsdan vervalt de verordening van 26 April
1920 (Gemeenteblad no. 16).
VERORDENING,
houdende aanwijzing van de stemlokalen voor de stemdistricten,
waarin de gemeente Leiden is verdeeld voor de verkiezing
van de leden van de Tweede Kamer der Staten-
Generaalvan de Provinciale Staten en
van den Gemeenteraad.
Artikel 1.
Ten behoeve van de verkiezing van de leden van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de Provinciale
Staten en van den Gemeenteraad worden de navolgende
stemlokalen aangewezen.