8
MAANDAG 26 JANUARI 1925.
hij in het belang van een goede functionneeririg van het
markt- en havenwezen uoodig acht.
De beraadslaging wordt gesloten, waarna zonder hoofde
lijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt besloten.
XXI. Voorstel in zake het aangaan van een geldleening,
groot 1.000.090.
(Zie Ing. St. No. 23.)
De Voorzitter deelt mede, dat in artikel 1 achter »wordt"
moeten worden ingevoegd de woorden: »bij het Eigen Pensioen
fonds van de Europeesche burgerlijke ambtenaren in Neder-
landsch-lndië".
Vervolgens wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming overeenkomstig het aldus gewijzigde voorstel van
Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter stelt voor, punt 22 der agenda voorloopig
aan te houden, omdat straks nog een vergadering met gesloten
deuren moet plaats hebben.
Daartoe wordt besloten.
XXIII. Nader voorstel in zake het verhaal van bijdragen
voor weduwen- en weezenpensioen voor gemeente-ambtenaren.
(Zie Ing. St. No. 25).
Hierbij komt tevens in behandeling het amendement van
den heer Baart, luidende:
«Ondergeteekende stelt voor, van alle ambtenaren en werk
lieden die op of na 1 Juni 1924 in dienst van de gemeente
zijn gekomen, geen 8| premie voor weduwen- en weezen
pensioen te doen heffen, doch de te betalen premie gelijk te
doen zijn aan die premie welke reeds wordt betaald door
ambtenaren en werklieden die vóór 1 Juni 1924 in dienst
van de gemeente waren.
Üok wordt besloten de teveel betaalde premie van ambte
naren en werklieden die op of na 1 Juni 1924 in dienst van
de gemeente zijn getreden, terug te betalen en het Raads
besluit van 14 Juli 1924 te doen intrekken."
De Voorzitter geeft aan den voorsteller in overweging het
amendement in te trekken, omdat daardoor de behandeling
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal worden
vergemakkelijkt. Spreker gaat den inhoud van het amendement
na en toont aan, dat daarin niets anders staat danverwerpt
het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De voor
standers van het amendement kunnen dus hun stem tegen
dat voorstel uitbrengen.
De heer Baart verklaart zich bereid het amendement in
te trekken, maar wenscht toch iets over het voorstel van
Burgemeester en Wethouders -te zeggen. Zooals vanzelf spreekt
verheugt hij zich er over, dat de Kroon niet is ingegaan op
het Raadsbesluit om een pensioensaftrek van 8^% toe te passen,
want iu de vergadering, waarin deze kwestie voor het eerst
aan de orde kwam, heeft spreker bij zijn bestrijding van het
voorstel van Burgemeester en "Wethouders aangetoond, dat
het op dat oogenblik voor de arbeiders al niet mogelijk was
dien aftrek te dragen, en dit is thans nog minder het geval,
nu de index van 12 tot 14 is gestegen, ongeacht nog de ver
schillende huurverhoogingen, welke hebben plaats gehad. Er
is dus op dit oogenblik voor toepassing van dien maatregel
nog minder reden; er zou eerder reden zijn het loon van
ambtenaren en gemeentewerklieden te verhoogen, doch gezien
de samenstelling van den Raad en de uitingen in de richting
van bezuiniging, bestaat op loonsverhooging geen kans.
Er is derhalve alle reden om ook op hen, die op of na 1 Juni
1924 in dienst van de gemeente treden of getreden zijn, geen
pensioensbijdrage te verhalen. Daarvoor pleit bovendien dit,
dat men het anders zou kunnen beleven, dat van twee men
sehen, werkzaam bij denzelfden tak van dienst, de nieuw aan
gestelde, die even bekwaam was als de andere, die reeds jaren
lang in gemeentedienst was, een belangrijk lager loon ontving
dan deze laatste.
De Raad zal, naar sprekers meening, verstandig doen door
te besluiten tot handhaving van den bestaanden toestand,
hetgeen in zich sluit, dat dan de reeds ingehouden pensioens
bijdragen zullen worden terugbetaald.
De heer Heemskerk meent, dat evenals tegen het oorspronke
lijk voorstel van Burgemeester en Wethouders, ook tegen dit
voorstel aangevoerd kan worden het bezwaar, dat een ongelijk
matigheid in het leven geroepen wordt wat betreft de salariëering
van het gemeentepersoneel.
Als het noodig is en het gemeentebelang zulks medebrengt,
dat de ambtenaren iets bijdragen voor het pensioen, dan
zullen allen moeten bijdragen. Het is een schromelijke onbilijk-
heid, wanneer van ambtenaren, die hetzelfde werk doen en
gelijk salaris hebben, de een geen pensioensbijdrage betaalt en
de andere wel.
Spreker zal dus tegen dit voorstel moeten stemmen.
De heer Witmans meent,, dat ook hier weder blijkt, hoe
onjuist het is dat men de ambtenaren niet in het genot stelt
van premievrij pensioen. Bij aanvaarding van dit voorstel zal
men een ongelijkmatigheid krijgen wat betreft de salariëering,
en die is niet wenschelijk.
Een premievrij pensioen behoort iederen ambtenaar gewaar
borgd te zijn; pensioen is niets anders dan uitgesteld loon
en het is verkeerd om de menschen daarvoor, veel of weinig,
te laten storten.
Ook spreker zal dus tegen dit voorstel stemmen.
De heer Zuidema wil zijne teleurstelling uitspreken over de
houding van Gedeputeerde Staten in deze.
Spreker erkent ten volle hunne bevoegdheid op dit punt,
maar acht het in het algemeen niet in het belang van de
gemeenten, wanneer Gedeputeerde Staten op een dergelijke
wijze van hunne macht gebruik maken.
Het zou iets anders zijn, wanneer hier een onbillijk voorstel
was aangenomen, maar de Raad heeft getracht om eenerzijds
het gemeentebelang te dienen en anderzijds de belangen der
ambtenaren. Er zijn toch maatregelen genomen om te zorgen,
dat niemand in salaris zou achteruitgaan en dat de ver
hoogingen gewaarborgd bleven.
Waar spreker overtuigd is, dat er toch iets zal moeten
gebeuren, is het voor hem een teleurstelling dat deze ge
makkelijke weg door Gedeputeerde Staten is afgesloten. Nu
dat het geval is, bestaat er geen aanleiding om niet met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders mee te gaan. Waar
de eene helft van het voorstel niet kan worden gehandhaafd,
is de Raad aan zich zelf verplicht de andere helft wel te
handhaven.
Op hetgeen de heer Witmans over de pensioenen heeft
gezegd, zal spreker thans na het breede debat, dat hier enkele
maanden geleden is gevoerd, niet ingaan.
De Voorzitter meent, dat de zaak spoedig kan worden
afgehandeld, omdat zij, wat het principe betreft, den vorigen
keer geheel is besproken. De Raad heeft toen met 2 stemmen
meerderheid de regeling, door Burgemeester en Wethouders
voorgesteld, aangenomen en er zouden toen nog meer stem
men vóór zijn uitgebracht, indien het alleen had gegolden
punt a, dat thans wordt gehandhaafd, n.l. de volle pensioen
storting door de nieuw aangestelde ambtenaren, want het meeste
verzet bestond tegen het hefïen van de verhoogde pensioenpremie
van de ambtenaren, die op of na 1 Juni 1924 promotie zouden
maken.
WTaarom hebben Burgemeester en Wethouders indertijd
hun voorstel gedaan? Bij het Rijk en bij verschillende ge
meenten is reeds het volle verhaal en bij sommige provincie's
een gedeeltelijk verhaal van de pensioenstortingen ingevoerd.
Men kan lang praten over den grondslag van het pensioen,
maar dat alles is geredekavel, want ten slotte is de hoofdzaak
het loon, dat men in handen krijgt. Wat betreft de vraag, of
de ambtenaar voor zijn pensioen moet betalen, dan wel
premievrij pensioen moet hebben, spreker ziet niet in, waarom
een ambtenaar niet even goed als een ander voor zijn levensver
zekering behoort te betalen. Om allerlei redenen van prac-
tischen administratieven aard is het veel beter gebleken, dat
geen premievrij pensioen wordt gegeven, ook al zou de
ambtenaar hetzelfde loon in handen krijgen.
Gedeputeerde Staten hebben zich niet verzet tegen het volle
verhaal van pensioensbijdragen van de nieuwbenoemde ambte
naren, omdat de Staten van Zuid-Holland zelve voor de nieuw
benoemde provinciale ambtenaren het volle verhaal der pen
sioenpremie hebben ingevoerd.
In tegenstelling met hetgeen een van de sprekers heeft
beweerd, houdt spreker vol, dat Burgemeester en Wethouders
hun voorstel wel degelijk in het belang van de ambtenaren
hebben gedaan. Indien zij hadden voorgesteld een algemeen
verhaal in te voeren, zouden zij veel meer stemmen vóór dat
voorstel hebben gekregen, maar zij hebben het beter geacht
tot geleidelijke invoering over te gaan door met de nieuw
benoemde ambtenaren te beginnen en dan was het niet anders
dan billijk, dat ook verhaal plaats had van de in dienst zijnde
ambtenaren in geval zij promotie maakten of om een andere
reden een hooger salaris kregen, aangezien er anders nog
veel meer ongelijkheid ontstond. Burgemeester en Wethouders
hebben dus wel degelijk in het belang van de ambtenaren
deze regeling voorgesteld. Velen van de ambtenaren zij
spreken persoonlijk vaak geheel anders dan als Bond
erkenden het als een billijke regeling. De Raad heeft zich er
mede vereenigd, maar het College van Gedeputeerde Staten
heeft haar niet goedgekeurd, speciaal om punt b, dat betrof
de reeds in dienst zijnde ambtenaren. Spreker is het eens met