4
MAANDAG 26
JANUARI 1925.
de Zandsloot ter plaatse, te vormen nieuwe weggrens van
den Rijnslurgerweg.
(Zie Ing. St. No. 7).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Voorstel in zake den verkoop van het ten behoeve van
de uitbreiding van het stations-emplacement ter onteigening
aangewezen kadastrale perceel, gemeente Leiden, Sectie
L No. 1268.
(Zie Ing. St. No. 10.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
X. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud bij
de gemeente van eenige perceelen grond in de Waard.
(Zie Ing. St. No. 21).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XI. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 23 Mei 1912 (Gem.Blad No. 18) op het Rijden.
(Zie Ing. St. No. 22.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de
geheele verordening eveneens zonder beraadslaging ol hoofde
lijke stemming wordt vastgesteld.
XII. Verordening, tot wijziging van de verordening van 15
Mei 1922 (Gem. Blad No. 38), houdende aanwijzing van de
dagen, uren en plaatsen voor het houden van de verschillende
markten en van veilingen van ooft.
(Zie Ing. St. No. 14).
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld.
XIII. Voorstel tot wijziging en aanvulling van de op 19/23
Mei 1921 met de gemeente Leimuiden gesloten overeenkomst
betreffende de levering van electriciteit in de gemeente
Leimuiden door de Stedelijke Electriciteitsfabriek te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 8.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XIV. Voorstel in zake het aangaan van een overeenkomst
van borgtocht voor daarvoor in aanmerking komende reken-
plichtige ambtenaren en hunne plaatsvervangers, met de
verzekeringmaatschappij »Fatum".
(Zie Ing. St. No. 17.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XV. Voorstel:
a. tot verkoop aan de Woningbouwvereniging »Ons Doel"
van een terrein gelegen tusschen de Pieter de la Court-
straat en de Witte laan;
b. tot bet aanvaarden van een voorschot uit 's Rijks kas
in verband met de uitvoering van een plan der sub a
genoemde vereeniging tot den bouw van 29 beneden-en
31 bovenwoningen en 2 winkelwoningen
c. tot het verstrekken aan de sub a genoemde vereeniging
van het voorschot sub b bedoeld;
d. tot vaststelling van den desbetrefïenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 24).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVI. Voorstel om de Commissie van Beheer over het Open
baar Slachthuis te machtigen tot het doen vernieuwen van
den vloer in de runderslachthal van het Openbaar Slachthuis.
(Zie Ing. St. No. 11.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVII. Voorstel tot vaststelling van de bijdrage in de kos
ten van het bijzonder vervolgonderwijs, bedoeld in art. 102
der Lager Onderwijswet 1920, over het jaar 1923.
(Zie Ing. St. No. 12.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVIII. Voorstel tot het instellen van beroep bij de Kroon
van de beslissing van Gedeputeerde Staten, op de beroepen
ingesteld door het Bestuur der R. K. Par. Jongensscholen
onder R. K. Par. Kerkbestuur, tegen de Raadsbesluiten van
16 Juni 1924, waarbij medewerking werd geweigerd voor
den aanleg eener centrale verwarmingsinstallatie in een 4-tal
scholen.
(Zie Ing. St. No. 13).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Spendel zegt, dat Gedeputeerde Staten aanvoeren,
dat de Raad ten onrechte een beroep heeft gedaan, cp het
bepaalde in art. 205, 3de lid, 4den zin, en de gelden op
dien grond niet had mogen weigeren. Waar nu het school
bestuur heeft voldaan aan alle vereischten, gesteld in art. 73
der wet, zal dus de medewerking bij de totstandkoming van
een centrale verwarming niet kunnen worden geweigerd en
heeft het z. i. ook geen zin, nu Gedeputeerde Staten terecht
hebben gewezen op datgene, wat in acht te nemen was om
de medewerking van de gemeente te verkrijgen, nu in hooger
beroep te gaan bij de Kroon. Een aanleg tot centrale ver
warming is toch geenszins te rangschikken onder verandering
in het constructief deel van het schoolgebouw, evenmin
als de verandering van de verlichting zulks was, waartoe de
Raad wel zijn medewerking verleende.
Het ging toch niet over de al of niet meerdere bruikbaarheid
van de kachelverwarming, doch andere motieven golden bij
de aanvrage voor centrale verwarming, die wel door Burge
meester en Wethouders werden bestreden, dcch waarvan
niet volkomen kon worden bewezen, dat zij niet van groote
waarde waren.
Derhalve zal art. 75, dat zegt, dat de Raad alle aanvragen
betreffende inrichting en meubileering daartoe behooren
ook de kachels van een bijzonder schoolgebouw moet
inwilligen, er steeds zijn om het Schoolbestuur te beschermen
en de Kroon tot leidraad te dienen om het beroep te
verwerpen.
Het is, onder de formalistische hoogtezon van deAfdeeling
Onderwijs, de bedoeling om een nadere diagnose te stellen
omtrent deze aangelegenheid, waarbij Burgemeester en Wet
houders uitgenoodigd worden om als assistenten op te
treden. De Raad zal goed doen met niet in te gaan op het
voorstel van Burgemeester en Wethouders om bij de Kroon
in beroep te gaan. Aan alle wettelijke bepalingen is voldaan
en aangezien ten slotte de Kroon voor het nemen van hare
beslissing ook wel zal informeeren bij het College van Gede
puteerde Staten, dat de afwijzende beschikking genomen
heeft, is te verwachten, dat de Kroon in denzelfden geest een
beslissing zal nemen.
De heer Heemskerk deelt wel volkomen de argumenten
van den heer Spendel tegen het voorstel zelf, maar is het
niet eens met hem. als hij zegt, dat de Raad niet in beroep
moet gaan bij de Kroon. Onverschillig welke zaak het geldt
moet de Raad een beroep doen op de Kroon, wanneer Gedepu
teerde Staten aan een Raadsbesluit hunne goedkeuring
onthouden. Als Burgemeester en Wethouders voorstellen, dat
de Raad, die zich in meerderheid voor een voorstel heeft
uitgesproken, bij de Kroon in beroep gaat, dan moet de Raad
zich daarbij aansluiten. Men zal dan ten slotte een eind
beslissing krijgen.
De heer Verweij wil het vertrouwen uitspreken, dat de
lijdensgeschiedenis, welke men nu met deze school heeft
doorgemaakt, zich niet ook zal voordoen bij de nieuwe openbare
school, welke binnen kort aan de voormalige Brandewijnsteeg
gebouwd zal worden, doch dat van het begin af aan de volle
aandacht geschonken zal worden aan het feit, dat het van
belang is, dat een nieuwe school van centrale verwarming
voorzien zal worden.
De Voorzitter verklaart niet goed te begrijpen wat de
opmerking van den heer Verwey te maken heeft met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.