MAANDAG 26
JANUARI 1925.
3
De sociaal-democratische fractie heeft in haar vergadering
deze zaak nog eens besproken en naar aanleiding daarvan
wil spreker een verklaring afleggen, welke berust op het feit,
dat de Raad in de vorige vergadering, niettegenstaande een
poging van spreker en de zijnen om een der leden hunner
fractie in de commissie voor sociale zaken te doen benoemen,
dat uitdrukkelijk heeft geweigerd. Met opzet heeft de meerder
heid van den Raad alle aanwezige leden van de rechter
zijde, het geheele College van Burgemeester en Wethouders,
voorzoover tegenwoordig, en de leden van den Vrijheidsbond
incluis hen van het terrein, waarop zij zich zoozeer thuis
gevoelen en waar in de eerste plaats hun werkzaamheden
liggen, geweerd.
De sociaal-democraten meenen daardoor in dezen Raad te
worden geplaatst en gedrongen in een uitzonderingspositie.
Zulk een positie willen zij niet, want, hoewel zij vaak het
beleid van Burgemeester en Wethouders afkeurden, hebben
zij altijd medegewerkt om vruchtbaren arbeid mogelijk te
maken. Nu zij echter op deze wijze door Burgemeester en
Wethouders in een uitzonderingspositie zijn geplaatst en de
Raadsmeerderheid dat heeft bevestigd, aanvaarden zij die
positie en willen zij de verklaring afleggen, dat van nu af de
sociaal-democratische fractie voor den tijd, dat zij zulks noodig
mocht oordeelen, tenzij bijzondere omstandigheden haar aan
leiding mochten geven ervan af te wijken, aan geen enkele
benoeming meer zal medewerken. Spreker legt die verklaring
niet voor zijn genoegen af, maar hij meent, dat de houding
van den Raad zijn fractie tot een dergelijk verweer dwingt.
De heer Deumer zegt, dat de loop, welken deze zaak heeft
genomen, in zijn kring een tamelijke verwondering heeft
gewekt. De uitspraak, welke de Raad de vorige maai heeft
gedaan, had niet betrekking op de personen der voorge
dragenen, want spreker en de zijnen meenen, dat die personen
wel degelijk de kwaliteiten bezitten, welke voor de waar
neming van het Regentesschap van de bewuste instelling
noodig zijn, maar het eigenaardige is, dat de kerkelijke
richting, welke zich op dit gebied zeer verdienstelijk heeft
gemaakt en wier naam de instelling draagt, al is het een
Fransche naam, geen invloed heeft op de samenstelling van
het bestuur der instelling.
Sprekers partij is op het gebied van benoemingen niet al
te veel verwend, al is daarin misschien de laatste jaren
eenige verandering gekomen.
Art. 3 van het Reglement van deze stichting bepaalt, dat
de bijdragen voor een deel komen van de leden der Neder-
duitsch Hervormde Gemeente, maar wanneer het geld van
die zijde verstrekt wordt, dan ligt het toch ook voor de
hand, dat aan die zijde invloed in het Bestuur wordt gegeven.
Het gaat hier niet om de personen maar uitsluitend om
het recht, en aangezien spreker en de zijnen meenen, dat door
een voordracht als deze aan hunne richting geen recht
gedaan wordt, zullen zij thans ten opzichte van deze benoeming
dezelfde houding aannemen als den vorigen keer.
De Voorzitter meent, dat het niet ligt op den weg van
den heer Deumer en degenen, die dezelfde richting zijn toe
gedaan, om na te laten zijn plicht als Raadslid, dat is nl.
mede te helpen om de wet uit te voeren en die uitvoering
mogelijk te maken. Wanneer de wet uitdrukkelijk voorschrijft,
dat de Raad dergelijke benoeming doet volgens de verorde
ning, welke hij zelf gemaakt heeft, dan moet de heer Deumer
het maar met zijn eigen geweten uitmaken, of hij zijn wijze
van handelen goed vindt. Het heeft er niets mede te maken,
of men meent, dat iets minder goed geregeld is. Naar spreker
meent is een raadslid, ingevolge den eed, dien hij heeft afge
legd toen hij Raadslid werd, verplicht om mede te werken,
wanneer zulks geëischt wordt.
Spreker heeft overigens altijd gemeend, dat de stemming
geheim is en het bevreemdt hem dan ook, dat men openlijk
in den Raad mededeelt, hoe men stemmen zal of gestemd heeft.
Intusschen, wanneer de heeren blanco willen stemmen, dan is
dat hun zaak. Spreker heeft er verder niet mede te maken;
hij heeft als leider van deze vergadering niets anders te
doen dan deze benoeming aan de orde te stellen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De uitslag van de stemming is, dat zijn uitgebracht 30
stemmen, waarvan 14 op Mevrouw C. Eerdmansde Holl,
terwijl 15 biljetten in blanco waren en 1 biljet van on
waarde was.
De Voorzitter zegt, dat van de 30 uitgebrachte stemmen
er, om tot een benoeming te komen, ten minste 16 geldig
hadden moeten zijn uitgebracht. Het aantal geldig uitgebrachte
stemmen bedraagt evenwel slechts 14, zoodat spreker con
stateert, dat de Raad opnieuw heeft geweigerd om tot
uitvoering van de wet mede te werken.
Volgens art. 126 van de Gemeentewet treden Burgemeester en
Wethouders op, wanneer de Raad weigerachtig is om zijne
medewerking te verleenen ter uitvoering van de wetten, alge-
meene maatregelen van bestuur, provinciale reglementen of ver
ordeningen. Dit geval heeft zich thans voorgedaan, zoodat Burge
meester en Wethouders thans in deze vacature zullen voorzien.
Spreker bedankt de leden van het stembureau voor de
genomen moeite.
(De heer Baart was inmiddels ter vergadering gekomen,
terwijl de heer Eerdmans deze gedurende de stemming tijde
lijk had verlaten.)
Vervolgens stelt de Voorzitter voor om als spoedeischend
onmiddellijk te behandelen:
Ila. Voorstel tot aankoop van het perceel Langebrug No. 99,
Sectie G No. 1198 en tot beschikbaarstelling van de voor dien
aankoop benoodigde gelden.
(Zie Ing. St. No. 26.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot
dadelijke behandeling besloten.
De Voorzitter verzoekt de Commissie van Financiën mede
te willen deelen, of zij al dan niet bezwaar heeft tegen den
voorgestelden aankoop en den daarbij behoorenden be-
grootingsstaat.
De heer Huurman zegt, dat de Commissie van Financiën
zich niet over dit voorstel heeft kunnen beraden. Hij verklaart
persoonlijk geen bezwaar ertegen te hebben.
De heeren Spendei. en Splinter verklaren eveneens geen
bezwaar te hebben tegen het voorstel.
Vervolgens wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
III. Voorstel tot verhuring van een 2-tal vertrekken in het
voormalig Invalidenhuis aan het Leidsche Politie-Muziek-
gezelschap.
(Zie Ing. St. No. 19.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IV. Voorstel tot verhuring van de bovenverdieping van den
Noordelijken vleugel van het gebouw 's-Gravenstein, aan de
Vereeniging tot stichting en instandhouding van een Instituut
voor Indische Archaeologie aan de Rijks-Universiteit te
Leiden, genaamd «Instituut Kern."
(Zie Ing. St. No. 20.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
V. Voorstel tot openbaren verkoop van eenige op de
Stadstimmerwerf aanwezige, buiten gebruik gestelde, voor
werpen en materialen.
(Zie Ing. St. No. 2.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VI. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud bij
de gemeente van eenige perceelsgedeelten aan de Witte
laan en de Roode laan.
(Zie Ing. St. No. 5.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VII. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud
bij de gemeente van een strook grond, gelegen tusschen den
Hoogen Morschweg en de rooilijn op het kadastrale perceel
gemeente Leiden, Sectie P, No. 818.
(Zie Ing. St. No. 6.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIII. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud
bij de gemeente van eenige strookjes grond, gelegen tusschen
de voortuintjes der op de perceelen Sectie P nis. 871, 872,
873 en 794 ged. te stichten woningen en de na demping van