16 genoemde gebouw. Zooals gezegd, wordt de helft van dit bedrag door het Rijk terugbetaald. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 32. Leiden, 7 Februari 1925. Het Bestuur van de Ohr. Gymnastiek- en Schermver- eeniging „Jahn" heeft tot ons College het verzoek gericht voor de beoefening van de sport een stukje grond op het Raamland te mogen huren. Voor het beoogde doel kan worden afgestaan een strook, ter grootte van 1500 M2., gelegen aan den hoek van de Fruinstraat en de Cobetstraat, op de kaart rood gearceerd. Adressant gaat accoord met den door ons gevraagden huurprijs van 75.per jaar en neemt ook met de aan de verhuring te verbinden voorwaarden genoegen. Tot deze voorwaarden behoort het recht der gemeente om de huur, die bij aanneming van dit voorstel tot wederopzeggens wordt aangegaan, met een termijn van drie maanden op te zeggen. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Beheer over het Grondbedrijf geven wij Uwe Ver gadering mitsdien in overweging, de strook grond, gelegen aan de Fruinstraat en de Cobetstraat, groot 1500 M2., op de overgelegde kaart met roode arceering aangegeven, tot wederopzeggens, ingaande op een nader door ons College te bepalen datum, tegen een huurprijs van 75.per jaar te verhuren aan de Christelijke Gymnastiek- en Scherm- vereeniging „Jahn", zulks onder de in de Leeskamer ter visie liggende voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 33. Leiden, 7 Februari 1925. De Exploitatie Maatschappij van Onroerende Goederen alhier deelt ons mede, dat zij wederom eenige perceelen bouwgrond aan den Rijnsburgerweg heeft verkocht, welke hypothecair ten behoeve van de gemeente Leiden zijn ver bonden tot meerdere zekerheid van de betaling van de kosten van straataanleg, ingevolge Uw besluit van 11 Februari 1924 (Ingek. Stukken No. 50). Zij verzoekt ons, vermits deze perceelen vrij van hypotheek moeten worden geleverd, te bevorderen, dat zij uit het ten behoeve van de gemeente gelegde hypothecair verband worden ontslagen. Het betreft thans de perceelen Sectie P nis 843 t/m. 848 (oud 805 ged.), P nis 889 en 890 (oud 168) en P 169, respectievelijk ter grootte van 88 c.A., 51 A. 31 c.A., en 84 A. 30 c.A., te zamen 1 H.A. 36 A. 49 c A. Op een overeenkomstig verzoek werd door Uwe Vergadering in hare zitting van den len December 1.1. (Ingek. Stukken No. 298) gunstig beschikt. De Exploitatie Maatschappij biedt thans aan van de door haar te betalen kosten van straataanleg al vast een bedrag van 6000.in de ge meentekas te storten, waardoor tegenover de vermindering van het onderpand, de te betalen straataanlegkosten van ƒ21000.(zie Ingek. Stukken No. 298 b.g.) tot 15000. zullen worden teruggebracht. Indien ook de bovenbedoelde perceelen uit het hypothecair verband worden ontslagen, zal het resteerend verbonden onroerend goed (Sectie P nis 849, 797 en 842) nog eene oppervlakte beslaan van 2 H.A. 36 A. 32 c.A. (3.72.81 H.A. 1.36.49 H. A.), waarvan de waarde als bouwterrein ruim schoots opweegt tegen de dan nog te betalen som van 15000.—. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat in die omstandigheden tegen inwilliging van het verzoek geen bezwaar bestaat. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten, ons College te machtigen de perceelen Gemeente Leiden Sectie P nis 843 t/m 848 (oud 805 ged 888 en 889 (oud 168) en 169, ter gezamelijke grootte van 1 H.A. 36 A. 49 c.A. te onttrekken aan het daarop ten behoeve van de Gemeente Leiden gevestigde hypothecair verband, met af standdoening van het recht van hypotheek op die perceelen, nadat de Exploitatie-Maatschappij van Onroerende Goederen, in min dering van de door haar verschuldigde kosten van straat aanleg volgens raadsbesluit van 11 Februari 1924, een bedrag van 6000.in de gemeentekas zal hebben gestort. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 34. Leiden, 7 Februari 1925. Wij hebben de eer U hierbij ter goedkeuring aan te bie den de balans en de verlies- en winstrekening over 1923 van de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen. Ten aanzien van deze stukken brengen wij het volgende onder de aandacht van Uwe Yergadering. Art. 15 der Statuten van de vereeniging bepaalt ten op zichte van perceelen, welke vóór 31 December 1902 voor verhuring zijn gereed gekomen, dat jaarlijks een annuïteit van 4 ten honderd van de totaalkosten dier perceelen wordt bestemd vcor rente en afschrijving en dat het gedeelte van deze annuïteit, dat niet benoodigd is voor het voldoen van interessen a 372 ten honderd per jaar, voor afschrijving wordt gebezigd. Op de verlies- en winstrekening mag der halve over door leening verkregen gelden geen hoogere rente worden gebracht dan 3 72 Toen nu de vereeniging in 1901 van Uwe Vergadering machtiging bekwam (Ingek. Stukken no. 29) om een hypo thecaire geldleening te sluiten, doch daarin alleen kon sla gen, indien een hoogere rente dan 3x/2 werd besteed, werd ingevolge Uw besluit van 20 Juni 1901 (Ingek. Stuk ken no. 162) aan de vereeniging, naast de haar verleende rentegarantie, een jaarlijksch subsidie van ten hoogste 400. (1 van het bedrag der leening) toegekend, indien en voorzoover de exploitatie-uitkomsten dat subsidie zouden noodig maken. Vermits echter in het Koninklijk besluit ter uitvoering van de op 1 Augustus 1902 in werking getreden woningwet werd voorgeschreven, dat vereenigingen, toegelaten als uit sluitend werkzaam in het belang van de verbetering der volkshuisvesting, zooals de onderwerpelijke, over door lee ning verkregen gelden niet meer dan 4 rente mochten vergoeden, werd aan art. 17 der statuten een bepaling van gelijke strekking toegevoegd, aan welke wijziging Uwe Vergadering hare goedkeuring hechtte bij besluit van 11 December 1902 (Ingek. Stukken no. 305). Tengevolge van een en ander verlaagde de geldgeefster, de Onderlinge Le vensverzekering Maatschappij „Eigen Hulp" de rente, die aanvankelijk 472 zou bedragen, tot 4 en bleef het subsidie dus beperkt tot lh of tot ten hoogste 200. per jaar. Op de genoemde rentegarantie heeft betrekking Uw be sluit van 13 Mei 1897 (Ingek. Stukken no. 99). Bij dat besluit werd n.l. aan de vereeniging een reDtegarantie ver leend van 3% 'sjaars voor de door haar uitgegeven 372 °/o obligatieleening en zoo mogelijk van 3 over het aandeelen kapitaal, met dien verstande, dat de door de gemeente te betalen som aan een maximum zou zijn gebonden, toen maals, in verband met het maximale bedrag der obligatie- leenine, 6000.bedragende. Tegen het einde van het jaar 1921 heeft „Eigen Hulp" de rente van de hypothecaire leening, die op 31 December 1923 pro resto groot was 28522.49, verhoogd tot 5J Waar nu de verlies- en winstrekening volgens het zooeven vermelde art. 15 der Statuten, niet mag worden belast met meer dan 3£ en de vereeniging slechts h subsidie over het onafgeloste deel der leening ontvangt, kan het restant ad 1| zonder Uwe machtiging niet in de rekening worden geleden, doch moet dit ten laste van de aandeelhouders worden gebracht, zulks ongeacht of de exploitatie-uitkomsten de betaling van de meerdere rente al of niet toelaten. Het bestuur der vereeniging heeft in de verhooging van den rentevoet bewilligd, uit overweging, dat deze verhooging met het oog op de tijdsomstandigheden niet abnormaal kon worden geacht en heeft bij schrijven van 23 Juli 1923 ver zocht het hiervoren bedoeld subsidie te willen verhoogen met 1| over het niet-afgeloste deel der hypothecaire leening. Ons College is met de Commissie van Financiën van meening, dat er wel aanleiding bestaat goed te vinden, dat over de jaren 1922 en 1923 de meerdere rente alsnog ten laste van de verlies- en winstrekening wordt gebracht en deze derhalve niet in mindering van het dividend komt. Het Rijk bedingt toch voor de woningbouwvoorschotten sedert December 1920 6%, terwijl voorts in het oog is te houden dat een uitkeering van 3 dividend, dat de aan deelhouders ten hoogste mogen ontvangen, ook wanneer men het tijdstip van uitgifte der aandeelen in acht neemt, be trekkelijk laag moet worden genoemd. Hierop o.m. was gegrond de toekenning in 1901 van het meergemeld subsidie. Blijkens de in de Leeskamer ter visie liggende stukken zal van de vereeniging, zoo de rekening in overeenstem ming met de statuten werd gebracht, zijn in te vorderen een bedrag van f 980.09|. Werd daarentegen de rekening goedgekeurd, in dien zin dat de meerdere rente over 1922 en 1923 niet voor rekening van de aandeelhouders komt, dan zou aan de vereeniging zijn uit te keeren een som van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1925 | | pagina 4