346
MAANDAG 22 DECEMBER 1924.
grooter zal worden. Dit is voldoende voor de voetgangers,
indien men het vergelijkt met b.v. de Donkersteeg.
Wat de palen betreft van het huis, dat be'woond is geweest
door Notaris Coebergb, is spreker het niet eens met den heer
Oostdam, omreden, dat, als er een peisoon zooals de heer
Oostdam tusschen een dier palen en dien gevel wil loopen,
hij er niet eens door kan.
De heer van der Reijden zegt, dat het verkeer op de
Oude Vest, waar spreker woont, wel degelijk van dien aard
is, dat het trottoiraanleg wettigt.
Het voorstel van den heer van den Heuvel en spreker
heeft eenige bevreemding gewekt. Waar het echter de alge-
meene veiligheid betreft en niet de politiek, werken rechts
en links in deze samen. Vooral is de toestand op de Oude
Vest gevaarlijk voor de kinderen van de Roomsch-Katholieke
scholen, die daar zijn, omdat daar een druk verkeer van
buiten de stad komende wagens en automobielen is.
Waar Burgemeester en Wethouders in hun antwoord op
het sectieverslag zeggen, dat de aanleg van trottoirs in eenige
andere straten ook zal worden overwogen bij hun praeadvies
op het voorstel d.d. 16 Augustus j.l. van Mevrouw van
Itallie c.s. betreffende trottoirs in de Breestraat, verzoekt
spreker het College beleefd aan deze zaak zijn aandacht te
schenken en daarover later praeadvies uit te brengen.
De heer Mulder is het tot zekere hoogte met den heer
Knuttel eens, dat men hier grootsteeds wil doen, terwijl het
slot is, dat men kleinsteeds voor den dag komt. Mevrouw
van Itallie-van Embden zegt wel, dat de trottoirs in de
Breestraat aeindelijk" zullen komen, maar Burgemeester en
Wethouders zijn reeds eenige jaren overtuigd, dat het niet
ondienstig zou wezen, indien daar trottoirs werden aangelegd.
De heer Oostdam wil uit een schoonheidsoogpunt de palen
vóór de huizen laten staan, maar, als men dat doet, krijgt
men geen afdoenden toestand, integendeel, allerlei moeilijk
heden, omdat de menschen dan achter die palen omgaan.
Het huis, waarop de heer Oostdam doelde, is als oud patri
ciërshuis met zijn schoon architectonisch uiterlijk toch al ten
doode opgeschreven.
Wat het behoud van die uitbouwen aan de café's betreft,
staat spreker aan de zijde van Sen heer Huurman, niet aan
die van mevrouw van Itallie. Op het Damrak te Amsterdam
hebben de café's geen vast bestaand afzetsel; de uitbouwen
worden daar alleen aangebracht voor den zomer, dus voor
den druksten tijd.
Mevrouw van Itallie voegt spreker toe, dat daar het trottoir
niet over de volle breedte wordt ingenomen, maar er blijft
niet meer passage over dan voldoende is voor één persoon.
Bovendien is de toestand daar met het oog op het buiten
gewoon drukke verkeer veel gevaarlijker.
Men zou de caféhouders in hun brood benadeelen, indien
men hun niet toestond die uitbouwtjes te hebben, en dat
achten Burgemeester en Wethouders niet wenschelijk. Zooals
de heer Huurman terecht uiteenzette, gaat de vergelijking
met winkeliers niet op, omdat dezen hun waar niet op straat
laten zien, maar in de winkels.
Op de Oude Vest is het niet zoo druk, is er gezegd, maar
spreker vraagt: wat is druk en wat is niet druk? Spreker
heeft de kosten van den trottoiraanleg daar laten ramen;
voor het gedeelte van de Mare tot de Koestraat zouden die
bedragen 8000.en voor het andere gedeelte en voor de
Haven 3500.maar dit laatste zou weggegooid geld zijn,
als het ter plaatse niet drukker werd.
De opmerking van den heer van den Heuvel, dat de toestand
aan de Haven vooral op marktdagen onhoudbaar was, is aan
den Directeur van het Marktwezen overgebracht, tengevolge
waarvan de voertuigen verplaatst zijn.
Maar zelfs indien trottoiraanleg noodzakelijk was, laat men
dan kalm te werk gaan en eerst de Breestraat verbeteren
en niet alles gelijk doen!
Mevrouw van Itallievan Embden zegt juist bedoeld te
hebben, dat de café's niet uit hun broodwinning gestooten
mochten worden.
Het wegnemen van het karakter van oude steden gebeurt
geregeld; zoo b.v. zijn de slootjes langs den Singel wegge
nomen, toen dat noodzakelijk was en zijn de stoepen in het
Noordeinde weggenomen voor de verbreeding. Maar er zijn
nog andere dingen dan het karakter van een stad, waaraan
men moet denken, zoo b.v. de drukte van trammen, tram
treinen en vele andere voertuigen. Bovendien is die schoon
heid al zeer verminkt. In de Breestraat vindt men slechts
nog een paar ijzeren hekken en palen, vooral vanaf het
Stadhuis tot aan de Hoogewoerd.
't Is een verbrokkelde, geschonden schoonheid. Dan is het
beter een nieuwerwetsch trottoir te hebben.
Spreekster heeft haar eigen voorstel niet afgebroken, maar
wil nog verder gaan en de ijzeren hekken opruimen en tevens
trottoirs aanleggen. Op dit oogenblik echter zal zij niet met
voorstellen daartoe komen.
De heer Spendel zegt, dat de Wethouder geen antwoord
heeft gegeven op hetgeen van verschillende zijden in het
midden is gebracht over den gevaarlijken toestand op den
hoek BreestraatVrouwensteeg. Iedereen, die uit de Vrou-
wensteeg komt en wil omzwenken de Breestraat in, zal,
plotseling de tram voor zich ziende, moeten denken, dat die
toestand niet langer zoo kan voortduren.
Onafhankelijk van het besluit, dat de Raad heden zal
nemen, dringt spreker er ten sterkste op aan, dat Gemeen
tewerken zijn bijzondere aandacht aan deze zaak zal schenken
en spoedig met een oplossing zal komen. Daardoor zal men
vermijden, dat er een voorstel vanuit den Raad wordt inge
diend, waarover veel zou worden gepraat.
De heer Groeneveld meent, dat de beer Mulder het voor
stel van Burgemeester en Wethouders, door de wijze, waarop
hij het heeft verdedigd, meer heeft afgebroken dan onder
steund. De argumenten, aangevoerd tegen het aanleggen van
trottoirs in de Breestraat, waren niet steekhoudend. Er
wordt wel gezegd, dat het verkeer er niet zoo druk is, maar
waar de tram en de auto's de keibestrating hebben veroverd,
worden de wielrijders verdrongen naar de klinkerbestrating
en is er voor de voetgangers geen plaats meer.
De schoonheidsbezwaren van den heer Knuttel deelt spreker
niet. Men moet nu eenmaal in een stad ten behoeve van het
verkeer allerlei dingen opofferen. Indien de stoep voor de
sociëteit »Minerva" verdween, zou spreker het niet zoo erg
vinden, temeer omdat, volgens deskundigen, aan den gevel
van het gebouw weinig te bederven is.
Dat de stoep vóór het huis van wijlen Notaris Coebergh uit
een architectonisch oogpunt bij dat huis zou behooren, gelijk
de heer Oostdam meent, is niet juist, want die palen zijn,
lang nadat het huis was gebouwd, er vóór geplaatst.
Evenmin is spreker het eens met den heer Huurman, dat
de nog betrekkelijk nieuwe tentjes vóór de café's een antieke
versiering van de Breestraat zijn, en z. i. zal de Breestraat
er, wat schoonheid betreft, op vooruitgaan, als die zoodjes
oud ijzer en hardsteen, die hier en daar nog zijn overge
bleven, zullen zijn opgeruimd. Men ontkomt er op den duur
toch niet aan, omdat de Breestraat een winkelstraat gaat
worden.
Spreker heeft geen antwoord ontvangen op zijn vraag, of
de klinkerbestrating in het belang van de wielrijders zal
behouden blijven. Misschien is er nog geen definitief antwoord
te geven, maar spreker wil gaarne den geest van het College
ten aanzien van dit punt hooren.
De heer Knuttel zegt, dat hij naar sommiger meening de
drukte van het verkeer in de Breestraat zou onderschatten,
maar hij houdt vol, dat het verkeer daar slechts zeer middel
matig is. Wanneer die straat alleen door buitengewone maat
regelen voor het verkeer geschikt gemaakt kan worden,
welke straat is er dan nog in het algemeen geschikt voor
verkeer? De Haarlemmerstraat is met haar trottoirs nog
smaller dan de Breestraat. Daarmede staat en valt het
standpunt van mevrouw van Itallievan Embden.
Spreker betwist, dat opoffering van de schoonheid aan het
verkeer in dit geval noodzakelijk is.
Van een verdringing van de fietsrijders van de keien naar
de kleine steentjes, zooals de heer Groeneveld meent, valt
niets te bemerken.
Spreker geeft toe, dat het oude aspect van de Breestraat
voorbij het Stadhuis reeds voor een groot gedeelte verdwenen
is. Maar daar is de straat breed en zijn trottoirs niet noodig.
In het eerste gedeelte echter is nog veel over. Spreker dient
mede namens de heeren Deumer en Wilmer een amendement in,
luidende
«Ondergeteekenden stellen voor in het voorstel van Burge
meester en Wethouders sub a te laten vervallen de woorden
«aan beide zijden van de Breestraattot aan »op de
Lange Mare."
De Voorzitter zegt van de heeren Knuttel, Deumer en
Wilmer een amendement op het voorstel van Burgemeester
en Wethouders ontvangen te hebben, luidende:
»Ondergeteekenden stellen voor in het voorstel van Burge
meester en Wethouders sub a te laten vervallen de woorden
»aan beide zijden van de Breestraattot aan »op de
Lange Mare."
Het amendement van de heeren Knuttel, Deumer en Wilmer
wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onder
werp van beraadslaging uit.
De heer Mulder zegt, dat de toestand bij »Minerva" onder
de oogen gezien zal worden, indien tot den trottoiraanleg