MAANDAG 22 DECEMBER 1924. 341 rekening nemen. Uit dien hoofde moet spreker zich tegen het praeadvies van Burgemeester en Wethouders verzetten, te meer waar toegegeven moet worden, dat de omstandigheden, waarin de betrokken werkloozen verkeeren als gevolg van de stijging van de prijzen der levensmiddelen, allesbehalve gunstig zijn. De heer Sanders zal op dit oogenblik en op deze plaats geen antwoord geven op het verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond, maar acht het wel eigenaardig, dat, terwijl de heer van Stralen blijkbaar weet, dat een gunstige beslissing van den Raad op het verzoek geen efïect zou hebben, langs een anderen weg toch dat verbodene zou willen bereiken. Inwilliging van het verzoek zou onbillijk zijn tegenover de vele anderen, die b.v. wel werken, maar de beide Kerstdagen niet uitbetaald krijgen. Spreker is niet gewend voor de publieke tribune te spreken, maar hoopt, dat zij, die te dien opzichte hun Christenplicht verwaarloozen, daaraan door zijn woorden herinnerd zullen worden. De heer van Stralen Dat zal u niet baten De heer Sanders zegt, dat de heer van Stralen niet bekend is met hetgeen voor de armen gedaan wordt. De heer van Stralen zegt, dat het verzoek door den Leidschen Bestuurdersbond is gericht aan Burgemeester en Wethouders, omdat, gelijk hij in een particulier onderhoud aan den Wethouder heeft medegedeeld, in andere plaatsen dergelijke zaken, als hier in het geding zijn, soms worden afgedaan door Burgemeester en Wethouders, die een alge meen crediet voor de werkloozenzorg van den Raad krijgen. Te Amsterdam wordt uit dat crediet ook de uitgave voor den brandstoffentoeslag in den winter bestreden: daarvoor komt geen afzonderlijk Raadsbesluit; Burgemeester en Wet houders regelen die zaak. Te Leiden echter moet er voor dergelijke dingen altijd een Raadsbesluit komen en nu was sprekers gedachtengang, dat, waar het hier een groep werk loozen geldt, de kosten van deze Kerstgave zouden worden bestreden uit het crediet, dat voor de ondersteuning is toegestaan. De heer Sanders, sprekende over den Christenplicht, vroeg spreker, of deze wel wist wat er met de Kerstdagen ten behoeve van de arbeiders werd gedaan. Misschien begrijpt spreker de bedoeling van den Wethouder niet, maar wel is het hem bekend, dat tal van werkgevers, onder wie óók Christelijke, enkele weken vóór Kerstmis hun werklieden ontslaan tot Januari teneinde op die manier aan het doorbe talen van het loon voor de Kerstdagen en den Nieuwjaarsdag te ontkomen. Spreker vreest, dat de roepstem van den heer Sanders niet veel gehoor zal krijgen. De heer Sijtsma was aanvankelijk ernstig van plan te stemmen vóór inwilliging van het verzoek, maar met het oog op het argument, aangevoerd door den Wethouder, dat een deel der armlastigen de extra gift zou ontvangen en een ander deel, dat het even hard noodig heeft, niet, zoodat er een onbillijkheid zou worden geschapen, zal spieker thans zijn stem geven aan net afwijzend praeadvies van Burge meester en Wethouders. De beraadslaging wordt gesloten. Het verzoek wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 10 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Sanders, Zuidema, Bergers, Deumer, Sijtsma, van Hamel, van Rosmalen, Oostdam, Spetidel, Coster, Heemskerk, Eerdmans, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Wilbrink, van der Reijden, Wilmer, Mulder en Reimennger. Vóór stemmen: de heeren Knuttel, van Stralen, Kooistra, van Eek, Verweij, Dubbeldeman, van den Heuvel, Witmans, mevrouw Dietrichde Rooy en de heer Eikerbout. 3°. Verzoek van de Woningbouwvereeniging »Ons Belang", om den eigendom te bekomen van 8580 M2. grond van een terrein benoorden den Maresingel, en om een voorschot ad 100 voor de kosten van aankoop van dien grond en de stichting van 64 woningen met kantoor en bergplaats. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en "Wethouders om praeadvies. Ten slotte deelt de Voorzitter nog mede: 1*. dat de datum van in werking treding der verordening van 20 October 1924, betreffende den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken door Burgemeester en Wethouders is bepaald op 15 December en dat mitsdien op dien datum de Dienst voor Sociale Zaken is in werking getreden 2°. dat op 17 December j.I. heeft plaats gehad de opneming der boeken en kas van den Gemeente-ontvanger, waarvan proces-verbaal in duplo is opgemaakt, dat aan Gedep. Staten is toegezonden en in de Leeskamer nedergelegd. 3°. dat de heer van Eek aan Burgemeester en Wethouders het voornemen heeft te kennen gegeven den Raad toestemming te verzoeken tot het houden van een interpellatie in zake de samenstelling van de Commissie van Advies voor Sociale Zaken. Op voorstel van den Voorzitter wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten den heer van Eek de gevraagde toestemming te verleenen en de interpellatie te doen plaats hebben na afhandeling van de gedrukte agenda. Eindelijk brengtde Voorzitter nog ter tafel een op 19 Decem ber jl. ingekomen beschikking van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 1 December jl. G. S. N°. '130 op het beroep van een viertal schoolbesturen alhier tegen het Raadsbesluit van 14 Mei 1923, tot vaststelling van het gemeentelijk voor schot voor 1923 op de vergoeding, als bedoeld in art. 103, 3e lid der Lager Onderwijswet 1920, bij welke beschikking, met vernietiging van genoemd Raadsbesluit, de bedragen van het voorschot, vastgesteld volgens den grondslag van ƒ17. per leerling voor het gewoon lager onderwijs en van 21. per leerling voor het uitgebreid lager onderwijs, zijn verhoogd naar grondslagen van resp. 17.35 en 21.67. Aangezien aan Burgemeester en Wethouders de opvatting van Gedeputeerde Staten niet juist voorkomt en hun bekend is, dat die opvatting ook door de Kroon niet wordt gedeeld, stellen zij voor van de beslissing van Gedeputeerde Staten, ingevolge het bepaalde in art. 17 der Lager Onderwijswet 1920, beroep in te stellen bij de Koningin. Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling is besloten, wordt eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (De heer Baart was inmiddels ter vergadering gekomen.) Aan de orde is alsnu I. Benoeming van vijl leden van de Plaatselijke Schoolcom- missie. (Zie Ing. St. No. 329.) De Voorzitter verzoekt den heer Dubbeldeman, mevrouw van Itallie—van Embden en den heeren Bergers en Deumer het stembureau uit te maken. De Voorzitter vraagt, of er bij de leden van den Raad bezwaar tegen zou bestaan om de benoeming van vijf leden van de Plaatselijke Schoolcommissie op één briefje te doen plaats hebben. Mocht over de vervulling van een der vacature's geen overeenstemming bestaan, dan zou men daarover afzon derlijk kunnen stemmen en de vier andere benoemingen op één briefje kunnen doen geschieden. De heer Verweij zegt tegen een dergelijke wijze van stemmen bezwaar te hebben. Achtereenvolgens worden benoemdde heer Prof. N. J. Krom met 27 stemmende heer D. J. Lambinon verkreeg 1 stem, terwijl 1 biljet in blanco was; Mevrouw H. A. E. RademakerCoucke met 23 stemmen; mevrouw A. Heeringvan Bosse verkreeg 1 stem, terwijl 3 biljetten in blanco waren en 1 biljet van onwaarde was; (De heer Knuttel had de vergadering inmiddels tijdelijk verlaten.) de heer D. C. Schuit met 24 stemmen: de heer EI. Teunissen verkreeg 2 stemmen, terwijl 1 biljet in blanco en 1 biljet van onwaarde was; de heer A. A. L. Gathier met 23 stemmen; de heer J. Kalsbeek verkreeg 1 stem, terwijl 2 biljetten in blanco en 2 biljetten van onwaarde waren; Bij de eerste vrije stemming ter vervulling van de vacature- Oostdam worden uitgebracht op den heer Oostdam 13 stemmen, op den heer Verweij 11 stemmen en op den heer Wilmer 2 stemmen, terwijl 2 biljetten in blanco waren. Aangezien niemand de volstrekte meerderheid van stemmen heeft verkregen, is een tweede vrije stemming noodig. Bij deze tweede vrije stemming wordt benoemd de heer A. J. Oostdam met 15 stemmen; de heer Verweij verkreeg i.A,. :»xLiisi*r Jl Joooi /juiojo. »rl./ *1J .o au fï\»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 3