340 MAANDAG 22 DECEMBER 1924. 5°. Dispositie van Gedep. Staten, ten geleide van de goed gekeurde verordening tot wijziging van die op het Bouwen en Sloopen. 6°. Ontvangstberieht van Gedep. Staten van de verordening tot wijziging van die op het Bouwen en Sloopen. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: '1°. Verzoek van de werklieden, in dienst van den pachter van het baggerwerk, om in het pachtcontract een bepaling op te nemen, waarbij de pachter verplicht wordt voor alle verzuimdagen wegens storm, regen, sneeuw en dergelijke, het personeel minstens 50 van het in het contract bepaalde loon uit te betalen. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten het verzoek te behandelen na afloop van de gedrukte agenda. 2°. Verzoek van het Plaatselijk Arbeidssecretariaat, om aan de werklooze arbeiders een extra-Kersttoelage uit te keeren. De Voorzitter stelt voor om, waar Kerstmis weldra daar zal zijn, dit verzoek als spoedeischend te behandelen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling van het verzoek besloten. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders niet in de gelegenheid zijn geweest praeadvies uit te brengen en hij daarom allereerst het woord zal geven aan Wethouder Sanders tot het weergeven van het gevoelen van het College. De heer Sanders zegt, dat een dergelijk verzoek ter gelegen heid van Paschen van het vorige jaar reeds geweigerd is en daarna nog eens. Spreker heeft dit verzoek bestreden op grond van het feit, dat een dergelijk besluit toch docr de Kroon zou worden vernietigd, daar de Regeering te kennen heeft gegeven, dat bij het verleenen van dergelijke toeslagen uit sluitend rekening gehouden moet worden met de individueele behoeften van de werkloozen. Een zoodanig Raadsbesluit acht de Minister dan ook niet toelaatbaar. Bovendien zou, indien de leniging van de armoede werd overgebracht naar de overheid, de eerste Christenplicht in het gedrang komen en ondermijnd worden, vooral op een zoo bij uitstek Christelijk feest als Kerstmis. Het valt niet te ontkennen, dat zoowel diaconieën en parochiale armbesturen als werkliedenorganisatie's en particulieren zich beijveren om met de Kerstdagen iets in het belang van de armlastigen te doen. Ook op dien grond meerien Burgemeester en Wethouders, dat de overheid zich van het geven van een Kerstgave kari onthouden. Er komt bij, dat, wanneer de Raad een beslissing in den gevraagden zin mocht nemen, dit tot alle mogelijke onbillijk heden aanleiding zou geven, omdat dan een bepaalde groep armlastigen zou gesteund worden en anderen, die het everi goed, ja misschien nog meer noodig hebben, zouden worden uitgesloten. Dit zijn in het kort de redenen, waarom Burgemeester en Wethouders adviseeren op het verzoek om een Kerstgave te geven niet in te gaan. De heer Knuttel zegt, dat Wethouder Sanders is begonnen met dit verzoek oninwilligbaar te verklaren, omdat een even tueel Raadsbesluit in dien zin door de Regeering zou worden vernietigd, maar dat hij dat argument toch niet afdoende scheen te vinden; hij is daarna namelijk in allerlei beschou wingen getreden, welke spreker wil weerleggen. Vooreerst heeft de Wethouder, onder herinnering aan een beschouwing van den heer Wilmer, die het lenigen van armoede een Christelijken plicht had genoemd, aangevoerd, dat men aan dien plicht geen afbreuk mocht doen door alles van overheids wege te vragen. Spreker komt tegen die beschouwing op; de menschen, die buiten hun schuld, door de inrichting van de maatschappij, door de anarchistische productiewijze, welke hier bestaat, niet in de gelegenheid zijn werk te vinden en in hun nooden te voorzien, kunnen het ontvangen van onder steuning als een recht tegenover de gemeenschap doen gelden en mogen niet afhankelijk gemaakt worden van een diaconie of van een of audere particuliere instelling, waardoor zij gedwongen zouden worden een houding aan te nemen, welke zij anders niet zouden aannemen, en waardoor zij naar beneden zouden worden gedrukt. Deze Kerstgave moet beschouwd worden als een kleinen toeslag op de veel te lage uitkeeringen ten einde den menschen eenigszins tegemoet te komen in de hooge kosten van het leven in dezen tijd, en verdere ver arming in die gezinnen te voorkomen. Wat het argument aangaat, dat door inwilliging van dit verzoek een onbillijkheid zou worden geschapen tegenover andere armlastigen, wil spreker opmerken, dat niets het Burgerlijk Armbestuur belet om aan degenen, die het bedeelt, gedurende deze dagen ook een hoogere uitkeering te geven. Spreker zegt, niet te kunnen inzien, waarom er door inwilliging van het verzoek ongelijkheid zou moeten ontstaan, maar dat ieder opkomt voor de belangen van die groepen, waarvoor hij aangewezen is. Men moet het er op wagen, of de Landsregeering dit besluit al dan niet zal vernietigen. Spreker meent, dat in het adres geen bedrag is genoemd. De Voorzitter zegt, dat dit wel het geval is; f 2.50 voor ongehuwden, 5.voor gehuwden. Spreker doet verder opmerken, dat de armen in het algemeen met het verzoek niets te maken hebben, daar de extra-Kersttoe lage alleen gevraagd wordt voor de leden van de vakver- eenigingen, die door het Burgerlijk Armbestuur ondersteund worden. De heer Knuttel acht dit een onjuist standpunt, maar meent, dat dit een onnauwkeurige wijze van uitdrukken zal zijn, daar het Plaatselijk Arbeidssecretariaat niet zal bedoelen om de extra-toelage alleen tot leden van vakvereenigingen te beperken. De heer van Stralen vraagt den Wethouder, of er reeds een beslissing is genomen op het verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond, om een extra-toelage aan de werkloozen te geven ter gelegenheid van Kerstmis. Dat verzoek is gericht tot Burgemeester en Wethouders, daar een Raadsbesluit in dien zin toch vernietigd zou worden. Het gaat toch niet aan, dit verzoek van de hand te wijzen met een beroep op den Christenplicht. Indien men daarmede volstaat, zullen de aan staande Kerstdagen met niet minder ontbering doorgebracht worden, daar het niet te verwachten is, dat die Christenplicht ineens zoozeer in de practijk zal worden gebracht. Aan het geen de kerkbesturen op dit gebied nog wel eens doen, hebben degenen, die niet bij zoo'n kerk zijn aangesloten, niets. Waar Burgemeester en Wethouders adressanten er een verwijt van hebben gemaakt, dat zij de Kerstgave alleen hebben gevraagd voor de leden der vakvereenigingen, die bij de Steuncommissie en bij het Burgerlijk Armbestuur zijn ondergebracht, doet spreker opmerken, dat Burgemeester en Wethouders, als zij zulks wenschen, wel kunnen zorgen, dat ook de bedeelden van het Burgerlijk Armbestuur een extra uitkeering zullen krijgen. Toen indertijd de georganiseerde werkloozen een brandstolïentoeslag hebben ontvangen, hebben ook de bedeelden van het Burgerlijk Armbestuur daarvan geprofiteerd. Thans zou men op diezelfde wijze kunnen handelen. De heer Heemskerk is het volkomen met den Wethouder eens, dat in dezen veel aan de particuliere en kerkelij ke liefdadig heid moet worden overgelaten. Ook moet in het oog worden gehouden, dat vele vereenigingen en personen bij gelegenheid van deze Christelijke feestdagen veel doen voor de behoeftigen. Het argument, dat men voor godsdienstige bezwaren zou komen te staan, gaat niet op, omdat tal van vereenigingen, welke zich niet met godsdienstige zaken inlaten, eveneens op zulke dagen de minderbedeelden gedenken. Spreker zal meegaan met het afwijzend praeadvies van Burgemeester en Wethouders, ook omdat een eventueel Raads besluit tot het geven van een Kerstgave toch zou worden vernietigd, maar hij wil nog hierop wijzen, dat, waar in het adres wordt gevraagd de Kerstgave ook toe te kennen aan hen, die door het Burgerlijk Armbestuur worden ondersteund, de Raad daarover geen zeggenschap heeft. Het Burgerlijk Armbestuur kan, als het zulks wil, geheel zelfstandig een extra uitkeering geven. De heer van Rosmalen zegt, dat van de zijde van den Christelijken Nationalen Werkmansbond van hen, die met Kerstmis iets extra's krijgen, niet wordt geëischt, dat zij hun kerkelijke plichten zullen doen; een ieder mag dat doen op zijn wijze. Er is vanwege dezen Bond een fonds opgericht »Huip in Nood", waaruit de werkloozen en behoeftige leden een gift in natura krijgen, teneinde hun eenigermate tegemoet te komen in de extra kosten, welke dergelijke feestdagen meebrengen. Het ware wel gewenscht, dat al de organisatie's dat voorbeeld volgden. De heer Elkerbout zal tegen het afwijzend praeadvies Van Burgemeester en Wethouders stemmen. Vooreerst is in ver schillende andere gemeenten besloten een Kerstgave te geven en wordt het daar blijkbaar wel mogelijk geacht, dat de Kroon het daartoe strekkend Raadsbesluit zal goedkeuren, maar bovendien wil spreker naar aanleiding van het argument van den Wethouder, dat de menschen in dezen meer naar de Christelijke liefdadigheid van de verschillende kerkelijke gemeenten moeten worden verwezen, doen opmerken, dat, al mogen wellicht sommige kerkelijke gemeenten in dezen iets doen, andere dergelijke extra-uitkeeringen niet voor haar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 2