MAANDAG 22 DECEMBER 1924. 355 eenstemming met het tusschen de gemeente en den pachter gesloten contract en spreker kan dus namens Burgemeester en Wethouders niet anders voorstellen dan om het verzoek voor kennisgeving aan te nemen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem ming besloten het verzoek voor kennisgeving aan te nemen. De Voorzitter vraagt, of thans nog een der leden iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Groeneveld vraagt, hoe het staat met den voor genomen verkoop van gemeentegrond op den hoek van de Uoogewoerd en de Steenschuur. De vrijgekomen muur wordt met ontsierende reclame's bedekt en de ondernemers weten dus blijkbaar, dat de grond niet gauw verkocht zal worden. De heer Mulder zegt, dat die menschen weten, dat zij op de eerste aanzegging van Burgemeester en Wethouders die reclame's verwijderen moeten. Overigens is het tot overeen stemming komen omtrent den verkoop ook niet zoo gemakkelijk. De heer van Eck wenscht als vertegenwoordiger van een groot gedeelte van de Leidsche bevolking te protesteeren tegen het verbod van Allerzielen door den Voorzitter, hoewel deze daarvoor aan den Raad geen verantwoording schuldig is. Spreker acht dit verbod bekrompen, daar het stuk geen beleedigende strekking heeft, maar gebreken in de practijk van de Roomsch-Katholieke opvattingen in het licht wil stellen. De heer Spendei. verzoekt Burgemeester en Wethouders om benoemingen officiéél ter kennis van de Raadsleden te doen brengen. Dit kan zonder kosten gebeuren; dan behoeft men niet alles uit de courant te weten te komen. De Voorzitter ziet het nut van een dergelijke officiëele kennisgeving aan de Raadsleden persoonlijk niet in. De couranten zorgen zeer snel voor de publiceering en boven dien zou een dergelijke persoonlijke kennisgeving ook te duur worden. De heer Heemskerk zegt, dat bij de benoeming van een concierge aan een Hoogere Burgerschool velen gesolliciteerd hebben, die niet in aanmerking kwamen, omdat zij kleine kinderen hadden. Zou het geen aanbeveling verdienen om in de advertentiën eenige algemeene vereischten op te noemen, waardoor ook de taak van Burgemeester en Wethouders ver gemakkelijkt zou worden? De Voorzitter acht dit in het algemeen bezwaarlijk, daar de sollicitanten dit zelf wel begrijpen kunnen. De heer Heemskerk vestigt de aandacht van den Wethouder op het gevaarlijke punt aan de Spijkerboorsteeg. Spreker hoopt, dat bij het binnenkort te verwachten voorstel tot den aanleg van een nieuwe St. Nicolaasbrug, de leuning van die brug doorgetrokken zal worden tot aan het achteruiteinde van de kerk; vlak aan het water ligt tegenwoordig de uitgang van een vergaderlokaal, zoodat het wel eens weinig scheelt of de menschen loopen te water. De heer Mulder antwoordt, dat het college dat zal overwegen. De heer Eerdmans vraagt, of te verwachten is, dat de klok, die vroeger bij het Gangetje stond, zal terugkomen. De Voorzitter antwoordt bevestigend. De heer Eerdmans vestigt voorts de aandacht op den onhoudbaren toestand bij de Janvossenbrug. Op Vrijdag j.l. moesten de booten, die te 12 uur van de veemarkt vertrekken, daarvoor tot des avonds 8 uur liggen wachten eer ze er door konden, daar er een schip in vast zat. Die brug is te smal en moest maar afgebroken worden. De heer Mulder meent, dat de brug niet te smal is, maar dat de schepen te breed zijn. De heer van Stralen heeft vernomen, dat binnen eenige weken bij de Leidsche Tapijt- en Mattenfabriek een groot aantal arbeiders ontslagen zal worden voor eenige maanden wegens stagnatie in het bedrijf. Spreker wil vragen, of Burgemeester en Wethouders een poging willen doen bij die onderneming om voor die periode een wachtgeldregeling in het leven te roepen. Er is nog een crediet voor dit doel. De heer Sanders antwoordt, dat hij deze zaak onder de oogen zal zien. De heer van Hamel vestigt de aandacht op de absoluut onvoldoende verlichting van de Korevaarstraat, in het bijzon der het gedeelte bij de voormalige Jodenkerksteeg. Het is daar een zeer druk punt en een slechte verlichting levert gevaar op. De heer Sanders veronderstelt, dat de heer van Hamel niet in de laatste dagen daar ter plaatse geweest is, want er is sinds eenige dagen verbetering gekomen in de verlichting. De heer van Hamel acht die verbetering toch zeer gering. De Voorzitter zegt, dat binnenkort het bouwterrein daar verkocht zal worden en dat dan vanzelf' in den toestand zal voorzien worden. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter, na den leden een gelukkige en prettige Kerstmis en een zalig uiteinde toegewenscht te hebben, de vergadering. Buiten de agenda om werden nog behandeld: 1° een verzoek van het Plaatselijk Arbeidssecretariaat, om aan de werklooze arbeiders een extra-Kersttoelage uit te keeren (blz. 340); 2° een voorstel van Burgemeester en Wethoudersom beroep in te stellen bij de Koningin van de beschikking van Gedepu teerde Staten van Zuid-Holland d.d. 1 December 1924 op het beroep van een viertal schoolbesturen alhier tegen het Raads besluit van 14 Mei 1923, tot vaststelling van het gemeentelijk voorschot voor 1923 op de vergoeding, als bedoeld in art. 103, 3e lid der Lager Onderwijswet 1920, bij welke beschikking genoemd Raadsbesluit werd vernietigd (blz. 341); 3° een interpellatie van den heer van Eck in zake de samenstelling van de Commissie van Advies voor Sociale Zaken (blz. 352) 4° een verzoek van de werklieden, in dienst van den pachter van het baggerwerk, om in het pachtcontract een bepaling op te nemen, waarbij de pachter verplicht wordt voor alle verzuimdagen wegens storm, regen, sneeuw en dergelijke, het personeel minstens 50 pet. van het in het contract bepaalde loon uit te betalen (blz. 354). Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 17