350 MAANDAG 22 DECEMBER 1924. De Voorzitter zegt van den heer Wilbrink de volgende motie ontvangen te hebben: »De Raad noodigd Burgemeester en Wethouders uit een verordening te ontwerpen waarbij de aflevering van melk aan particulieren op Zondag wordt verboden". Spreker geeft den heer Wilbrink echter in overweging met het oog op het bepaalde in art. 166 der Gemeentewet achter »uit" in te voegen de woorden »de Commissie voor de Straf verordeningen te verzoeken" en bovendien in plaats van «aflevering" te lezen »bezorgihg" en achter «particulieren" in te lasschen de woorden «aan huis", zoodat de motie aldus komt te luiden «De Raad noodigd Burgemeester en Wethouders uit de Commissie voor de Strafverordeningen te verzoeken een ver ordening te ontwerpen, waarbij de bezorging van melk aan particulieren aan huis op Zondag wordt verboden." De heer Wilbrink wijzigt zijn motie in den door den Voor zitter aangegeven zin. De aldus gewijzigde motie wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van Stralen zegt, dat de genoemde bepalingen in de verordening van Haarlem zijn opgenomen, omdat, naar hij vernam, de melk, die daar verkocht wordt, uit het noorden van Noord-Holland komt; bij slecht weer komt de melk dan ook niet altijd op tijd in de stad aan. Hier in Leiden daaren tegen komt de melk uit de omgeving van de stad. Spreker zegt, dat de organisatie's niet bedoeld hebben verbod van den winkelverkoop; in Haarlem, waarheen zij verwijzen, is die ook niet verboden, maar alleen geregeld, hetgeen zij ook willen. De Voorzitter heeft dit laatste niet gezegd; hij heeft alleen gezegd, dat men, als men consequent wilde zijn, ook de win kels moest sluiten. De beraadslaging wordt gesloten. De gewijzigde motie van den heer Wilbrink wordt met 23 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Zuidema, Knuttel, Deumer, van Stralen, Kooistra, van Rosmalen, Oostdam, Baart, Huurman, Groeneveld, van Eek, Verweij, Dubbeldeman, Spendel, Heems kerk, Witmans, de dames Dietrichde Rooij en van Itallie—van Embden, de heeren Wilbrink, van der Reijden, Eikerbout, Wilmer en Mulder. Tegen stemmen: de heeren Sanders, Bergers, van Hamel, Coster, Eerdmans en Reimeringer. De Voorzitter zegt, dat tengevolge van deze beslissing het praeadvies van Burgemeester en Wethouders en het verzoek van den Centraler) Bond van Transportarbeiders als afgedaan worden beschouwd. (De heer Kooistra verlaat de vergadering). XXVII. Praeadvies op het verzoek van P. J. Ramaker, pachter van het recht van tolheffing aan de Leiderdorpsche brug, om schadeloosstelling en vermindering van de pachtsom. (Zie Ing. St. No. 335). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethou ders besloten. XXIX. Praeadvies op het voorstel van den heer Spendel, tot uitbreiding van de Politieverordening. (Zie Ing. St. No. 325.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Spendel had van het College wel een ietwat ander inzicht omtrent zijn voorstel verwacht. Het praeadvies is een star, koud stuk jurisme, dat alles bij elkaar haalt om den voorsteller gewoonweg af te maken, maar spreker meent, dat straks wel zal blijken, dat zijn voorstel toch nog niet zoo erg dom was en dat er ook anderen zijn, die precies zooals hij over deze quaestie denken. Spreker beschouwt dit praeadvies als een groote legkaart, waaraan de sluitsteen der werkelijkheid ontbreekt en acht de lengte ervan een bewijs van zwakheid, want als men met weinig woorden kan volstaan, gebruikt men er niet zooveel. Het is volgens Burgemeester en Wethouders een zwak woord, indien spreker zegt, zooals in zijn voorstel, dat ontrui ming kan worden gelast. Indien spreker nu eens had gezegd, dat die ontruiming moet worden gelast, zou hij daarover nog veel meer te hooren hebben gekregen, maar nu is het ook al niet goed. Sprekers voorstel is een gevolg van de onheusche manier, waarop hij, toen hij eenige ernstige vragen hieromtrent ge steld had, indertijd behandeld is. De Voorzitter heeft toen gezegd, dat het begrip «student" niet vaststond en heeft toen ook gezegd, dat eerst moest worden vastgelegd, wat men onder «relletjes" verstaat. Maar daarover bestaan toch wel algemeene begrippen! In het praeadvies worden de voorstellen op een voor den voorsteller zeer onaangenamen toon afgebroken. Men heeft daar alle mogelijke omschrijvingen uit alle mogelijke wetboeken gegeven, waarin reeds voorzien was in hetgeen spreker met zijn voorstel bedoelde. Het is spreker zeer tegengevallen, dat Burgemeester en Wethouders zich in geen enkel opzicht geroepen gevoeld hebben om te erkennen, dat er wat ontbreekt aan de houding, welke somwijlen door een zeker deel der burgerij wordt aangenomen tegenover het andere, rustige deel der burgerij. Men heelt, zij het bedekt, te kennen gegeven, dat sprekers bedoeling was om de politie een trap te geven, maar daar tegen moet hij ernstig protesteeren. Het is niet de bedoeling geweest om te zeggen, dat de politie tweeërlei uitlegging geeft aan de verordening. Spreker gunt alle pret en genoegens aan de studenten, wanneer het maar blijft binnen de perken, waarbinnen zich ook de andere burgers moeten houden, en spreker kan niet begrijpen, dat Burgemeester en Wethouders zich niet geroepen gevoelen om op eenigerlei wijze tegemoet te komen aan den voorsteller, die het toch goed meent met de studenten zelf, die ten slotte tegen zich zelf beschermd moeten worden. Hetgeen hier geschiedt kan vaak niet door den beugel, en het gaat niet aan, dat, wanneer een andere categorie van jonge menschen zou doen wat dikwijls de studeerende jeugd zich veroorlooft, tegenover hen een andere maatstaf wordt aangelegd. De heer Zuidema waardeert de bedoeling van den heer Spendel en is het ermede eens, dat het optreden van de studenten meermalen ergerlijk is. Dit is te erger, omdat het hier personen betreft, die de pretentie hebben door afkomst en ontwikkeling boven de massa te staan. Het optreden van de studenten, die voor een deel althans in de toekomst de leiders zullen zijn van het volk, hunne geldverkwisting en publieke baldadigheden maken een zeer slechten indruk, vooral wanneer men bedenkt, dat dergelijke dingen worden gezien door menschen, die zich het noodigste moeten ontzeggen. Spreker zou het zeer toejuichen, indien dit tegengegaan kon worden. Spreker kan niet bewijzen, dat de politie partijdig zou optreden, wanneer het studenten geldt. Maar de algemeene indruk is wel, dat als gewone burgers hetzelfde zouden doen als de studenten, zij op een zeer onaangename wijze met den rechter zouden kennis maken. Het spijt spreker, dat Burgemeester en Wethouders bij deze gelegenheid niet hun oordeel hebben uitgesproken over het optreden van de studenten, en dit te meer, omdat spreker mede van meening is, dat daarin niet door een speciale ver ordening kan worden voorzien. Laat de heer Spendel zijn voorstel intrekken en tevreden zijn met het behaalde succes, dat n.l. deze zaak in den Raad ter sprake is gebracht. De heer Dubbeldeman zegt, dat de heer Spendel met zijn voorstel 20 jaren te laat is gekomen en dat de studenten, op een enkele uitzondering na, tegenwoordig als gewone inwoners van Leiden beschouwd worden. Spreker adviseert den heer Spendel eveneens tot intrekking van zijn voorstel. De heer Wilbrink staat sympathiek tegenover de gedachte, die aan het voorstel van den heer Spendel ten grondslag ligt, maar zal er toch niet vóór stemmen, omdat hem uit het praeadvies van Burgemeester en Wethouders is gebleken, dat het voorstel overbodig is. Spreker constateert met ge noegen, dat men later niet kan zeggen, dat aan het soms meer dan ergerlijke optreden van de studenten niets te doen is en dat de politie daartegen wel degelijk kan optreden. De heer Wilmer kan zich ten volle vereenigen met de redenen, welke Burgemeester en Wethouders aanvoeren en welke zij hebben overgenomen van de Commissie voor de Strafverordeningen, om dit voorstel niet aan te nemen, maar tevens met hetgeen gezegd is door den heer Zuidema. Hetgeen deze gezegd heeft wordt ook buiten Leiden ge voeld, want in den laatsten tijd komt het hoe langer hoe meer voor, dat jongelieden uit vooraanstaande kringen in ons land, die te Leiden komen studeeren, geen lid worden van het Studentencorps, wat voorheen tot de hooge uitzon deringen behoorde. Meerdere ouders uit de hoogste kringen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 12