MAANDAG 22 DECEMBER 1924. 349 aan verbonden. Een van die voordeelen, reeds genoemd door de heeren Wilbrink en van Stralen, is, dat het particulier initiatief in deze reeds werkzaam is geweest en dat bet hier gaat om het geven van steun aan het particulier initiatief, dat anders schipbreuk zou lijden. Dergelijke verordening zou ook direct of indirect kunnen medewerken tot de Zondagsheiliging. Spreker kan zich dus niet vereenigen met het praeadvies. De heer Groeneveld zegt nooit des Zondags een melkboer aan huis gehad te hebben; toch is bij spreker, ook in den zomer, de melk niet bedorven. Zelfs indien dit het geval is, kan men nog melk halen of bij de buren leenen. Wat betreft de door het College naar voren gebrachte stagnatie door storm, enz., sprekers melkboer heeft zich nog nooit door storm noch sneeuw van het bezorgen laten weer houden. Die bezwaren zijn gezocht en niet in overeenstem ming met de practijk. Als er een aardbeving komt, zullen wel meerdere verordeningen niet worden gehandhaafd. Spreker beveelt het verzoek ter inwilliging aan. De Voorzitter zegt, dat alle thans aangevoerde bezwaren eigenlijk reeds zijn weerlegd in het uitvoerig praeadvies van Burgemeester en Wethouders. De heer Groeneveld schijnt de stukken niet gelezen te hebben; de zoo geestig door hem opgenoemde gevallen, waarin ontheffing van het verbod zou moeten plaats hebben en die Burgemeester en Wethouders in hun praeadvies vermelden, zijn aan het verzoek van adressant ontleend, die toch vraagt het verbod op dezelfde wijze te redigeeren als te Haarlem is geschied, waar in de door Burgemeester en Wethoudersin hun praeadvies genoemde gevallen ook ontheffing wordt verleend. Het verzoek vraagt dan ook wel degelijk om het verbod niet toe te passen ten aanzien van hotels, cafe's, restaurants, lunchrooms enz.; dit komt evenwel later aan de orde. Nu vraagt spreker: is in dit geval werkelijk dwang noodig en kan men deze kwestie niet aan de belanghebbenden zelf overlaten Het is toch een feit, dat de melkverkoop op Zondag hier niet zulk een grooten omvang heeft aangenomen, dat een verbod tot verkoop bij verordening gerechtvaardigd zou zijn, terwijl deze verordening ook overbodig zou zijn, omdat volgens den Hoogen Raad de détailverkoop van melk niet valt onder het verkoopen van de in art. 2 der Zondagswet genoemde «geringe eetwaren", zoodat hij, die des Zondags op straat melk uitstalt of verkoopt, zich reeds aan overtreding van de Zondagswet schuldig maakt. Alleen blijft dus nog de vraag over, of het gewenscht is, om ook het afleveren van de dagelijks benoodigde melk op Zondag bij verordening te verbieden. Spreker heeft eens geïnformeerd en heeft dienaangaande de volgende inlichtingen gekregen: »De verkoop van melk op Zondag beperkt zich tot de aflevering aan vaste klanten en dan nog slechts op warme zomerdagen. De toestand is thans zoo, dat de meeste melkleveranciers op Zondag geen melk bezorgen aan huis. Speciaal toezicht is gehouden of leveranciers ook verder gingen d. w. z. met melk ventten, doch hiervan is niets geconstateerd. Ik blijf van meening, dat de aflevering van melk op de wijze, zooals die tot nu toe plaats heeft, dus alleen in de morgenuren, niet moet worden tegengegaan. Voor ziekenhuizen, gestichten, bakkerijen, hotels, restaurants en lunchrooms zou toch een uitzondering moeten worden gemaakt en dan zouden nog tal van zieken, zwakken en kinderen worden gedupeerd, daar gelaten nog, dat op warme dagen aflevering mogelijk moet blijven voor gezinnen, die geen koele bewaarplaats hebben." Men zegt nu wel, dat iedereen een koele bewaarplaats heeft, maar waarom heeft men dan bijv. te Nijmegen, waar men een College van Burgemeester en Wethouders heeft, zooals de heer Wilbrink zich dat meer wenscht, bepaald, dat het verbod niet geldt gedurende de zomermaanden? De toestand is thans dezelfde als 3, 4 jaar geleden, maar het is den laatsten tijd een mode geworden om vaststelling van een dergelijke verordening te verzoeken. Zoo is het aan hangig verzoek afkomstig uit Rotterdam, en dan staat er bij namens de Afdeeling Leiden, de Secretaris, enz. Wanneer men te doen had met een euvel van bijzondere afmetingen, dan zou er aanleiding zijn van gemeentewege in te grijpen, maar dat is hier niet het geval. Spreker is voor Zondagsheiliging, maar hij vraagt, hoe men nu in eens over den op dit punt hier bestaanden toestand is komen te vallen. Vroeger, toen in Nederland de Calvi nistische vaderen het bewind voerden, heeft niemand ooit aan een dergelijk verbod gedacht, maar nu worden Burge meester en Wethouders plotseling lastig gevallen, alsof zij barbaren waren, niet omdat zij voorstellen een reeds bestaand verbod van verkoop op Zondag op te helïen, maar omdat zij niet dadelijk bereid zijn, om alle aflevering te verhinderen, daartoe door middel van een verordening dwang uit te oefenen. De melkbezorging op Zondag is hier sinds 5 jaren door belanghebbenden zeiven afgeschaft en daarin wenscht het College thans niet zoo maar ineens verandering te brengen. Spreker meerrt, dat alle leden eigenlijk hier op hetzelfde standpunt staan, namelijk dat niemand bij voorkeur op Zondag zich de melk zal laten thuis bezorgen, maar, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, moet voor noodzakelijke gevallen de mogelijkheid daartoe open staan. Men zegt wel, dat men dan de melk kan laten halen, maar hoe moet het gaan bijvoorbeeld in het geval, dat een moeder met een ziek kind zit en zij niemand heeft om de melk te halen? Men overdrijft hier zeer. Eigenlijk zou men consequent doorredeneerende moeten komen tot een algeheel verbod van eiken Zondagsarbeid. Maar degenen, die nu zoo voor het verbod van melkbezorging op Zondag zijn, maken geen bezwaar, dat bijvoorbeeld bij de Posterijen op Zondag wel gewerkt wordt, doordat zij hunne partijbladen gaarne op Zondag bezorgd willen hebben, wat spreker veel minder noodzakelijk acht dan dat in voorkomende gevallen melk bezorgd wordt. Indien men aan het verzoek van adressant voldoet, brengt dit eigenlijk geen verandering in den bestaanden toestand, daar het verzoek alleen vraagt den verkoop op Zondag te vei bieden, welke verkoop reeds door het arrest van den Hoogen Raad als een overtreding van de Zondagswet is ver klaard. Het verzoek is dus door adressant zeer weinig ernstig gemeend. Het gaat dan ook niet aan om Burgemeester en Wethouders, die het verzoek in ruimen zin hebben geïnter preteerd, te beschuldigen van lettèrknechterij. Men kan van meening verschillen, maar dat moet dan ook op een beleefde manier gezegd worden. Wil men allen Zondagsarbeid verbieden, dan moet men ook de Zondagsscholen en ook alle winkels sluiten. Het betreft hier een verbod, dat in de praktijk veel overlast zal veroorzaken. Gaat men, zooals verzocht wordt, uitzonderingen maken voor café's enz., dan moedigt men aan den eenen kant ontheiliging van den Zondag en arbeid op Zondag aan, terwijl aan den anderen kant de menschen, die de melk noodig hebben, in de verkrijging daarvan bemoeilijkt worden. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders is logisch en afdoende. Een verordening, zooals te Haarlem bestaat en zooals men hier ook wil hebben, die tevens de winkelsluiting op Zondag regelt, zou dwang invoeren voor iets, wat hier reeds lang uit vrijen wil van belanghebbenden besiaat. De heer Wilbrink zegt, dat hij een motie zal indienen, waarbij de Raad uitgenoodigd wordt een verordening te ont werpen, waarbij de bezorging van melk op Zondag bij parti culieren verboden is. De Voorzitter zegt, dat de Calvinistische vaderen er nooit aan gedacht hebben om een verordening vast te stellen, waarbij de verkoop van melk e. d. op Zondag verboden werd, maar die Calvinistische vaderen hebben vroeger hier niet het bewind gevoerd, in elk geval niet in den tijd, waarover spreker of de Voor zitter kunnen oordeelen; overigens mag toch gezegd worden, dat vroeger de Zondagsheiliging meer werd bevorderd dan tegenwoordig. Spreker staat op het standpunt, dat de over heid de Zoudagrust en de Zondagsheiliging zooveel mogelijk moet bevorderen, en daarom zal hij alles steunen wat daartoe kan medewerken. Wat betreft het voorbeeld, dat een moeder met een ziek kind alleen thuis is en melk noodig heeft, dat zal toch zelden voorkomen en anders zal er toch wel een van de buren zijn, die zou helpen. Als men zich voorstelt om regelingen te treffen, die abso luut afdoende zijn, dan komt er nooit iets tot stand. Het zou wellicht 20 jaren geleden niet mogelijk geweest zijn om derge lijke verordening hier burgerrecht te doen krijgen, maar nu hebben wij iets, wat in de maatschappij is gegroeid. Het is echter mogelijk, dat enkele personen, die de zaak willen saboteeren, het mooie werk, dat tot stand is gebracht, afbreken, en dan is het de taak van de overheid om dat particulier streven te hulp te komen. Het betreft geen hardhandig ingrijpen van de overheid in het gewone bedrijfsleven, maar een ingrijpen, dat bevestigt het goede, dat door onderlinge samenwerking van particuliere ondernemers is verkregen. Enkele onwilligen zijn in staat om de thans geldende rege ling in gevaar te brengen. Degenen, die vast in hunne schoenen staan, zullen zich niet door concurrentievrees laten leiden, maar het is te begrijpen, dat, als de boterham er mede ge moeid is, iemand, die niet zoo sterk staat, gaat wankelen. Indien de vader, die den band vormt in het huisgezin, niet bij zijn vrouw en kinderen kan zijn op Zondag, of pas laat uit zijn betrekking komt, verdwijnt het godsdienstig leven, vooral indien het reeds zwak is, geheel. Spreker heeft tegen het praeadvies van Burgemeester en Wethouders dan ook groote bezwaren van socialen en gods- dienstigen aard en beveelt zijn motie aan den Raad aan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 11