242 te zijn ingegaan 25 Augustus 1924, niet anders dan zeer bescheiden kan worden genoemd. dat hij dan zelf zal moeten leven van hetgeen de brug meer zal opbrengen dan per jaar 52 x 52.loon plus 650.pacht is 3354.hetgeen voorzeker geen vette boterham zal zijn. Eedenen waarom hij Uwe Eaad met de meeste beschei denheid doch niettemin met aandrang verzoekt. A. om hem wegens gemis van inkomsten als gemeld een schadeloosstelling toe te kennen van 3237.50. B. de onderhavige pachtsom met ingang van 25 Augustus 1924 te verminderen met 1200per jaar tot zoolang deze pacht volgens het bestaande contract voortduurt. Leiderdorp, 27 September 1924. P. J. Ramaker. N°. 336. Leiden, 15 December 1924. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van Mej. L. van den Brander bestaat bij ons College geen bezwaar. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan Mej. L. van den Brander eervol ontslag te verleenen uit hare betrekking van onderwijzeres aan de Opleidingsschool voor U. L. O. aan den Maresingel B. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 26 Nov. 1924. Eijnkade 2. Edelachtbare Heeren Ondergeteekende, onderwijzeres aan de opleidingsschool voor U. L. O. Maresingel B, Hoofd de Hr. W. v. d. Laan, heeft de eer U beleefd te verzoeken haar met ingang van 1 Jan. 1925 eervol ontslag te verleenen uit hare betrekking. Hoewel volgens verordening van den 30sten Juli 1923, houdende instructie voor het onderwijzend personeel in art. 19, is bepaald, dat een verzoek om ontslag ten minste 3 maanden voor den datum van ingang aan den Gemeenteraad moet wordeu ingezonden, zou zij gaarne zien, in verband met haar a.s. huwelijk en 't verkrijgen van een huis, dat in dit geval van bedoeld artikel werd afgeweken en aan haar verzoek kon worden voldaan. Zij heeft de eer te zijn Uwe U dienstw. dienar. L. v. D. Brander. Aan den Eaad der Gemeente Leiden. N°. 337. Leiden, 15 December 1924. Bij het maken van de plannen voor den bouw van het nieuwe politiebureau aan de Zonneveldstraat, is het wenschelijk gebleken, dat een betere grensscheiding tot stand komt tusschen den tuin van het perceel in de Nieuwsteeg No. 2 (Sectie G No. 713) en het na afbraak van de huizen aan de Zonneveldstraat en in de Gekroonde Liefdepoort vrijgekomen terrein, dat voor den bouw van het politiebureau bestemd is. Zooals toch uit de hierbij overgelegde teekening blijkt, is die grensafscheiding thans een onregelmatige lijn. De eigenaar van het perceel Nieuwsteeg No. 2 is nu bereid strookjes grond van zijn tuin aan de gemeente af te staan, in ruil tegen stukjes grond van ongeveer gelijke grootte van bedoeld bouwterrein, zoodat een rechte grens lijn kan worden verkregen, als op de teekening door de lijn A B in rooden inkt is aangegeven. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat tot deze ruiling van grond behoort te worden overgegaan. Dienovereenkomstig geven wij Uwe Vergadering in over weging te besluiten tot ruiling van eenige strookjes grond van het perceel Nieuwsteeg No. 2 (Sectie G No. 713) tegen aangrenzende strookjes grond van het terrein aan de Zonne veldstraat, bestemd voor den bouw van het politiebureau, wederzijds tot zoodanige oppervlakte, dat een onderlinge begrenzing der perceelen wordt verkregen als op de hierbij overgelegde teekening door de lijn A B met rooden inkt is aangegeven en zulks zonder bijbetaling van koopsom aan de eene of aan de andere zijde. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 338. Leiden, 15 December 1924. In het begeleidend schrijven tot de concept-begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1925 (Ingek. Stukken No. 244), werd in uitzicht gesteld, dat door ons College een voorstel zou worden gedaan tot afschaffing van de Zakelijke Belasting op het Bedrijf. Nu in Uwe Vergadering van 4 December j.l. de des betreffende begrootingspost, overeenkomstig ons voorstel, voor memorie is uitgetrokken, achten wij den tijd gekomen tot het indienen van vorenbedoeld voorstel. Met het oog op de afwikkeling van de nog loopende zaken, deze belasting betreffende, kan evenwel niet zonder meer tot intrekking van de belasting-verordening worden over gegaan. Ten einde echter de belastingheffing voor 1925 en volgende jaren achterwege te kunnen laten, kan met eene geringe wijziging van de belasting-verordening worden vol staan. Wij stellen Uwe Vergadering derhalve voor, over te gaan tot het vaststellen van de navolgende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de Verordening van 8 Augustus 1921 (Gem. Blad No. 21), op de heffing eener zakelijke belasting op het bedrijf, laatstelijk gewijzigd bij Verordening van 22 Januari 1923 (Gem. Blad No. 6). Eenig Aetikel. Aan artikel 14 van bovengenoemde verordening wordt een tweede lid toegevoegd, luidende: „Zij wordt voor het laatst toegepast over het belasting jaar 1924." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 339. Leiden, 15 December 1924. In het hierachter afgedrukt adres verzoekt D. Vlootman, beurtschipper, te Zaandam, U een onderzoek in te willen stellen in zake een aanvaring van zijn motorschip „De Gebroeders" met een der klappen van de Rijnbrug, alhier, en hem, zoo mogelijk, de schade, welke hij beweert dien tengevolge te hebben geleden, te willen vergoeden. Adressant omschrijft die beweerde schade als averij aan kleeden, hout en stukgoederen en stelt het bedrag daarvan op 100. Wij hebben in verband met dit adres een uitvoerig onderzoek naar het bewuste voorval ingesteld en leggen de daaromtrent uitgebrachte rapporten hiernevens over. Daaruit zal U blijken, dat de gemeente voor de bedoelde schade- varing geenszins aansprakelijk kan worden geacht, doch dat daarentegen het ongeval te wijten is aan den betrokken schipper, die in de gegeven omstandigheden niet met de noodige voorzorg heeft gevaren. Er is dan ook voor de gemeente niet de minste aanleiding, om tot vergoeding van eenige beweerde schade over te gaan, zoodat wij Uwe Ver gadering in overweging geven op het desbetreffend verzoek van D. Vlootman afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Den Edelachtbaren Eaad der Gemeente Leiden Ondergeteekende D. Vlootman, beurtschipper wonende te Zaandam, neemt beleefd de vrijheid u mede te deelen, dat zijn motorschip de Gebroeders op 27 October '24, geladen met stukgoederen en hout vanaf Zaandam naar Leiden voer, dat het schip ongeveer 6 uur n. m. in de Nieuwe Rijn voor de Eijnstraatbrug lag, dat de Eijnstraatbrug opgehaald werd door de brug wachter Smit, dat door het onhandig of verkeerd ophalen der brug, op het schip een averij werd gemaakt van 100.aan kleeden hout en stukgoederen, dat ondergeteekende gaarne zag dat de gemeente hem in deze kosten tegemoet kwam, dat hij zich heeft gewend tot den Havenmeester, doch door deze is afgewezen. Eeden: waarom hij zich tot U Edelachtbaren wendt met het eerbiedig verzoek de zaak grondig te willen onderzoe ken, en hem zoo mogelijk de schade te vergoeden. Het Welk doende D. Vlootman, Zaandam 8 November 1924.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 4