308
DINSDAG 2 DECEMBER 1924.
kind. Men moet alle elementen vermijden, welke de school
nog verder kunnen verontrusten.
De Voorzitter moet bij aanneming van het voorstel van
den heer Knuttel het beschouwen als een motie, die de
wenschelijkheid uitspreekt van het instellen van tandheelkundig
schooltoezicht, daar het volgens de begrootingsvoorschriften
niet mogelijk is voor een uitgave, waarvoor reeds een post
op de begrooting voorkomt, nog eens een memoriepost uit
te trekken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Knuttel wordt met 18 tegen 10
stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van Hamel, Coster, Wilbrink,
van Rosmalen, Huurman, Zuidema, Deumer, Spendel, Bergers,
Eerdmans, Oostdam, Wilmer, Mulder, Meijnen, Reimeringer,
Sanders, Heemskerk en van der Reijden.
Vóór stemmen: mevr. Dietrich-de Rooij, de heeren van
Stralen, Knuttel, Kooistra, Baart, Groeneveld, van den Heuvel,
Witmans, Verweij en Sijtsma.
(De heer Deumer was inmiddels in de vergadering terug
gekeerd, terwijl mevr. van Itallie-van Embden deze inmiddels
had verlaten.)
Volgnr. 111 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De volgnrs 112, 113 en 114, dit laatste met ƒ150.ver
hoogd in verband met de bij Raadsbesluit van 20 October
1924 toegekende subsidie aan de afdeeling Leiden van het
Nederlandsch Roomscb-Katholiek Huisvestingscomité, worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Op het nieuw ingevoegde volgnr. 114a, luidende: vHuur
van buitenwoningen voor zwakke gezinnen", wordt uitgetrokken
een bedrag vau 500.in verband met het Raadsbesluit van
10 November 1924, betreffende het aangaan van een overeen
komst met de vereeniging «Zomers Buiten", inzake het huren
van de aan die vereeniging toebehoorende en in Katwijk
gelegen huisjes, teneinde daarin zwakke gezinnen gedurende
eenigen tijd te doen verblijven.
Volgnr. 114a en de volgnrs 115 en 116 worden achtereen
volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
Bij volgnr. 117 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming besloten de subsidie aan de Vereeniging «Zuigelingen-
zorg" voor 1925 en volgende jaren te bepalen op 4600.--.
Volgnr. 117 en de volgnrs. 118 tot en met 120 worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 121, luidende: Speelterrein nabij
de Wilhelminabrug2050.
waarbij tevens in behandeling komt het voorstel van den
heer Verweij, luidende:
«De raad van oordeel, dat zoowel in het belang van de
veiligheid, als in dat van de opvoeding der jeugd, het
wenschelijk is, dat van gemeentewege meerdere speelterreinen
worden aangelegd, besluit, dat de gemeente den aanleg van
meerdere genoemde terreinen ter hand neemt."
De heer Verweij voert in de eerste plaats als argument
voor zijn voorstel aan, dat ten gevolge van de voortdurend
toenemende verkeersdrukte er meer gevaar ontstaat voor de
jeugd op straat.
Verder zal men, door de kinderen meer gelegenheid te
geven om op daarvoor bestemde terreinen te spelen, tegen
gaan allerlei ongerechtigheden van de jeugd, waarover nu
zoozeer geklaagd wordt.
In de derde plaats is het ook op grond van paedagogische
overwegingen goed om de kinderen in een behoorlijke omge
ving samen te brengen.
Men zou de vraag kunnen stellen, waarom spreker niet
heeft aangeduid de plaatsen, waar die speelterreinen aange
legd zouden moeten worden. Spreker heeft dat nagelaten,
omdat hij in deze rekent op de medewerking van het College,
op welks weg het meer ligt om daarnaar een onderzoek in
te stellen.
Spreker wijst er op, dat speelterreinen voor de drukke
volksbuurten aangelegd dienen te worden iu »de Kooi", en
Jd de 3 Octoberstraat, een stuk land, dat alleen dient voor
het wegwerpen van vuil en dan ook in een onoogelijken
toestand verkeert. Ook aan den Morschweg wordt een terrein
gevonden, dat met eenigen goeden wil gemakkelijk daarvoor
is in te richten.
De heer Knuttel sluit zich bij den heer Verweij aan en
zegt, dat speelterreinen, willen zij aan hun doel beantwoorden,
aan alle zijden van de stad, waar arbeiderswijken zijn, moeten
voorkomen. Één speelterrein aan den Rijndijk is te weinig.
De heer Mulder zegt, dat de quaestie van de speelterreinen
telkens aan de orde komt, maar ook altijd afstuit op de
financiëele offers.
Men wenscht nu speelterreinen in verschillende gedeelten
van de stad; spreker dacht, dat wandelen zulk een gezonde
sport was.
Bovendien krijgt de gemeente 1 Januari 1925 het speelter
rein aan de Wilhelminabrug ter beschikking, een zeer groot
terrein. Ook heelt de Leidsche IJsclub het terrein van de
ijsbaan nu ook des zomers in huur, welk veld voortaan ook
als speelterrein gebruikt zal worden. Onmiddellijk buiten
Leiden zijn ook vele terreinen, waar velen gebruik van maken.
Burgemeester en Wethouders ontraden dan ook dit plan
met het oog op de kosten.
De heer Knuttel wenscht te weten, hoe het zit met het
terrein van de IJsclub. Het bestuur van de IJsclub zal het
terrein willen verhuren aan een vereeniging of vereenigingen,
maar het is niet waarschijnlijk te achten, dat het de bedoe
ling is om het terrein als een openbaar speelterrein beschik
baar te stellen.
De Voorzitter ziet niet in, waarom alles van wege de
gemeente zou moeten geschieden. Er zijn vele vereenigingen, die
zelf voor een goedkoopen prijs een terrein huren, en verder
zijn er in den loop van den tijd ook van gemeentewege eenige
speelvelden ingericht. Nu is het zeker aangenamer, wanneer
er nog meer speelterreinen zijn, maar men moet ook op de
financiën letten. Er wordt regelmatig voortgegaan met het
inrichten van speelterreinen, maar wanneer dit voorstel werd
aangenomen, dan zou men daaraan onmiddellijk uitvoering
moeten geven, hoe bezwarend dit ook voor de gemeente-
financiën zou zijn.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Verweij wordt met 18 tegen 10
stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van Hamel, Coster, Wilbrink,
van Rosmalen, Huurman, Zuidema, Deumer, Spendel, Bergers,
Eerdmans, Oostdam, Wilmer, Mulder, Meijnen, Reimeringer,
Sanders, Heemskerk en van der Reijden.
Vóór stemmen: mevr. Dietrich—de Rooij, de heeren van
Stralen, Knuttel, Kooistra, Baart, Groeneveld, van den Heuvel,
Witmans, Verweij en Sijtsma.
Volgnr. 121 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
en volgnr. 122 zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Volgnr. 123 vervalt wegens overbrenging van den post
«Subsidie aan de afd. Leiden van den Ned. Bond voor Licha
melijke Opvoeding" van Hoofdstuk IV naar Hoofdstuk VIII, 16.
De volgnrs. 124 tot en met 128, 150 tot en met 175 en
175a worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 191, luidende^Jaarwedden vayi
het personeel ten dienste van het beheer der openbare werken
voor zoover niet onder de volgende volgnrs. begrepen f77984.—".
De heer Knuttel kan zich vereenigen met de opmerking
in het afdeelingsverslag die niet van hem afkomstig is
dat de salarieering van den bouwkundig-hoofdambtenaar te
laag is, gezien zijn belangrijke taak, en gezien het feit, dat
het bij diens eventueel vertrek moeilijk, zoo niet uiterst
onwaarschijnlijk zou zijn om op hetzelfde salaris iemand te
krijgen, die evenveel vakkennis en evenveel toewijding bezit.
Die opmerking is van verschillende kanten gekomen en
spreker had verwacht, dat in deze een voorstel zou zijn
gekomen.
Door Burgemeester en Wethouders is opgemerkt, dat de
salarieering van den bedoelden titularis verband houdt met
die van andere ambtenaren en dat er geen enkele aanleiding
bestaat om ter wille van één persoon in de bestaande loon
schalen verandering te brengen. Spreker wijst er op, dat kort
i