DINSDAG 2 DECEMBER 1924.
305
wordt beloond voor het slaan op de ruggen van de arbeiders.
Nu is het een feit, dat men daarmede heel gauw is. Voor
dien intensieven arbeid zal de politie nu beloond worden met
een verlenging van den arbeidstijd.
Nu is er gezegd, dat dit voorstel geen zin heeft. Spreker
weet ook, dat met dergelijk voorstel niets te bereiken is,
wanneer de Burgemeester niet bereid is om zich daarnaar te
gedragen, maar spreker heeft dit voorstel ingediend ten einde
de gelegenheid te hebben om in den Raad over dit punt te
kunnen spreken. Anders had de Voorzitter zeer gemakkelijk
kunnen zeggen: dat behoort hier niet en daarover kunt ge
niet spreken.
De Voorzitter komt tot een werktijd van 6£ uur per dag,
omdat hij de rusttijden niet mederekent, maar die redeneering
gaat niet op. Men is verplicht om gedurende die rusttijden
in de posthuizen te blijven; als zij er niet in behoefden te
blijven, dan zou men zich daarop kunnen beroepen.
Nu heeft de Voorzitter dien dienst uiteengezet, maar alleen
heeft hij vergeten om mede te deelen, dat er ook een werk
week is van ö6J uur. Dat betreft den A dienst, den G dienst,
den K dienst, enz. Dat zijn de nachtdiensten.
De Voorzitter zegt, dat het drieploegenstelsel bestaat. Ja,
gedeeltelijk; men neemt nu en dan één agent uit een groep
en brengt dien over naar een andere groep en daardoor moet
die persoon meer dienst praesteeren.
Nu is de rusttijd gewoonlijk een uur in een posthuis.
Spreker heeft gezegd: zij zijn in het posthuis verplicht
eventueel processen-verbaal op te maken, niet, dat zij dat
voortdurend moesten doen! Bovendien moeten zij, indien
noodig, assistentie verleenen. Die opgelegde rusturen vormen
even goed diensttijd als de uren, waarin zij de ronde doen.
De heer Sijtsma meent, vooral ook in vergelijking met het
overige gemeentepersoneel, dat men niet tot een 54-urige
werkweek mag overgaan. Het corps doet goed zijn plicht in
Leidenmen mag geen ontevredenheid verwekken. Het is wel
degelijk moeilijk werk, ook door nacht- en Zondagsdiensten.
Ook gedurende de rusttijden moeten zij in actie zijn. Bezui
niging is uitstekend, maar het is naar zijne overtuiging zonder
verlenging van den arbeidstijd met 6 manschappen minder
mogelijk om denzelfden dienst te behouden. Bovendien zou
door de nieuwe regeling het drieploegenstelsel goeddeels ver
loren gaanal kan volgens deskundigen dit wel geschikt worden,
als spreker de regeling wel begrijpt, zal dit met moeilijkheden
gepaard gaan. Spreker zou vooral op het kader bij de politie
willen bezuinigen. Waar de Voorzitter niet gedwongen kan
worden dit bedrag uit te geven, dat de heer Kooistra voorstelt
nog op de begrooting te brengen, stelt spreker een motie voor,
waarbij de wenschelijkheid wordt uitgesproken om den arbeids
tijd niet te verlengen. Het wordt den Burgemeester daardoor
gemakkelijker gemaakt en de bezwaren van de heeren Wilmer
c.s. worden er door ondervangen.
De Voorzitter zegt, een motie van den heer Sijtsma en
mevrouw van Itallievan Etnbden ontvangen te hebben,
luidende:
»De Raad van oordeel, dat het in verband met den aard
van den arbeid van de politie en vergeleken met den arbeids
duur van andere groepen van gemeente-ambtenaren niet
wenschelijk is voor de politie-ambtenaren de 54-urige werk
week in te voeren, noodigt den Burgemeester uit daartoe niet
te besluiten."
De motie van den heer Sijtsma en mevrouw van Itallie
van Embden wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien
een onderwerp van beraadslaging en stemming uit.
De heer Knuttel zal stemmen voor de motie-Sijtsma,
maar wil zich losmaken van diens beweegredenen. Die hoefden
er trouwens niet in. Spreker is alleen voor die motie, omdat
hij is tegen elke verlenging van den werktijd.
Spreker meent verder, dat, wanneer hier gesproken wordt
over de dienstregeling, er zeker wel bezuiniging wat betreft
manschappen verkregen kan worden bij de recherche, die in
een gemeente als Leiden niet zoo buitengewoon veel werk heeft.
De heer Bergers wil verklaren, dat hij na de zeer duidelijke
uiteenzetting van den Voorzitter, die de verzekering heeft
gegeven, dat de loonen zooveel mogelijk op hunne tegenwoor
dige hoogte gehandhaafd zullen worden en dat de Zondags
dienst niet verzwaard zal worden, zal stemmen tegen de uit
den Raad ingediende voorstellen.
De heer Wilmer meent, dat niemand, althans niet de
overgroote meerderheid van dezen Raad, betwijfelt, dat de
Voorzitter een goede gezindheid heeft ten opzichte van het
personeel der politie, en ook, voor zoover spreker bekend is,
twijfelt het politiepersoneel daaraan niet, al staan de bonden
op een ander standpunt wat betreft den arbeidstijd.
Het betreft hier een verschil van inzicht. Wellicht heeft
deze discussie dit nut, dat over de quaestie van beide kanten
nog eens nagedacht wordt.
Het heeft geen zin, al zou men zijn voor verkorting van
arbeidstijd, om mede te gaan met een van de beide voor
stellen. Op zich zelf heeft het geen nut, en bovendien, men
moet niet op dergelijke wijze trachten om het hoofd der
politie in een bepaalde richting te dwingen, een dwang, die
wellicht een tegenovergestelde uitwerking zou kunnen hebben.
De heer Kooistra heeft gesproken over de belooning, welke
hier de politie zou krijgen voor haar optreden, maar het is
wel een eigenaardige belooning, welke hier gegeven wordt
door den heer Kooistra. Deze komt met een voorstel, waarvan
het resultaat nihil zal zijn, en haalt verder door disqualifi-
ceerende uitdrukkingen de waardigheid van het politiecorps
zeer naar beneden.
De heer Baart acht het wel eenigszins bevreemdend, dat
de Voorzitter wil overgaan tot verlenging van den arbeidstijd
voor de politie. Uit het den Raadsleden toegezonden staatje
met gegevens omtrent diverse gemeenten van eenigen omvang
blijkt, dat men b.v. te Rotterdam heeft een werkweek van
44 uren, dus 40 uren minder dan hier.
De voorstanders van verlenging der werkweek zeggen: de
politie heeft zekere rusttijden en die moeten niet direct
beschouwd worden als werktijd.
Men kan toch niet iedereen, die niet direct werkzaamheden
verricht zooals een andere gemeentewerkman, een langeren
arbeidstijd geven! Een portier, die veelal zeer lichte werk
zaamheden verricht, kan men toch niet een veel langeren
arbeidstijd geven!
De heer Zuidema zegt, dat er niet veel processen-verbaal
worden opgemaakt. Maar er zijn zooveel dingen, die niet tot
een proces-verbaal leiden, waarvoor een agent toch van zijn
rust wordt afgehaald.
Er is verder geen reden om de arbeidsvoorwaarden te ver
slechteren, daar zij altijd extra werk hebben bij festiviteiten
en bijzondere gelegenheden, waarvan een ander vrij is, nog
daargelaten den Zondags- en nachtarbeid, die door deze groep
arbeiders wordt verricht.
De Voorzitter zegt, dat het loon niet verlaagd zal worden.
Maar 54 uren werken voor hetzelfde loon als waarvoor men
vroeger 51 uren werkte, komt practisch toch op loonsver
laging neder.
Spreker betwist, dat de toestand van de gemeentefinanciën
deze verslechtering van de arbeidsvoorwaarden wettigt, waar
door den arbeiders hun vrije tijd ontnomen wordt.
Het was te verwachten, dat de heer Wilmer en zijn mede
standers, hoewel zij als voorwendsel zeiden eerst het antwoord
van den Voorzitter te willen afwachten, reeds vast besloten
waren om met deze verslechtering mede te gaan en aldus
de Christelijke arbeiders in den steek te laten. Het kan voor
de Christelijk- en Roomseh-Katholiek-georganiseerde arbeiders
een les zijn, om er in 't vervolg rekening mede te houden,
en niet alleen op hun woorden af te gaan, maar op hun
daden te letten.
De heer Kooistra kan zich niet vereenigen met het betoog
van den heer Wilmer, dat het hier betreft een quaestie van
inzicht. Het is een quaestie van daad. De mensehen zullen
nu 54 uren per week moeten werkendaarmede is het afgeloopen.
Het is ook wel een quaestie van draai, dien men genomen
heeft en dat tracht men natuurlijk op alle mogelijke manieren
te verdoezelen. Het is niet voor de eerste maal, dat hier
deze comedie wordt opgevoerd; men heeft ook thans weder
te doen met die groote »maar"; de heeren Wilmer en Zuidema,
die eerst de 54-urige werkweek wel wat lang achtten, hebben
zich nu weder geheel teruggetrokken.
Sprekers voorstel zou geen effect hebben, maar laat de
heer Wilmer dan een voorstel doen, dat wel effect heeft. Het
is spreker te doen om een uitspraak in deze van den Raad
te krijgen.
De heer Wilmer moge draaien zooals hij wil, hij moge
zooveel komedie spelen als hij wil
De Voorzitter roept den heer Kooistra tot de orde. Dergelijke
uitdrukkingen zijn ontoelaatbaar.
De heer Kooistra neemt die uitdrukking terug en zegt,
dat men een zwenking maakt om te trachten zich voor zijne
kiezers aannemelijk te maken.
De heer Wilbrink heeft, alvorens zich in deze bespreking
te mengen, willen afwachten wat in eerste instantie in het
midden gebracht zou worden ten einde, na eerst van beide
zijden inlichtingen te hebben gekregen, zijne houding te bepalen.
Aanvankelijk had spreker wel eenig bezwaar tegen deze
verdere verlenging van den arbeidstijd voor de politie, maar
na de nadere toelichting van den Voorzitter moet spreker er-