302 DINSDAG 2 DECEMBER 1924.
De heer van Stralen erkent, dat hij niet gelezen heeft,
hetgeen de heer Huurman in tweede instantie heeft gezegd.
Maar spreker blijft er bij, dat de heer Huurman het met de
heeren Mulder en Sanders, die de verordering bestreden, niet
eens was. Hetgeen de heer Huurman in eerste instantie heeft
gesproken, wijkt af van hetgeen hij in tweede instantie heeft
gezegd. Spreker blijft meenen, dat de heer Huurman in korten
tijd van gedachten is veranderd bij deze zaak.
De Voorzitter verklaart het incident voor gesloten.
Het voorstel van den heer van Eek, luidende:
»De Raad van oordeel, dat het bedrag, hetwelk in Leiden
wordt afgetrokken voor noodzakelijk levensonderhoud bij den
aanslag in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen,
te laag is, verzoekt Burgemeester en Wethouders, ten einde
den Raad in staat te stellen een beslissing te nemen omtrent
de wenschelijkheid, dat het bedrag af te trekken voor nood
zakelijk levensonderhoud wordt verhoogd met twee honderd
gulden, te willen onderzoeken, welke gevolgen een dergelijke
verhooging zoude hebben voor de bedragen, waarvoor de
verschillende klassen der ingezetenen in de plaatselijke
belasting naar het inkomen zijn aangeslagen.",
wordt met 18 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van Hamel, Coster, Wilbrink,
van Rosmalen, Huurman, Zuidema, Deumer, Spendel, Bergers,
Eerdmans, Oostdam, Wilmer, Mulder, Meijnen, Reimeringer,
Sanders, Heemskerk en van der Reyden.
Vóór stemmenMevrouw Dietrichde Rooy, de heeren van
Stralen, Knuttel, Dubbeldeman, Kooistra, Baart, Groeneveld,
van den Heuvel, Witmans, mevrouw van ItallievanEmbden,
de heeren Verweij en Sijtsma.
Het voorstel van den heer van Eek, luidende:
»De Raad besluit, dat tot de vergaderingen der Raads
commissies, die thans geregeld worden bijgewoond door de
directeuren der bedrijven of diensten, ook toegang zal worden
verleend aan vertegenwoordigers gekozen door het in de
betreflende bedrijven of diensten werkzame personeel, en
verzoekt Burgemeester en Wethouders de daarvoor noodige
bepalingen te willen ontwerpen,",
wordt eveneens met 18 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van Hamel, Coster, Wilbrink,
van Rosmalen, Huurman, Zuidema, Deumer, Spendel, Bergers,
Eerdmans, Oostdam, Wilmer, Mulder, Meijnen, Reimeringer,
Sanders, Heemskerk en van der Reyden.
Vóór stemmen: mevr. Dietrichde Rooy, de heeren van
Stralen, Knuttel, Dubbeldeman, Kooistra, Baart, Groeneveld,
van den Heuvel, Witmans, mevr. van Itallievan Embden,
de heeren Verwey en Sijtsma.
De Voorzitter vraagt den heer Dubbeldeman, of deze na
het gesprokene bereid is om in te trekken zijn motie, luidende:
»Ue raad van oordeel:
dat er iets gedaan moet worden om de hooge huren, van
de woningen, gebouwd door de woningbouwvereenigingen te
verlagen.
Verzoeke B. en W. stappen te doen bij de Lands-regeering,
om gedaan te krijgen dat de annuiteiten worden verlengd."
Aanneming van deze motie zou niet het geringste nut
opleveren. Namens B. en W. kan spreker toezeggen, dat het
College bereid is te overwegen in hoeverre stappen zijn te doen,
welke tot een verlaging van de te hooge huren van de door
eenige woningbouwvereenigingen gebouwde woningen kunnen
leiden.
De heer Dubbeldeman verklaart zijne motie in te trekken.
Aangezien de motie van den heer Dubbeldeman is inge
trokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging of
stemming meer uit.
Het voorstel van den heer van den Heuvel, luidende:
»Ondergeteekende stelt voor te besluiten tot het instellen
van een permanente schoonheidscommissie,"
wordt in stemming gebracht en met 22 tegen 8 stemmen
verworpen.
Tegen stemmen: mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren
van Hamel, Coster, Wilbrink, van Rosmalen, Huurman,
Zuidema, Deumer, Witmans, Spendel, Bergers, Eerdmans,
mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Oostdam,
Wilmer, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, Heemskerk,
van der Reyden en Sijtsma.
Vóór stemmende heeren van Stralen, Knuttel, Dubbelde
man, Kooistra, Baart, Groeneveld, van den Heuvel en
Verweij.
Het voorstel van den heer van Stralen, luidende:
«Ondergeteekende stelt den Raad voor te besluiten tot de
invoering van het schriftelijk vragenrecht.",
wordt eveneens met 22 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren
van Hamel, Coster, Wilbrink, van Rosmalen, Huurman,
Zuidema, Deumer, Witmans, Spendel, Bergers, Eerdmans,
mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Oostdam,
Wilmer, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, Heemskerk,
van der Reijden en Sijtsma.
Vóór stemmen de heeren: van Stralen, Knuttel, Dubbelde
man, Kooistra, Baart, Groeneveld, van den Heuvel en Verweij.
De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders
voor om de motie van den heer Wilbrink, luidende:
»De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit die
maatregelen te nemen, welke noodig zijn om te komen tot
het opmaken van plannen benevens kostenberekening van
een haven met daaraan gelegen industrieterrein, en waarbij
dan tevens tot oplossing komt de kwestie van den grond
waterstand in de terreinen achter Mare- en Heerensingel.",
in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om
praeadvies.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
Naar aanleiding van de eveneens door den heer Wilbrink
ingediende motie, luidende:
»De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit te
komen met een plan of plannen tot straataanleg, waardoor
bouwgrond beschikbaar komt voor den bouw van arbeiders-
en burgerwoningen door particuliere ondernemers,"
vraagt de Voorzitter den heer Wilbrink, of het de be
doeling van zijn motie is, dat de prijs van het bouwterrein
verhoogd wordt met de kosten, die alsdan door de gemeente
voor den straataanleg zullen zijn besteed.
De heer Wilbrink antwoordt, dat dit de bedoeling is. Hij
bedoelt, dat de grond dan ongeveer tegen kostprijs wordt
afgestaan.
De Voorzitter meent, dat, nu de bedoeling is dat de ge
meente begint met de terreinen bouwrijp te maken en ze dan
te verkoopen tegen een prijs, waarin de kosten van straat
aanleg zijn begrepen, het gewenscht is om deze gewichtige
zaak nader onder de oogen te zien, en stelt daarom namens
Burgemeester en Wethouders voor, om ook deze motie in
hunne handen te stellen om praeadvies.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
De gewijzigde motie van den heer Knuttel, thans luidende:
»De Gemeenteraad van Leiden draagt B. en W. op een nieuwe
regeling te ontwerpen van het openbaar lager onderwijs, be
rustende op opheffing van het onderscheid tusschen de leer
plannen",
wordt ten slotte met 22 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: mevr. Dietrich—de Rooij, de heeren van
Hamel, Coster, Wilbrink, van Rosmalen, Huurman, Zuidema,
Deumer, Witmans, Spendel, Bergers, Eerdmans, mevr. van
Itallie—van Embden, de heeren üostdam, Wilmer, Mulder,
Meijnen, Reimeringer, Sanders, Heemskerk, van der Reijden
en Sijtsma.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Knuttel, Dubbelde
man, Kooistra, Baart, Groeneveld, van den Heuvel en Verweij.
Alsnu komen in behandeling de Uitgaven van den gewonen
dienst.
Volgnr. 4 en de volgnrs. 17 tot en met 22 worden achter
eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 23, luidende: y>Jaarwedden van
de ambtenaren en bedienden der gemeente-secretarieden con
cierge en de boden en van het kantoor van den Gemeente-ont
vanger f Ï39.826.
De heer Witmans wijst er op, dat reeds sinds geruimen tijd
een bode in tijdelijken dienst is en vraagt, of Burgemeester
en Wethouders nog niet den tijd gekomen achten om dien
ambtenaar in vasten dienst aan te stellen.